Hij ademde luid uit, keerde zich van de deur af en verstijfde van schrik toen het lichaam in de kist plotseling rechtop ging zitten. Het bewoog stijfjes... en vloeistof waarvan Yohji niet eens wilde weten wat het was sijpelde langs de zijkant van de kist naar beneden op de vloer. Door de schok reageerde hij traag toen het lichaam overeind kwam, naar hem uithaalde, en zijn tanden in zijn schouder zette.
Yohji viel om door de kracht van het lichaam en raakte in paniek toen de pijn in zijn nek explodeerde. Hij had zijn PPK laten vallen, dus gebruikte hij zijn vuisten om op het ding te beuken voor hij eindelijk in staat was om de tanden los te krijgen.
Hij greep zijn pistool van de grond en zag dat de draad van zijn oortje was doorgesneden, zodat hij Kotaro niet om hulp kon vragen... iets wat hij sowieso niet had kunnen doen als zijn partner midden in een eigen gevecht zat.
Het schepsel kwam weer op hem af en deze keer deed Yohji het enige wat hij kon bedenken... hij schreeuwde en rende als een bezetene.
De demon, die zag dat hij gestoord werd, zwaaide de kettingzaag onhandig naar Kotaro. Kotaro bukte om weg te duiken en liet zijn geweer vallen voor een veel effectiever wapen. Het enige probleem was om voorbij de kettingzaag te komen. Toen het monster zijn evenwicht hervond, ging dat ten koste van het leven van de vrouw. De kettingzaag sneed in haar middenrif en bleef hangen, waardoor het bloed overal terecht kwam.
Kotaro keek achterom om er zeker van te zijn dat Yohji uit het zicht was. Hij hief zijn hand op en wierp een blauw licht recht in de boze geest. De geest raakte in de war, tilde de kettingzaag op en richtte het blèrende apparaat op zichzelf. De zaag kwam in zijn schouder terecht, ging diagonaal richting zijn borst en kwam er aan de andere kant weer uit. Toen het hoofd van de demon en een arm de grond raakten, tikte Kotaro op zijn oortje.
"Yohji, ik heb hem te pakken," zei Kotaro en wachtte even voor hij fronste. "Yohji?"
De stilte was oorverdovend tot hij een doodsbange gil hoorde die hem veel deed denken aan de tekenfilmfiguur Johnny Bravo die erom bekend stond harder te gillen dan een stel meisjes die een gilwedstrijd hielden.
Kotaro zag plotseling Yohji voorbijrennen, langs hem heen, de volgende deur uit, zo snel dat hij een briesje veroorzaakte. Toen hoorde hij de misselijkmakende voetstappen die alleen door een bezeten lijk gemaakt konden worden. Hij versperde hem de weg en wachtte in stilte tot het naar hem toe zou komen.
Het ding strompelde de kamer binnen en stopte, oog in oog met de knappe detective. Kotaro's ijsblauwe ogen glinsterden van sadistische vreugde terwijl hij zijn handpalm in het gezicht van het monster ramde.
"Blijf liggen!" gromde Kotaro naar het bezeten lichaam dat nu een gat in zijn gezicht had, groot genoeg om zijn vuist door te steken. Hij draaide zich om en ging door de deur waar Yohji zich net door had teruggetrokken.
Yohji was niet eens langzamer gaan lopen toen hij Kotaro voorbij rende, omdat hij met alles in hem geloofde dat het dode lichaam hem nog steeds achtervolgde en vlak bij hem was. Het laatste wat hij wilde was door het hele spookhuis rennen, dus toen hij een gedeeltelijk verborgen deur zag, prees hij inwendig welke god er ook maar luisterde dat hij een uitgang had gevonden. Maar toen hij de deur opende, ging hij te snel en kon hij zichzelf niet op tijd tegenhouden.
Hij had een deur geopend met daarachter een trap naar beneden...Yohji schreeuwde opnieuw toen hij viel, de duisternis in.
Kotaro haalde Yohji in net toen zijn partner de deur opende en een vliegende sprong maakte... letterlijk.
Kotaro gebruikte zijn krachten en bewoog zich sneller dan de wind zelf. Hij ving Yohji op net voordat hij op het meedogenloze beton van de keldervloer terecht kwam. Hij hield hem tegen zich aan en merkte dat hij was flauwgevallen van de schrik... maar dat was het probleem niet. Het probleem was de enorme hap die het monster uit Yohji's schouder had genomen.
"Verdomme," riep Kotaro uit voordat hij op zijn oortje tikte. "Kamui, we hebben een probleem. Yohji is uitgeschakeld. Ik herhaal Yohji is..."
Hij kreeg de kans niet om zijn zin af te maken, omdat er een stel geesten uit een vrij groot gat in de muur kwamen. Kotaro gebruikte zijn scherpe zicht om langs hen heen in de ondergrondse tunnel te kijken, waarvan hij zeker was dat het de tunnel was waar Kamui het over had gehad, die het huis met de begraafplaats verbond.
"Kotaro?" antwoordde Kamui, "Suki!"
"Ik ben er mee bezig!" riep Suki die met hoge snelheid over de binnenwegen reed in de richting van het spookhuis. "Hebben we enig idee waar we mee te maken hebben?"
"Grafgeesten. Yuuhi's griezelige stem kwam over de intercom.
"Vuur. Je kunt ze doden met vuur," voegde Kamui er snel aan toe. Suki glimlachte toen ze de hoek om draaide en gierend tot stilstand kwam. Ze zette de Hummer in de parkeerstand, stapte uit en opende de achterdeur. Met een grote grijns op haar gezicht pakte ze de vlammenwerper uit de kofferbak en hees de benzinetank op haar rug.
Terwijl ze het ongewoon zware wapen vasthield, sprintte Suki naar de voorkant van het spookhuis.
