Begeerd - Морган Райс 6 стр.


Maar hij had nog tijd. Hij zou zich eerst voeden, en dan ervoor zorgen dat hij voeten aan de grond zou krijgen. Plus, dat zijn plan al in gang was gezet. Voor dat hij Rome had verlaten had hij Sergei, zijn oude metgezel opgespoord, en hij had hem op voorhand naar hier gestuurd, als verkenner. Als alles volgens plan was gegaan, was Sergei hier al, en was hij hard aan het werk geweest, bij het uitvoeren van hun missie, door de coven van Aiden te infiltreren. Kyle zette een brede glimlach op. Er was niets waar hij meer van hield dan van een verrader, dan van een kleine wezel zoals Sergei. Hij was een nuttig klein speelgoedje geworden.

Kyle sprong van de trappen naar beneden zoals een schooljongen, vervuld van vreugde, en klaar om recht in de stad te duiken, om alles te nemen wat hij maar wilde.

Terwijl Kyle zijn weg vervolgde in de straat, werd hij benaderd door een kunstenaar die een doek en een penseel vasthield, en gebaarde dat hij Kyle toestemming vroeg om zijn portret te schilderen. Als er nu iets was waar Kyle een hekel aan had, dan was het iemand die zijn portret wilde tekenen. Hij was echter in zulk een goede bui, dat hij besloot om de man te laten leven.

Maar wanneer de man bleef aandringen, door Kyle op een agressieve manier te volgen, dreef hij het te ver. Kyle strekte zich uit, en greep naar zijn penseel, en stak het recht tussen de man zijn ogen. Een seconde later, viel de man dood neer.

Kyle nam het doek, en scheurde het stuk over zijn lijk.

Kyle vervolgde zijn weg, en was erg tevreden met zichzelf. Dit was al een goede nacht aan het worden.

Terwijl hij in een kasseisteegje liep, en naar het district ging dat hij zich herinnerde, begon alles er weer bekend uit te zien. Verschillende prostituees flankeerden de straten, en ze wenkten hem. Tezelfdertijd, strompelden twee grote mannen uit een bar, ze waren duidelijk dronken, en botsten hard op Kyle, omdat ze niet zagen waar ze naartoe gingen.

“Hee, idioot!” zo schreeuwde een van hen naar hem.

De andere draaide zich om naar Kyle. “Hee, eenoog!” riep hij. “Kijk eens uit waar je loopt!”

De grote man strekte zich uit om Kyle een harde stomp op zijn borst te geven.

Maar hij deed zijn ogen wijd open van verbazing wanneer zijn stop niet gewenste effect had. Kyle had helemaal geen krimp gegeven; het was net hetzelfde als een stenen muur proberen om te duwen.

Kyle schudde langzaam zijn hoofd, en verbaasde zich erover hoe dom deze mannen waren. Voor dat ze konden reageren, reikte hij naar achteren over zijn schouder, en trok hij zijn zwaard met een klinkend geluid, en in een zwierende beweging hakte hij allebei hun hoofden af, in een fractie van een seconde.

Hij keek met voldoening hoe hun hoofden rolden, en hoe allebei hun lichamen in elkaar begonnen te zakken totdat ze op de grond vielen. Hij stak zijn zwaard terug, en reikte naar het lijk zonder hoofd en trok het naar zich toe. Hij plantte zijn lange hoektanden recht in de open hals, en dronk gulzig terwijl het bloed alle kanten uit spoot.

Kyle kon het geschreeuw van de prostituees rond hem horen uitbarsten, toen ze zagen water er gebeurd was. Dit werd gevolgd door het geluid van slaande deuren en van sluitende vensterluiken.

De hele stad was al bang van hem, zo realiseerde hij zich.

Goed, dacht hij. Dit was het soort van welkom waar hij van hield.

HOOFDSTUK ZEVEN

Caitlin en Caleb vlogen in de vroege ochtend weg van Parijs, over het Franse platteland, zij hield zich stevig vast aan zijn rug, terwijl hij de lucht doorkliefde. Ze voelde zich sterker nu, en ze voelde dat als ze wilde vliegen, dat ze het kon. Maar ze wilde hem niet loslaten. Ze hield ervan om zijn lichaam te voelen. Ze wilde hem alleen maar vasthouden, te voelen hoe het was om weer met hem samen te zijn. Ze wist dat het gek was, maar na zolang gescheiden te zijn geweest, had ze angst dat als ze hem los zou laten, dat hij voor altijd weg zou vliegen.

