Alles op alles - Джек Марс 4 стр.


Ezatullah liep naar hem toe en schoot hem in zijn achterhoofd.

“Geloof me, ik deed hem een gunst,” had hij gezegd.

Nu reed het busje door een tunnel. De tunnel was lang en smal en donker, boven hen flitste de oranje verlichting voorbij. Het licht van de voorbijflitsende straatlampen maakte Eldrick duizelig.

“Laat me eruit!” schreeuwde hij. “Laat me eruit! Laat me -”

Ezatullah draaide zich om. Hij hield zijn pistool vast en richtte het op Eldricks hoofd.

“Kop dicht! Ik ben aan de telefoon.”

Ezatullah’s gezicht, met het litteken dwars over zijn wang, bloosde. Hij was aan het zweten.

“Schiet je me dood net zoals Bibi?”

“Ibrahim was mijn vriend,” zei Ezatullah. “Ik doodde hem uit barmhartigheid. Jou dood ik om je eindelijk stil te krijgen.” Hij duwde de loop van het pistool tegen Eldricks voorhoofd.

“Schiet. Het kan me niet schelen.” Eldrick sloot zijn ogen.

Toen hij ze weer opendeed, had Ezatullah zich weer omgedraaid. Ze waren nog steeds in de tunnel. Het licht werd hem teveel. Plotseling stroomde een golf van misselijkheid door Eldrick heen en hij begon te kokhalzen. Zijn maag verkrampte en hij voelde brandend maagzuur in zijn keel. Hij boog voorover en gaf over tussen zijn schoenen op de vloer van het busje.

Na een paar seconden dreef de stank omhoog in zijn gezicht, hij kokhalsde weer.

Oh God, bad hij stilletjes. Laat me alstublieft doodgaan.

Hoofdstuk 7

05:33 uur

East Harlem, een wijk in Manhattan


Luke hield zijn adem in. Hij hield niet van lawaai en er kwam een enorm lawaai op hem af. Hij stond helemaal stil in het zwakke licht van het appartementencomplex in Harlem. Zijn revolver was getrokken, hij stond met zijn rug tegen de muur. Achter hem stond Ed Newsam in praktisch dezelfde houding. Voor hen in de smalle gang stonden zes mannen van het SWAT-team, de elite politie-eenheid die in uitzonderlijke situaties ingeroepen wordt. De mannen van het Special Weapons and Tactics-team droegen helmen en kogelvrije vesten. Ze stonden aan beide kanten van de voordeur van het appartement.

Het gebouw was doodstil. Stofdeeltjes hingen in de lucht. Net ervoor had een kleine robot een minuscule camera onder de deur laten glijden om te kijken of er explosieven aan de andere kant van de deur zaten.

Negatief, waarop de robot zich teruggetrokken had.

Twee mannen van het SWAT-team stapten naar voren met een zware stormram. Het was een zogenaamd zwaaimodel waarbij aan iedere zijde een agent de handgreep vasthield. Ze maakten geen geluid. De leider van het SWAT-team hield zijn vuist omhoog. Zijn wijsvinger stak op.

Dat was één.

Middelvinger. Twee.

Ringvinger…

De twee mannen zwaaiden de stormram van achter naar voren. BOEM!

De deur sloeg naar binnen en de rammers doken terug. De andere vier stormden schreeuwend binnen: “Op de vloer! Op de vloer! Op de VLOER!”

Ergens op de gang begon een kindje te huilen. Deuren gingen open, hoofden gluurden naar buiten en doken dan weer snel naar binnen. Ze waren het gewend. Af en toe kwam de politie en brak de deur van een van de buren open.

Luke en Ed wachtten ongeveer dertig seconden totdat SWAT het appartement veilig verklaard had. Het lichaam lag op de vloer van de woonkamer, precies zoals Luke had verwacht. Hij keek er nauwelijks naar.

“Is de kust veilig?” vroeg hij aan de leider van het team. De man keek Luke kort aan. Ze hadden een korte discussie gehad toen Luke dit team bevelen had gegeven. Deze mannen waren NYPD. Ze waren geen marionetten die van jan en alleman bevelen aannamen. En dat wilden ze Luke duidelijk maken. Luke had daar normaal gesproken begrip voor, maar een terreuraanslag was een uitzonderlijke situatie.

“De kust is veilig,” zei de teamleider. “Dat is waarschijnlijk je verdachte.”

“Bedankt,” zei Luke.

De man haalde zijn schouders op en keek weg.