Ze droeg groene militaire kleding, met gevechtslaarzen. Twee borstgordels met kogels liepen kruislings over haar borst en om haar middel zat een standaardriem met een zwaard- en mesholster op haar heup. Om haar hals hingen een paar dog tags met haar naam en een identificatienummer erop.
Ze droeg groene militaire kleding, met gevechtslaarzen. Twee borstgordels met kogels liepen kruislings over haar borst en om haar middel zat een standaardriem met een zwaard- en mesholster op haar heup. Om haar hals hingen een paar dog tags met haar naam en een identificatienummer erop.
De look werd afgemaakt met een bloedrode bandana om haar voorhoofd en haar haren hingen los en zwiepten om haar gezicht. Ze zag eruit alsof ze net van een slagveld kwam, wat als effect had dat bijna alle mannen naar haar staarden.
De kogels, het mes en de vlammenwerper zagen er nep uit voor Halloween, maar wat niemand wist was dat ze honderd procent echt waren.
"Jezus, Suki," fluisterde Kamui. " Kan het nog sadistischer?"
Suki grijnsde naar de camera die boven op het verkeerslicht op de hoek was gemonteerd. "Vind je het leuk?"
" Zeker weten!" riep Kamui uit. "Maar Shinbe zou het nog leuker vinden."
" Wat is er dan?" Shinbe's stem klonk over de zender, maar Suki negeerde hem terwijl ze naar de voordeur liep en er een harde trap tegenaan gaf. De deur vloog open en klapte tegen de muur.
"Oh niets," zei Kamui onschuldig. "Tenzij je het leuk vindt dat Suki er stoer uitziet terwijl ze een vlammenwerper vasthoudt en zoveel decolleté laat zien dat een playboymodel er nog verlegen van zou worden."
Suki negeerde ook die opmerking terwijl ze zich een weg baande dieper het spookhuis in. Ze zou die PC-nerd later wel krijgen. Ze liep door het gordijn, stapte over de dode grafgeest op de grond en trok haar neus op tegen de ander die in tweeën gesneden was.
"Ik zweer dat die twee agenten een grotere zooi maken dan een stel driejarigen bij het eten," mompelde ze. Haar lippen tuitten toen ze de dame op de tafel zag liggen. Toen ze door de kamer naar boven liep, merkte ze een open deur op aan de zijkant en een vreselijk kabaal vanuit de duisternis beneden. Met de vlammenwerper in haar hand liep Suki de trap af.
" op hoop van zegen," informeerde ze iedereen die luisterde.
Kotaro legde Yohji zachtjes tegen de onderste trede en draaide zich om naar de dodelijke menigte voor hem. Hij wilde hen weghouden van zijn gewonde partner en stormde naar voren. Het was alsof hij door dikke modder moest waden en zo rook het ook.
Pijn explodeerde in zijn rechterwang toen een van de lijken hem beet. Hij tilde degene die hem gebeten had op en slingerde hem over de anderen heen, terug in de richting van de tunnel, waarbij hij er nog meer omverliep die geprobeerd hadden de kelder binnen te komen.
Terwijl hij achter zich reikte, haalde Kotaro een mes met een lang lemmet uit de verborgen schede in de achterkant van zijn broek. Hij zwaaide zijn arm in een wijde boog terwijl hij het mes omhoog bracht, waardoor het vlees doorboord werd en zwart bloed overal heen spoot.
Hij schreeuwde het uit toen een ander stel tanden in zijn linkerarm beet en hij zijn mes in het hoofd van het monster stak. Een woeste grom barstte uit zijn keel toen hij er nog drie in zijn benen voelde bijten. Hij trok zijn zwaard terug, zwaaide opnieuw, en onthoofde de meest nabije grafgeest.
Een scherpe klik en luid gesis deden de monsters opkijken naar de trap en hij grijnsde naar de grafgeesten om hem heen.
" Heb je de barbecuesaus meegebracht?" vroeg hij aan de dame die nu ieders aandacht had.
*****
Darious stond in de achtertuin van het spookhuis met zijn ogen dicht, en was niet alleen getuige van het gevecht binnen, maar hoorde het ook. Hij had met het idee gespeeld om door het huis te gaan om de ondergrondse tunnels te bereiken, maar omdat hij wist dat dat hem zou vertragen, hield hij vast aan zijn oorspronkelijke plan.
De Bewakers konden voor zichzelf zorgen... net zoals ze hem dat lang geleden hadden laten doen.
Terwijl hij zijn gezichtsvermogen uit de kelder terugtrok, begroef Darious zijn haatgevoelens en dwong de waardeloze emoties opzij. Hij inhaleerde diep en rook de geur van de meesterdemonen achter de chaos... hij had ze eerder geroken. Helleheksen....mensen noemden ze gewoon heksen, maar hij wist wat ze waren en dat er vanavond drie van hen in de stad waren. Dat was niet zo vreemd, ze reisden meestal in groepen van drie.
Hij moest ze doden voordat de geesten terug zouden keren naar de hel waar ze thuishoorden.
Darious vond zonder problemen de richting en liep bijna onverschillig door de steegjes van de stad. Toen hij eenmaal het centrum had verlaten, werd hij al snel omringd door de geluiden van de nacht. In de donkere hoeken zaten demonen verstopt, die zijn naam spuwden en sisten als hij langsliep. Hij negeerde ze, in de wetenschap dat hij belangrijker dingen te doen had deze Allerheiligen.
Toen hij in de buurt van het kerkhof kwam, voelde Darious een maar al te bekende aanwezigheid en gromde. Het irriteerde hem dat de zwakste meester als eerste wakker was geworden, terwijl de echte dreiging nog ergens onder de stad lag te slapen.