De haren in haar nek gingen recht overeind staan terwijl ze zich ineens realiseerde wat er gebeurde. De McClouds sloten iedereen in de eetzaal op—en ze gingen er vandoor. Ze zag hoe ze fakkels van de muren grepen, en haar ogen sperden zich open. Ze besefte vol afschuw dat de McClouds op het punt stonden om de eetzaal in brand te steken, terwijl iedereen erin zat opgesloten—zelfs hun eigen mensen.
Luanda had beter moeten weten. De McClouds waren meedogenloos, en ze zouden alles doen om te winnen.
Luanda keek om zich heen, en zag dat er één deur was die nog niet gebarricadeerd was.
Luanda brak los uit het gevecht en sprintte op de deur af terwijl ze de vechtende mannen uit de weg duwde. Ze zag een McCloud die ook op de deur afrende, en ze ging sneller rennen, vastberaden om eerder bij de deur te komen dan hij.
De McCloud zag Luanda niet aankomen terwijl hij de deur bereikte en een dikke houten balk greep om de deur te barricaderen. Luanda viel hem van opzij aan, hief haar dolk en stak hem in zijn rug.
De McCloud schreeuwde het uit, kromde zijn rug, en liet zich op de grond vallen.
Luanda greep de balk vast, rukte hem van de deur af, gooide de deur open en rende naar buiten.
Buiten moesten haar ogen even wennen aan de duisternis. Luanda keek naar links en rechts en zag dat de McClouds zich buiten de eetzaal hadden opgesteld, hun fakkels klaar om de boel in de fik te steken. Luanda werd overspoeld door een golf van paniek. Ze kon het niet laten gebeuren.
Luanda draaide zich om, rende terug de eetzaal in, greep Bronson, en sleurde hem weg van het gevecht.
“De McClouds!” gilde ze. “Ze staan op het punt om de eetzaal in brand te steken! Help me! Haal iedereen naar buiten! NU!”
Bronsons ogen sperden zich wijd open van angst, en zonder te aarzelen draaide hij zich om. Hij rende naar de MacGil leiders en trok hen bij het gevecht vandaan terwijl hij naar hen schreeuwde en naar de open deur gebaarde. Ze kregen door wat er aan de hand was en begonnen orders naar hun mannen te roepen.
Luanda keek opgelucht toe hoe de MacGil mannen zich losmaakten uit het gevecht en richting de open deur renden.
Terwijl ze zich aan het organiseren waren, verspilden Luanda en Bronson geen seconde. Ze renden naar de deur toe, tot Luanda tot haar afschuw zag hoe er een andere McCloud naar toe rende en probeerde de deur te barricaderen. Ze dacht niet dat ze hem nog een keer kon inhalen.
Maar Bronson was al in actie gekomen; hij hief zijn zwaard, en wierp hem.
Het zwaard vloog door de lucht en boorde zich in de rug van de McCloud.
De krijger schreeuwde het uit en zakte op de grond in elkaar, en Bronson wist de deur nog maar het op tijd open te gooien.
Tientallen MacGils stormden door de open deur, en Luanda en Bronson renden achter hen aan.
De MacGils stroomden de eetzaal uit, en de McClouds keken verbaasd toe terwijl ze zich afvroegen waarom hun vijanden zich zo plotseling hadden teruggetrokken.
Zodra ze allemaal buiten waren, sloeg Luanda de deur dicht. Samen met een aantal anderen barricadeerden ze de deur van buiten af, zodat er geen McClouds konden volgen.
De McClouds die buiten de eetzaal stonden hadden hen inmiddels in de gaten gekregen. Ze lieten hun fakkels vallen en trokken hun zwaarden.
Maar Bronson en de anderen gaven hen de kans niet om eerst aan te vallen. Ze renden naar de McCloud soldaten toe en doodden hen voor ze door hadden wat er gebeurde. De meeste McClouds waren nog steeds binnen, en de enkele tientallen die buiten stonden maakten geen schijn van kans tegen de golf van woedende MacGils. Spoedig waren alle McClouds die buiten stonden afgemaakt.
Luanda stond daar, met Bronson aan haar zijde, hijgend. De MacGils waren allemaal dolblij dat ze nog leefden. Ze keken Luanda vol respect aan, wetend dat ze haar hun levens verschuldigd waren.