Ed knielde bij het lichaam. Hij had een vingerafdrukscanner bij zich. Hij nam afdrukken van drie van de vingers.

“Wat denk je, Ed?”

Hij haalde zijn schouders op. “Ik heb Ken Bryants afdrukken van de politiedatabank op dit apparaat gedownload. We weten snel of hij het is. Maar je kunt duidelijk sporen van wurging en zwelling zien. Het lichaam is nog enigszins warm. Rigor mortis is ingetreden maar nog niet compleet. De vingers beginnen blauw te worden. Ik zou zeggen dat hij op dezelfde manier is overleden als de bewakers van het ziekenhuis, door wurging, ongeveer acht tot twaalf uur geleden.”

Hij wierp een blik op Luke. Zijn ogen twinkelden. “Als je z’n broek omlaagtrekt dan kan ik een rectale temperatuurmeting nemen en zo de tijd van overlijden nauwkeuriger vaststellen.”

Luke glimlachte en schudde zijn hoofd. “Nee, dank je. Acht tot twaalf uur is prima. Maar, is hij het?”

Ed keek naar zijn scanner. “Bryant? Ja, hij is het.”

Luke pakte zijn telefoon en belde Trudy. De telefoon ging over. Een, twee, drie keer. Luke keek rond in het trieste appartement. De meubels in de woonkamer waren oud en versleten. De vulling van de bank puilde uit de leuningen. Een versleten tapijt lag op de grond. Lege verpakkingen van afhaalmaaltijden en plastic bestek lagen verspreid over de tafel. Zware zwarte gordijnen waren vastgespijkerd voor de ramen.

Trudy antwoordde, alert, bijna melodieus. “Luke,” zei ze. “Ons laatste contact was net een halfuur geleden.”

“Ik wil praten over de vermiste klusjesman.”

“Ken Bryant,” zei ze.

“Juist. Hij is niet meer vermist. Newsam en ik staan in zijn appartement. We hebben hem geïdentificeerd. Hij stierf ongeveer acht tot twaalf uur geleden. Gewurgd, net als de bewakers.”

“Oké,” zei ze.

“Ik wil dat je al zijn bankrekeningen doorneemt. Zijn salaris van het ziekenhuis werd  waarschijnlijk door een directe storting op zijn rekening gestort. Begin daarmee en werk vanuit daar verder.”

“Eh, maar daarvoor heb ik een bevelschrift nodig.”

Luke dacht even na. Hij begreep haar aarzeling. Trudy was een goede agent. Ze was ook jong en ambitieus. De regels overtreden had al menig agent een veelbelovende carrière gekost. Maar niet altijd. Soms leidde het negeren van de regels juist tot een vervroegde promotie. Afhankelijk van welke regels het waren en wat het resultaat was.

“Is Swann bij jou?” vroeg hij.

“Ja.”

“Dan heb je geen bevelschrift nodig.”

Ze antwoordde niet.

“Trudy?”

“Ik ben er nog.”

“We hebben geen tijd om een bevelschrift aan te vragen. Er staan levens op spel.”

“Is Bryant een verdachte in dit onderzoek?”

“Hij is een persoon van belang. Hoe dan ook, hij is dood. We zullen amper zijn rechten overtreden.”

“Klopt het dat ik dit bevel van jou krijg, Luke?”

“Dit is een direct bevel,” zei hij. “Dit is mijn verantwoordelijkheid. En als je het hogerop wilt zoeken, dan zeg ik je nu dat je baan ervan afhangt. Je doet wat ik zeg of ik begin een tuchtprocedure. Is dat begrepen?”

Ze klonk humeurig, bijna als een kind. “Oké dan.”

“Goed. Wanneer je zijn rekening doorneemt, let dan op zaken die afwijken van normaal. Geld dat er niet thuishoort. Grote stortingen of grote geldopnames. Digitale overboekingen. Of misschien heeft hij een spaarrekening of investeringen die gekoppeld zijn aan de rekening. Kijk deze ook door. We hebben hier te maken met een ex-gevangene met een voorwaardelijke baan. Hij kan niet rijk zijn. Als hij dat wel is, dan wil ik weten waar dat geld vandaan komt.”

“Oké, Luke.”

Hij twijfelde. “Hoe gaat het met de nummerplaten?”

“We doen het zo snel mogelijk,” zei ze. “We bekijken de opnames van vannacht van Fifth Avenue, 96th Street, van Fifth Avenue en 94th Street en nog een paar andere in de wijk. We achterhalen momenteel ongeveer 198 voertuigen waarvan 46 met hoge prioriteit. Ik verwacht een eerste rapport van het hoofdkantoor over ongeveer een kwartier.”