Onder hen, bleef het landschap veranderen. Redelijk vlug verdween de stad uit het zicht, en het landschap veranderde in dichte bossen en glooiende heuvels. Dichter bij de stad, waren er de toevallige huizen en boerderijen. Maar hoe verder ze kwamen, hoe opener het landschap werd. Ze kwamen voorbij veld na veld, met glooiende weien, een schaarse boerderij, en grazende schapen. Rook steeg op uit schoorstenen, en zij kon raden dat mensen aan het koken waren. Waslijnen spreidden zich uit over gazons, en er hingen lakens aan. Het was een idyllisch gezicht, en de temperatuur in juli was net genoeg gedaald, zodat de koelere lucht, zeker zo hoog in de lucht, verfrissend was.

Na uren te hebben gevlogen, maakten ze een ronde bocht, en het nieuwe uitzicht was adembenemend voor Caitlin: daar, aan de horizon, blonk de zee, schitterend blauw, en de golven braken op een eindeloze, vlekkeloze kustlijn. Terwijl ze dichter kwamen, werd de hoogte groter, en glooiende heuvels, kwamen recht op de kustlijn uit.

Genesteld in de glooiende heuvels, tussen het lange gras, zag ze een enkel gebouw tegen de horizon. Het was een glorierijk, middeleeuws kasteel, ontworpen in een antieken leisteen, en bedekt met uitgewerkte beeldhouwwerken en waterspuwers. Het zat genesteld hoog op de heuvels, en bood een uitzicht over de zee, en werd omringd door velden vol wilde bloemen zover iemand met zijn eigen ogen kon zien. Het was adembenemend mooi, en Caitlin voelde zich alsof ze zich in een postkaart bevond.

Caitlin klopte van opwinding, terwijl ze zich afvroeg, en ze hoopte te dromen dat dit Caleb’s huis zou kunnen zijn. Ergens wist ze dat dit het was.

“Ja,” riep hij uit, over de wind, terwijl hij, zoals altijd, haar gedachten las. “Dit is het.”

Caitlin’s hart ging tekeer van plezier. Ze voelde zich zo opgewonden, en ze voelde zich zo sterk, ze was klaar om zelf te vliegen.

Plotseling sprong ze van Caleb’s rug af, en ze vloog door de lucht. Gedurende een ogenblik, was ze verschrikkelijk bang, en ze vroeg zich af of haar vleugels zich zouden ontvouwen. Een moment later, lukte het, en ondersteunden ze haar in de in de lucht.

Ze hield van het gevoel hoe de lucht erdoor stroomde. Het voelde goed aan om ze terug te hebben, om onafhankelijk te zijn. Ze steeg en daalde, om dan weer dicht bij Caleb op te duiken, en die glimlachte terug. Ze doken samen naar beneden, dan weer naar boven, en ze zwermden in en uit elkaars vluchtweg, soms raakten de tippen van hun vleugels elkaar.

Ze doken naar beneden als een, toen ze dichter bij het kasteel kwamen. Het zag er oud uit; het voelde uitgeleefd aan, maar niet op een slechte manier. Voor Caitlin, voelde het al zoals thuis aan.

Wanneer ze het allemaal in zich opnam, en het landschap bekeek, de glooiende heuvels, de oceaan in de verte, voelde ze, voor de eerste keer zolang ze zich kon herinneren, een gevoel van vrede over zich komen. Ze voelde zich, eindelijk, alsof ze thuis was. Ze zag haar leven samen met Caleb hier, terwijl ze samen leefden, en zelfs samen opnieuw aan een gezin begonnen, als dat mogelijk zou zijn. Ze zou zich gelukkig voelen om haar dagen hier met hem te slijten – en uiteindelijk, ten lange leste, zag ze niets dat hen in de weg stond.

*

Caitlin en Caleb landden samen voor zijn kasteel, en hij nam haar hand en leidde haar naar de voordeur. De eik was bedekt in een dikke laag stof en zeezout, en was duidelijk al jaren niet meer geopend geweest. Hij probeerde de deurknop. Hij zat op slot.

“Het is honderden jaren geleden,” zei hij. “Ik ben aangenaam verrast te ontdekken dat het nog altijd hier staat, dat het niet ten prooi gevallen is aan vandalen – dat het zelfs nog altijd op slot is. Er was ooit een sleutel…”

Hij reikte naar boven, hoog boven het kader van de deur, en voelde de nis boven de stenen boog. Hij liet zijn vingers op en neer glijden, en uiteindelijk stopte hij, en hij haalde er een lange zilveren loper uit.