Terwijl ze daar stonden, begonnen de McClouds in de eetzaal op de deuren te bonken in een poging om eruit te komen. De MacGils wisten niet wat ze moesten doen en keken Bronson onzeker aan.
“Je moet een einde maken aan de opstand,” zei Luanda krachtdadig. “Je moet ze met dezelfde wreedheid behandelen waarmee ze van plan waren jou te behandelen.”
Bronson keek haar twijfelend aan.
“Hun plan heeft niet gewerkt,” zei hij. “Ze zitten daar vast. Gevangen. We zullen ze arresteren.”
Luanda schudde heftig haar hoofd.
“NEE!” schreeuwde ze. “Deze mannen beschouwen jou als hun leider. Dit is een wrede plek. We zijn niet in het Koninklijk Hof. Wreedheid heerst hier. Wreedheid eist respect. Die mannen daarbinnen kunnen niet in leven gelaten worden. Er moet een voorbeeld gesteld worden!”
Bronson snoof ontzet.
“Wat zeg je nu?” vroeg hij. “Dat we hen levend laten verbranden? Dat we hen afslachten zoals ze met ons van plan waren?”
Luanda klemde haar kaken op elkaar.
“Als je het niet doet, let op mijn woorden: op een dag zullen ze je vermoorden.”
De MacGil mannen verzamelden zich om hen heen en sloegen hun onenigheid zwijgend gade. Luanda stond daar, ziedend van woede. Ze hield van Bronson—hij had tenslotte haar leven gered. En toch haatte ze hoe zwak en naïef hij kon zijn.
Luanda had genoeg van mannen die slechte beslissingen namen. Ze verlangde ernaar om zelf te regeren; ze wist dat ze het beter zou doen dan hen allemaal. Soms, wist ze, was er een vrouw nodig om in een mannenwereld te heersen.
Luanda, die was verbannen en haar hele leven al gemarginaliseerd was, kon niet langer vanaf de zijlijn toekijken. Tenslotte was het dankzij haar dat deze mannen nu nog leefden. En ze was de dochter van een Koning—een eerstgeboren dochter nog wel.
Bronson stond daar, twijfelend, en Luanda kon zien dat hij geen actie zou ondernemen.
Ze kon het niet langer verdragen. Luanda slaakte een kreet van frustratie, rende naar voren, griste een fakkel uit de hand van een bediende, en terwijl alle mannen haar verbijsterd toekeken, rende ze langs hen heen, en wierp de fakkel.
De fakkel verlichtte de nacht. Hij vloog hoog door de lucht en belandde op de top van het rieten dak van de eetzaal.
Luanda keek tevreden toe terwijl de vlammen zich begonnen te verspreiden.
De MacGils om haar heen begonnen schreeuwend haar voorbeeld te volgen. Ze gooiden allemaal fakkels het dak op, en al spoedig resen de vlammen hoog de lucht in. De hitte werd steeds intenser en verlichtte de nacht. Binnen enkele momenten stond de eetzaal in lichterlaaie.
Het geschreeuw van de McClouds die binnen vast zaten sneed door de nacht. Luanda stond daar, kil, hard, genadeloos, haar handen op haar heupen, en keek tevreden toe.
Ze draaide zich om naar Bronson, wiens mond openhing van de shock.
“Dat,” zei ze uitdagend, “is wat het betekent om te regeren.”
HOOFDSTUK DRIE
Reece liep naast Stara. Hun handen zwaaiden langs hun zij en raakten elkaar steeds lichtjes aan, maar ze hielden elkaars handen niet vast. Ze liepen door eindeloze bloemenvelden, barstend van kleur, en hadden een indrukwekkend uitzicht over de Hoge Eilanden. Ze liepen zwijgend, en Reece werd overweldigd door tegenstrijdige emoties; hij wist nauwelijks wat hij moest zeggen.
Reece dacht terug aan dat noodlottige moment bij het bergmeer, waar hun blikken elkaar ontmoet hadden. Hij had zijn entourage weggestuurd. Hij had tijd alleen met haar nodig. Ze waren met tegenzin vertrokken—vooral Matus, die hun geschiedenis maar al te goed kende—maar Reece had erop gestaan. Stara was als een magneet. Ze trok Reece naar zich toe, en hij wilde niemand anders om zich heen hebben. Hij had tijd nodig om met haar te praten, om te begrijpen waarom ze hem met die zelfde liefdevolle blik aan keek. Om te begrijpen of dit echt was.