Luke keek naar zijn horloge. Er was weinig tijd. “Oké, goed werk. We zullen zo snel mogelijk komen.”

“Luke?”

“Ja.”

“Het is overal op het nieuws. Er zijn drie live uitzendingen en op alle drie is dit het nieuws.”

Hij knikte. “Dat dacht ik al.”

Ze ging verder. “De burgemeester doet om zes uur vanochtend een mededeling. Het lijkt erop dat hij iedereen zal oproepen om vandaag thuis te blijven.”

“Iedereen?”

“Hij wil dat iedereen die niet per se  naar Manhattan hoeft te gaan, wegblijft. Alle kantoormedewerkers, al het schoonmaakpersoneel en alle winkelmedewerkers. Alle schoolkinderen en leraren. Hij gaat vijf miljoen mensen voorstellen om een dag vrij te nemen.”

Luke deed zijn hand voor zijn mond. Hij haalde adem. “Dat zal het moreel veel goed doen,” zei hij. “Als iedereen in New York thuis blijft dan vallen de terroristen misschien wel Philadelphia aan.”

Hoofdstuk 8

05:45 uur

Baltimore, Maryland – ten zuiden van de Fort McHenry Tunnel


Eldrick stond in zijn eentje, ongeveer tien meter van het busje vandaan. Hij had zojuist weer overgegeven. Het was alleen nog maar wat maagzuur en bloed. Het bloed maakte hem ongerust. Hij was nog steeds duizelig, koortsachtig en rood aangelopen maar er was niets meer in zijn maag, de misselijkheid was bijna weg. Het allerbeste was dat hij eindelijk uit het busje was.

Ergens aan de vervuilde horizon werd de hemel lichter met een bleke, geelachtige kleur. Hier beneden was het nog donker. Ze stonden geparkeerd op een verlaten parkeerplaats langs een troosteloze oever. Twintig verdiepingen boven hun hoofden was een viaduct. Dichtbij hen was een industrieel gebouw van bakstenen met twee schoorstenen. De ramen waren alleen nog maar zwarte gaten, net als dode ogen. Om het hele gebouw was een hek met prikkeldraad en waarschuwingsborden om de tien meter: VERBODEN TOEGANG. Er was een gat in het hek dat duidelijk zichtbaar was. De omgeving van het gebouw was overwoekerd met onkruid en struiken.

Hij keek naar Ezatullah en Momo. Ezatullah haalde een grote sticker met het logo van Wasserij Dun-Rite van het busje. Hij droeg het naar de oever en gooide het in het water. Daarna kwam hij terug en haalde de andere er ook af. Eldrick had zich niet gerealiseerd dat de stickers eraf gehaald konden worden. Ondertussen zat Momo met een schroevendraaier geknield voor het busje. Hij haalde de oude nummerplaat eraf en verving het door een nieuwe. Daarna deed hij hetzelfde met de nummerplaat aan de achterkant.

Ezatullah maakte een gebaar naar het busje. “Voilà!” zei hij. “Een totaal andere auto. Probeer me nu maar eens te vangen, Uncle Sam.” Ezatullahs gezicht was felrood en zweterig. Hij had een piepende ademhaling en zijn ogen waren bloeddoorlopen.

Eldrick keek naar de omgeving. Ezatullahs fysieke staat had hem op een idee gebracht. Het idee flitste door zijn gedachten, het verscheen en verdween in een oogwenk. Het was de veiligste manier van denken. Mensen konden gedachten lezen door iemands ogen.

“Waar zijn we?” vroeg hij.

“Baltimore,” zei Ezatullah. “Nog een van jullie geweldige Amerikaanse steden. En een prettige plek om te wonen, kan ik me voorstellen. Lage criminaliteit, mooie natuur, en de inwoners zijn allemaal gezond en rijk, iedereen is jaloers op hen.”

’s Nachts had Eldrick geijld. Hij was een paar keer bewusteloos geraakt. Daarom had hij geen enkel besef van tijd of plaats, maar dat ze zo ver gekomen waren daar had hij geen idee van.

“Baltimore? Waarom zijn we hier?”

Ezatullah haalde zijn schouders op. “We zijn op weg naar onze nieuwe bestemming.”

“Is het doel hier?”

Nu glimlachte Ezatullah. De lach leek misplaatst op zijn door straling vergiftigde gezicht. Hij leek de dood zelf wel. Met een bevende hand gaf hij Eldrick een vriendelijke klap op de schouder.