Hij stak hem in het slot, en hij paste er perfect in. Hij draaide hem rond met een klik.

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar, en deed een stap zijwaarts. “Aan jou de eer,” zei hij.

Caitlin duwde op de zware middeleeuwse deur, en ze opende langzaam en krakend, de zoutkorsten vielen er ondertussen af in klompjes.

Ze liepen samen binnen. De inkomhal was schemerachtig, en bedolven onder spinnenwebben. De lucht was stil en klam, en het voelde aan alsof er al eeuwen niemand meer was binnengeweest. Ze keek naar boven naar de hoge, gebogen stenen muren, de stenen vloeren. Er waren lagen stof op alles, ook op de glazen ruiten, en dat hield een heleboel licht tegen, en dat deed het donkerder lijken dan het was.

“Langs hier,” zei Caleb.

Hij nam haar hand, en leidde haar langs een smalle gang, en het opende verder naar een grote hall, met hoge, gebogen vensters aan beide kanten. Hier was het veel lichter, zelfs met het stof. Hier stonden ook enkele overgebleven meubels: een lange middeleeuwse tafel omringd door rijkelijk versierde houten stoelen. In het midden stond een enorme, marmeren schoorsteenmantel, en een van de grootste openhaarden die Caitlin ooit gezien had. Het was ongelooflijk. Caitlin voelde zich alsof ze terug in de Cloisters (in New York) binnenwandelde.

“Ik liet het bouwen in de 12

de

“Je hebt hier gewoond?” vroeg Caitlin.

Hij knikte.

“Voor hoelang?”

Hij dacht na. “Niet langer dan een eeuw,” zei hij. “Misschien twee.”

Caitlin verwonderde zich, weer eens, over een grote periodes in tijd in de vampierenwereld.

Plots, maakte ze zich echter zorgen, wanneer ze aan iets anders dacht: had hij hier geleefd met een andere vrouw?

Ze had angst om dit te vragen.

Hij draaide zich plotseling om en keek haar aan.

“Nee, dat was niet het geval,” zei hij. “Ik woonde hier alleen. Dat kan ik je verzekeren. Je bent de eerste vrouw die ik hier ooit naartoe gebracht heb.”

Caitlin voelde zich opgelucht, hoewel ze in verlegenheid gebracht was, omdat haar gedachten gelezen werden.

“Komaan,” zei hij. “Langs hier.”

Hij leidde haar naar een draaitrap, en hij draaide en keerde, en ze kwamen uit op de eerste verdieping. Deze verdieping was veel lichter, met grote gebogen ramen, in elke richting, het zonlicht dat er volop binnenvalt, en dat de zee van op een afstand reflecteert. De kamers waren hier kleiner, intiemer. Er waren meer marmeren openhaarden, en terwijl Caitlin van kamer tot kamer zwierf, zag ze een groot hemelbed, dat een van de kamers helemaal domineerde. Chaise longues, en overgevulde fluwelen stoelen, waren verspreid over de andere kamers. Er waren geen tapijten, alleen een kale stenen vloer. Het was heel kaal. Maar mooi!

Hij leidde haar rond in een andere kamer, naar een stel enorme, glazen deuren. Ze waren bedekt geweest door zoveel stof, dat ze zelfs niet geweten had dat ze daar zaten. Hij ging er flink tegenaan, en wrikte hard tegen met sloten en deurknoppen, en uiteindelijk, openden ze zich met een knal en een stofwolk.

Hij stapte buiten, en Caitlin volgde.

Ze stapten buiten op een enorm, stenen terras, omkaderd door rijkelijk versierde leistenen reling met kolommen. Ze wandelden samen naar de rand, en bekeken het landschap van daaruit.

Van daaruit hadden ze een overweldigend uitzicht over het hele platteland, over de oceaan. Caitlin kon de golven horen neerslaan, en de zware zeelucht ruiken van de inkomende zeebries. Ze voelde zich alsof ze in de hemel was.

Als Caitlin zich ooit haar droomhuis voorgesteld had, dan zou dit het ongetwijfeld zijn. Het was stoffig, en het had de hand van een vrouw nodig, maar Caitlin wist dat ze het konden opkalefateren, om het in de originele staat terug te krijgen. Ze had het gevoel dat dit echt een plek was, die ze samen thuis zouden kunnen noemen.

“Ik was aan het denken over wat je zei,” zei hij, “de hele vlucht naar hier. Over ons en samen een leven opbouwen. Ik zou dat heel graag willen.”