Reece’ hart bonsde terwijl hij liep. Hij wist niet waar hij moest beginnen. Zijn rationele zelf schreeuwde naar hem dat hij zich moest omdraaien en wegrennen om zover mogelijk bij Stara vandaan te komen, dat hij de volgende boot terug naar het vasteland moest nemen en nooit meer aan haar moest denken. Dat hij naar huis moest gaan, naar zijn aanstaande vrouw die trouw op hem wachtte. Tenslotte hield Selese van hem, en hij van haar. En hun bruiloft was al over een paar dagen.
Reece wist dat dit het meest verstandige was om te doen. Het juiste om te doen.
Maar dat logische deel van hem werd overweldigd door zijn emoties, door een passie die hij niet kon controleren, een passie die weigerde ondergeschikt te zijn aan zijn rationele zelf. Het was die passie die hem dwong om hier bij Stara te blijven en met haar door deze velden te wandelen. Het was het onbedwingbare deel van hemzelf dat hij nooit had begrepen, dat hem zijn hele leven had gedreven om impulsieve dingen te doen, om zijn hart te volgen. Het had hem niet altijd naar de beste beslissingen geleidt. Maar er zat een sterke passie in hem, en hij was niet altijd in staat om het onder controle te houden.
Terwijl Reece naast Stara liep, vroeg hij zich af of zij dezelfde gevoelens had als hij. Haar hand streek even langs de zijne, en hij dacht een klein glimlachje rond haar mondhoeken te zien spelen. Maar ze was lastig te peilen—dat was ze altijd al geweest. Hij herinnerde zich de eerste keer dat ze elkaar hadden ontmoet, toen ze nog kinderen waren. Hij herinnerde zich dat hij niet in staat was geweest om te bewegen, dat hij dagenlang aan niets anders had kunnen denken dan aan haar. Er was iets aan haar heldere ogen, iets aan de manier waarop ze zich gedroeg, zo trots en nobel, als een wolf, dat betoverend was.
Ze hadden geweten dat een relatie tussen neef en nicht verboden was. Maar het had hen nooit iets gedaan. Er was iets tussen hen, iets dat zo sterk was, te sterk, iets dat hen naar elkaar toe trok, ongeacht wat de wereld er van dacht. Ze waren onmiddellijk elkaars beste vrienden geworden, en hadden sindsdien altijd elkaars gezelschap verkozen boven dat van hun andere neven en nichten en vrienden. Reece had elke seconde met haar doorgebracht, elke keer dat ze de Hoge Eilanden hadden bezocht; en zij was net zo gek op hem geweest. Ze had dagen achter elkaar op het strand gewacht tot zijn boot arriveerde.
In het begin waren ze alleen elkaars beste vrienden geweest. Maar toen ze ouder waren, op een noodlottige nacht onder de sterren, was dat allemaal veranderd. Ondanks het feit dat het verboden was, was hun vriendschap veranderd in iets sterkers, iets dat groter was dan zij zelf, en geen van beiden was in staat geweest zich er tegen te verzetten.
Reece had elke keer de Eilanden dromend over Stara verlaten. Hij was depressief geworden en had maandenlang slapeloze nachten gehad. Hij had haar gezicht elke nacht voor zich gezien, en gewenst dat er geen oceaan en geen familiewet tussen hen lag.
Reece wist dat zij hetzelfde voelde; hij had talloze brieven van haar ontvangen, bezorgd door een leger van valken, waarin ze haar liefde voor hem verklaarde. Hij had haar teruggeschreven, al dan niet zo welsprekend als zij.
De dag dat de twee MacGil families ruzie kregen, was één van de meest verschrikkelijke dagen van zijn leven geweest. Het was de dag dat Tirus’ oudste zoon was gestorven, vergiftigd door hetzelfde vergif dat Tirus voor Reece zijn vader had bedoeld. Desalniettemin gaf Tirus Koning MacGil de schuld. De ruzie begon, en het was die dag dat Reece’ hart—en dat van Stara—was gebroken. Zijn vader was machtig, en die van Stara ook, en ze hadden hen verboden om ooit nog met iemand van de andere MacGils te communiceren. Ze waren er nooit meer teruggekeerd, en Reece had slapeloze nachten gehad, zoekend naar een manier waarop hij Stara weer kon zien. Hij kon uit haar brieven opmaken dat zij hem ook miste.