“Het spijt me dat ik boos op je was, broeder. Je hebt goed werk verricht. Je hebt alles geleverd wat je beloofd had. Met de wil van Allah, hoop ik dat dit de dag is dat je naar het paradijs vertrekt. Maar niet met mijn hulp.”

Eldrick staarde alleen maar naar hem.

Ezatullah schudde zijn hoofd. “Nee. Niet Baltimore. We reizen richting het zuiden om een aanslag te plegen die de lijdende massa’s wereldwijd veel plezier zal doen. We duiken het hol van de Duivel zelf binnen en hakken het hoofd van het beest met eigen handen af.”

Eldrick voelde een koude rilling door zijn hele bovenlichaam gaan. Zijn armen kregen plotseling kippenvel. Hij merkte dat zijn shirt helemaal nat was van zijn zweet. Hij was helemaal niet blij met wat hij hoorde. Als ze richting het zuiden reden en ze waren nu in Baltimore dan was de volgende stad…

“Washington,” zei hij.

“Ja.”

Ezatullah glimlachte weer. Nu was de glimlach glorieus, als van een heilige die aan de poorten van de hemel stond en klaar was om toe te treden.

“Doodt het hoofd en het lichaam volgt.”

Eldrick kon het in de ogen van Ezatullah zien. De man had zijn verstand verloren. Misschien kwam het door de ziekte of misschien door iets anders maar hij kon niet meer helder denken. De hele tijd was het plan geweest om het materiaal te stelen en het busje naar de South Bronx te brengen. Het was een gevaarlijke klus, bijna onmogelijk om uit te voeren maar het was hen gelukt. En nu had degene die de leiding had het plan veranderd of erover gelogen vanaf het begin. Nu waren ze onderweg naar Washington in een radioactief busje. En waarvoor? Ezatullah was een ervaren jihadi. Hij moest toch weten dat waar hij op zinspeelde onmogelijk was. Wat ze ook van plan waren, Eldrick wist dat ze absoluut geen kans hadden. Hij zag het voor zich, het busje doorzeefd met kogelgaten, driehonderd meter van het hek van het Witte Huis, het Pentagon of het Capitool.

Dit was geen zelfmoordmissie. Het was helemaal geen missie. Het was een politiek statement.

“Maak je geen zorgen,” zei Ezatullah. “Wees blij. Je bent uitverkoren en krijgt de hoogste eer. Het zal ons lukken, ook al kun je het je nu niet voorstellen. En hoe, dat zal je tegen die tijd duidelijk worden.” Hij draaide zich om en opende de schuifdeur aan de zijkant van het busje.

Eldrick keek naar Momo. Hij was bijna klaar met de nummerplaat aan de achterkant van het busje. Momo had al een tijdje niet gesproken. Hij voelde zich waarschijnlijk ook niet goed.

Eldrick deed een stap naar achteren, toen nog één. Ezatullah was bezig met iets in het busje. Hij stond met de rug naar Eldrick toe gedraaid. Het grappige van dit moment was dat een kans als deze zich misschien nooit meer zou voordoen. Eldrick stond op een enorme open plek en niemand keek naar hem.

Eldrick had op school atletiek gedaan en hij was een goede hardloper. Hij herinnerde zich het publiek in 168th Street Armory, in Manhattan, de score op het grote bord, de zoemer die afging. Hij herinnerde zich die knoop in zijn maag net voor een wedstrijd en de ongelooflijke snelheid op de nieuwe atletiekbaan, als een slanke zwarte gazelle, hoe hij zich afzette, zijn ellebogen hoog, en hij zo snel rende dat het een droom leek.

In al die jaren daarna had Eldrick nooit meer zo snel gerend als toen. Maar misschien, met een laatste uitbarsting van energie en een ‘alles of niets’-houding, kon hij even snel rennen als toen. Twijfelen had geen zin en er langer over nadenken ook niet.

Hij draaide zich om en begon te rennen.

Een seconde later hoorde hij Momo’s roepen: “EZA!”

Toen iets in Farsi.

Het verlaten gebouw lag vlak voor hem. De misselijkheid kwam keihard terug. Hij kokhalsde, bloed spatte op zijn hemd, maar hij bleef doorrennen. Hij was al buiten adem. Hij hoorde een klik die klonk als een nietmachine. Het echode vaag tegen de muren van het gebouw. Ezatullah was aan het schieten, natuurlijk. Zijn revolver had een geluiddemper.

Назад Дальше