Hij sloeg een arm om haar heen.

“Ik zou het leuk vinden dat je hier met mij zou wonen. Om ons leven opnieuw te laten beginnen. Precies hier. Het is hier stil, en veilig, en beschermd. Niemand weet van deze plek af. Niemand zal ons hier ooit vinden. Ik zie geen enkele reden waarom we hier ons leven niet veilig zouden kunnen leven, zoals gewone mensen,” zei hij. “Natuurlijk, er zal wel wat werk nodig zijn om het in orde te brengen. Maar ik wil het doen, als je dat wil.”

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar.

Zij glimlachte terug. Ze had nog nooit iets zo erg gewild in haar leven zoals dit.

Nog meer dan dat, het had haar erg geraakt dat hij haar uitgenodigd had om samen te leven met hem. Niets had meer betekend voor haar. De waarheid was, dat ze overal met hem had kunnen wonen, zelfs al was het een hut in de bossen.

“Ik zou graag willen,” antwoordde ze. “Ik wil alleen maar bij je zijn.”

Haar hart bonkte hevig, terwijl ze elkaar kusten, het geluid van de golven op de achtergrond, de oceaanbries die over hen aan kwam rollen.

Eindelijk, alles was weer terug perfect in haar wereld.

*

Caitlin was nog nooit zo gelukkig geweest toen ze door het huis zwierf, en van kamer tot kamer, ging met een poetsdoek in haar hand. Caleb was weggegaan, hij was op jacht gegaan, hij vond het spannend om voor hen beiden voor het avondeten te zorgen. Ze was opgetogen, omdat het haar de tijd gaf, om eventjes door het huis te wandelen, om het allemaal in haar op te nemen, alleen, en het te bekijken vanuit het oogpunt van een vrouw, om te bekijken hoe ze dingen kon herstellen, en het tot een thuis maken voor hen allebei. Ze wandelde door de kamers, ze opende de vensters, en liet de oceaanlucht binnen. Ze had een emmer en een vod gevonden en was naar de rivier gegaan die ze door de achtertuin had zien lopen, en was teruggekeerd met een overlopende emmer helemaal vol met water. Ze spoelde de vod in de rivier totdat ze zo schoon als mogelijk was. Ze had een grote krat gevonden om op te staan, en wanneer ze elk van de enorme, middeleeuwse vensters opende, stond ze op de krat en veegde ze iedere ruit. Er waren een paar vensters die gewoon te hoog voor haar waren om eraan te kunnen, en om deze te kunnen poetsen, activeerde ze haar vleugels, en fladderde ze hoog in de lucht en zweefde ze voor de ramen terwijl ze ze schoonmaakte.

Ze schrok van het verschil dat onmiddellijk merkbaar was. De kamer werd getransformeerd van donker, tot helemaal badend in het licht. Er moeten wel honderden jaren van aangekoekt stof en zout gezeten hebben aan de beide kanten van het glas. Inderdaad, enkel al ieder venster openen was een taak op zichzelf, omdat het haar al haar kracht kostte, om ze los te trekken en ze te bevrijden van roest en puin.

Caitlin keek voorzichtig, en was vol bewondering voor het vakmanschap van iedere venster. Iedere vensterruit was verschillende centimeters dik, en het ontwerp ervan was uitzonderlijk mooi. Soms was het glas was getint, ander was helder, en nog andere hadden de lichtste tint van kleur. Terwijl ze elke ruit poetste, kon ze bijna de dankbaarheid van het huis voelen, terwijl het langzaam, centimeter per centimeter, terug tot leven kwam.

Caitlin had eindelijk gedaan, en controleerde het nog eens. Ze was gechoqueerd. Wat voordien een donkere, ongezellige kamer was geweest, was nu een ongelooflijke zonovergoten kamer, met uitzicht op de oceaan.

Caitlin bekommerde zich vervolgens over de vloeren, en ging op haar handen en knieën zitten, en ging voetje per voetje aan het schrobben. Ze keek met voldoening toe wanneer centimeters dik vuil loskwam, en de mooie enorme stenen erdoor begonnen te schijnen.

Nadien ging ze naar de enorme marmeren schoorsteenmantel, en veegde ze het stof van jaren af. Dan nam ze de enorme, rijkelijk versierde spiegel erboven onder handen, en ze veegde hem schoon tot hij helemaal blonk. Ze was teleurgesteld dat ze nog altijd haar spiegelbeeld niet kon zien – maar ze wist dat er weinig was dat ze daaraan kon doen.

Назад Дальше