Op een dag waren er ineens geen brieven meer gekomen. Reece had het vermoeden dat ze op de één of andere manier waren onderschept, maar hij had het nooit zeker geweten. Hij vermoedde dat zijn brieven haar ook niet meer bereikten. De maanden gingen voorbij, en Reece, die niet in staat was om door te gaan, moest de pijnlijke beslissing nemen om gedachten aan haar uit zijn hoofd te zetten. Stara’s gezicht was op de meest onmogelijk momenten in zijn hoofd opgedoken, en hij was nooit opgehouden met zich af te vragen wat er van haar terecht was gekomen. Dacht zij ook nog steeds aan hem? Was ze met iemand anders getrouwd?
Nu hij haar weer zag, kwam alles in volle hevigheid terug. Reece besefte dat het nog brandde, alsof hij nooit van haar zijde was geweken. Ze was nu een oudere, vollere, zelfs nog mooiere versie van zichzelf. Ze was een vrouw. En haar blik was nog meer hypnotiserend dan ooit. Reece zag liefde in die blik, en hij voelde dat zij hetzelfde voor hem voelde als hij voor haar.
Reece wilde aan Selese denken. Hij was haar dat verschuldigd. Maar hoe hard hij het ook probeerde, het was onmogelijk.
Reece liep zwijgend met Stara over de richel van de berg. Ze wisten allebei niet wat ze moesten zeggen. Waar konden ze in vredesnaam beginnen om de ruimte van al die verloren jaren in te vullen?
“Ik hoor dat je spoedig zult trouwen,” verbrak Stara ineens de stilte.
Reece voelde een knoop in zijn maag. De gedachte aan trouwen met Selese had hem altijd overspoeld met een golf van liefde en opwinding; maar nu, nu het van Stara kwam, was hij er kapot van, alsof hij haar had verraden.
“Het spijt me,” antwoordde Reece.
Hij wist niet wat hij anders moest zeggen. Hij wilde zeggen: Ik hou niet van haar. Ik zie nu dat het een fout was. Ik wil alles veranderen. Ik wil met jou trouwen.
Maar hij hield wel van Selese. Dat moest hij toegeven. Het was een ander soort liefde, misschien niet zo intens als zijn liefde voor Stara. Reece was verward. Hij wist niet wat hij dacht of wat hij voelde. Welke liefde was sterker? Was er ook maar zoiets als een mate als het op liefde aankwam? Als je van iemand hield, betekende dat dan niet dat je van hen hield, wat dan ook? Hoe kon één liefde sterker zijn dan de ander?
“Hou je van haar?” vroeg Stara.
Reece haalde diep adem. Hij zat gevangen in een emotionele storm en wist nauwelijks wat hij moest zeggen. Ze liepen een tijdje zwijgend verder, tot hij eindelijk in staat was om te antwoorden.
“Ja,” antwoordde hij, gekweld. “Ik kan niet liegen.”
Reece stopte en pakte Stara’s hand voor de eerste keer vast.
Zij stopte ook en draaide zich naar hem om.
“Maar ik hou ook van jou,” voegde hij toe.
Hij zag hoe haar ogen zich vulden met hoop.
“Hou je meer van mij?” vroeg ze zachtjes, hoopvol.
Reece dacht na.
“Ik hou mijn hele leven al van je,” zei hij uiteindelijk. “Jij bent het enige gezicht van liefde dat ik ken. Jij bent wat liefde voor mij betekent. Ik hou van Selese. Maar met jou… met is alsof je een deel van me bent. Een deel van mij. Als iets waar ik niet zonder kan.”
Stara glimlachte. Ze liet haar vingers in de zijne glijden en ze liepen verder.
“Je weet niet hoeveel nachten ik naar je heb verlangd,” gaf ze toe, terwijl ze wegkeek. “Mijn woorden kwamen ter wereld op de vleugels van zo veel valken—om vervolgens door mijn vader verwijderd te worden. Ik kon je niet bereiken na de ruzie. Ik heb zelfs geprobeerd om aan boord van een schip naar het vasteland te glippen—maar ik werd gepakt.”
Het overweldigde Reece om dit allemaal te horen. Hij had geen idee gehad. Hij had zich altijd afgevraagd wat Stara van hem had gedacht na de ruzie. Nu hij dit hoorde, voelde hij zich sterker dan ooit met haar verbonden. Hij wist nu dat hij niet de enige was die zich zo voelde. Hij was niet gestoord. Wat ze hadden was inderdaad echt.