Aan de andere kant van de open plek zag Kyra een cluster van ijzeren wagens met tralies. Tientallen uitgemergelde, wanhopige gezichten staarden hongerig door de tralies. Kyra realiseerde zich onmiddellijk wat er gaande was.
“De Vlammen,” siste ze naar Dierdre. “Ze brengen ze naar De Vlammen.”
Dierdre, die nog steeds een goede vier meter voor haar uit reed, vertraagde niet, haar ogen gefixeerd op de varkens aan het spit.
“Dierdre!” siste Kyra gealarmeerd. “We moeten hier onmiddellijk weg!”
Maar Dierdre luisterde nog steeds niet, en Kyra sloeg alle voorzichtigheid in de wind en stormde naar voren om haar terug te halen.
Ze was nog maar net bij haar, toen Kyra ineens iets vanuit haar ooghoeken zag bewegen. Op hetzelfde moment begonnen Leo en Andor te grommen – maar het was al te laat. Vanuit de bossen verscheen ineens een groep Pandesiaanse soldaten, dat een groot net voor hen uit spande.
Kyra draaide zich om en reikte instinctief naar haar staf, maar er was geen tijd meer. Voor ze ook maar kon bevatten wat er gebeurde, voelde Kyra het net op haar neer vallen, en ze besefte dat ze nu slaven van Pandesia waren.
HOOFDSTUK ZEVEN
Alec maaide wild met zijn armen om zich heen terwijl hij naar achteren viel. Hij voelde de koude wind langs zich heen gaan, en zijn maag draaide zich om terwijl hij op de grond en de troep Wilvox af stortte. Hij zag zijn leven voor zijn ogen voorbij flitsen. Hij was ontsnapt aan de giftige beet van het wezen in de boom, alleen om een zekere dood tegemoet te vallen. Ook Marco viel. Het was een schrale troost. Alec wilde zijn vriend ook niet zien sterven.
Alec voelde hoe hij ergens op viel, een doffe pijn in zijn rug, en hij verwachtte hoektanden in zijn vlees te voelen. Maar tot zijn verassing realiseerde hij zich dat het het gespierde lichaam van één van de Wilvox was dat onder hem kronkelde. Hij was zo snel gevallen dat de Wilvox geen tijd hadden gehad om te reageren, en hij was plat op zijn rug gevallen. De Wilvox had zijn val gebroken.
Er klonk een doffe bons naast hem, en Alec zag Marco op één van de andere Wilvox landen. Ook die ging tegen de grond. Dat liet alleen twee andere Wilvox over om het tegen op te nemen. Eén van hen sprong op Alec af en bracht zijn kaken naar Alecs onbedekte maag.
Alec, die nog steeds op zijn rug lag met de Wilvox onder hem, liet zijn instinct de overhand nemen. Terwijl het beest hem besprong, trok hij zijn benen op naar zijn hoofd. Het beest belandde boven op hem, en op dat moment gaf Alec met beide voeten een duw, en het beest vloog naar achteren.
Het kwam enkele meters verder in de sneeuw terecht, en dat gaf Alec wat tijd – en een tweede kans.
Op hetzelfde moment voelde Alec het beest onder hem vandaan krabbelen. Het bereidde zich voor om hem te bespringen, en Alec aarzelde geen seconde. Hij draaide snel om zijn as, sloeg zijn ene arm strak om de keel van het beest heen, en trok hem zo dicht tegen zich aan dat hij niet kon bijten. Hij kneep zo hard als hij kon. Het beest ging hevig tekeer in zijn houtgreep en probeerde wanhopig naar hem te bijten. Het kostte Alec al zijn kracht om het in bedwang te houden. Op de één of andere manier lukte het hem. Hij kneep harder en harder. Het beest trok weg en rolde door de sneeuw, en Alec hield zich vast en rolde mee.