Een Heerschappij Van Koninginnen - Морган Райс 4 стр.


Alistair greep het zwaard vast, draaide om haar as, tilde het hoog op en bracht het neer op Bowyers nek.

De menigte snakte naar adem bij het geluid van staal dat zich door vlees boorde. Bowyer werd onthoofd en zakte levenloos op de grond.

Hij lag daar, dood, op precies dezelfde plek als waar hij Alistair enkele seconden eerder had willen doden.

Er kwam een schreeuw uit de menigte, en Alistair zag Dauphine losbreken uit de greep van de soldaat. Toen griste ze zijn dolk van zijn riem en sneed ze zijn keel door. In dezelfde beweging draaide ze om haar as en sneed ze Stroms touwen door. Strom reikte onmiddellijk naar achteren, greep een zwaard van de riem van een soldaat, en doodde drie van Bowyers mannen voor ze zelf maar konden reageren.

Nu Bowyer dood was, ontstond er een moment van twijfeling. De menigte wist duidelijk niet wat ze moesten doen. Er rees geschreeuw op. Zijn dood was een aanmoediging voor degenen die tegen hun wil voor hem hadden gevochten. Ze keken opnieuw naar hun alliantie, zeker nu tientallen van Erecs trouwe mannen door de rangen braken en naar Strom toe renden om met hem tegen Bowyers mannen te vechten.

Al snel bleek dat Erecs mannen in het voordeel waren. Er werden allianties gevormd; Bowyers mannen werden overrompeld en vluchtten over het plateau naar de rotsachtige berghelling. Strom en zijn mannen joegen hen op.

Alistair stond daar, het zwaard nog steeds in haar hand, en keek toe hoe er een grote strijd ontstond. Geschreeuw en hoorns echoden door de heuvels, en het hele eiland leek bij elkaar te komen voor het gevecht. Het geluid van kletterende wapenrustingen en de doodskreten van mannen vulden de ochtend, en Alistair wist dat er een burgeroorlog was uitgebroken.

Alistair hield haar zwaard omhoog, glinsterend in de zon, en wist dat ze was gered door de gratie van God. Ze voelde zich herboren, machtiger dan ooit tevoren. Haar lotsbestemming riep haar. Ze zwol van optimisme. Bowyers mannen zouden gedood worden, wist ze. Het recht zou geschieden. Erec zou herstellen. Ze zouden trouwen. En spoedig zou zij Koningin van de Zuidelijke Eilanden zijn.

HOOFDSTUK ZES

Darius rende over het zandpad dat zijn dorp uit leidde en volgde de voetsporen richting Volusia, vastberaden om Loti te redden en de mannen die haar hadden meegenomen te vermoorden. Hij rende met een zwaard in zijn hand—een echt zwaard, gemaakt van echt metaal—het was de eerste keer in zijn leven dat hij echt metaal in zijn handen had. Dat alleen, wist hij, zou genoeg zijn om hem en zijn hele dorp te vermoorden. Staal was taboe—zelfs zijn vader en zijn vaders vader vreesden het bezit ervan—en Darius wist dat hij een grens had overschreden en dat er geen weg terug was.

Maar het kon Darius niet meer schelen. Er was teveel onrechtvaardigheid geweest. Nu Loti weg was, was haar terughalen het enige waar hij nog aan kon denken. Hij had nauwelijks de kans gehad om haar te leren kennen, en toch had hij het gevoel alsof zij zijn hele leven was. Hij kon haar niet loslaten en zichzelf nog steeds als een man beschouwen. Hij was een jongen, wist hij, maar hij werd een man. En het waren deze beslissingen, besefte hij, deze lastige beslissingen die niemand anders bereid was te nemen, die iemand tot een man maakten.

Darius stormde over de weg. Het zweet liep in zijn ogen en hij hijgde. Eén man om de confrontatie aan te gaan met een leger, met een stad. Er was geen alternatief. Hij moest Loti vinden en haar terughalen, of hij zou sterven terwijl hij het probeerde. Hij wist dat als hij zou falen—maar ook als het hem zou lukken—er ernstige gevolgen zouden zijn voor zijn dorp, zijn familie, zijn volk. Als hij daar nu over na zou denken, zou hij misschien zelfs omdraaien.

Maar hij werd gedreven door iets dat sterker was dan zijn eigen zelfbehoud en dat van zijn familie en zijn mensen. Hij werd gedreven door een verlangen naar rechtvaardigheid. Naar vrijheid. Door een verlangen om zijn onderdrukker te verslaan en vrij te zijn, al was het maar voor even. Als het dan niet voor hem zelf was, dan wel voor Loti. Voor haar vrijheid.

Darius werd gedreven door passie, niet door logische gedachten. Het ging om de liefde van zijn leven, en hij had al teveel geleden onder het regime van het Rijk. Wat de consequenties ook zouden zijn, het kon hem niets meer schelen. Hij moest hen laten zien dat er een man was, zelfs al was het maar één man, zelfs al was het maar een jongen, die hun behandeling niet tolereerde.

Darius rende en rende. Hij baande zich een weg langs de bekende velden, het Volusiaanse territorium in. Hij wist dat als hij hier gevonden zou worden, zo dicht bij Volusia, het zijn dood zou betekenen. Hij volgde de sporen en verdubbelde zijn snelheid. Hij zag de afdrukken van de zerta’s dicht bij elkaar liggen, en wist dat ze langzaam bewogen. Als hij maar snel genoeg rende, wist hij, dan kon hij ze inhalen.

Snakkend naar adem bereikte Darius de top van een heuvel, en eindelijk zag hij in de verte waar hij naar op zoek was: daar, misschien honderd meter verderop, stond Loti. Ze had een dikke ijzeren boei om haar nek waar een lange ketting aan vast zat, een goede zes meter lang, die was vastgebonden aan het harnas van een zerta. Op de rug van de zerta reed de slavenmeester van het Rijk, degene die haar had meegenomen, en aan zijn zijde liepen nog twee soldaten van het Rijk, gekleed in de dikke zwarte en gouden wapenrusting van het Rijk, glinsterend in de zon. Ze waren bijna twee keer zo groot als Darius. Het waren formidabele krijgers, mannen met de beste wapens en zerta’s tot hun beschikking. Darius wist dat er een leger van slaven voor nodig was om deze mannen te verslaan.

Maar Darius liet zich niet weerhouden door zijn angst. Het enige dat hem op de been hield was de kracht van zijn geest en zijn woeste vastberadenheid, en hij wist dat hij een manier moest vinden om te zorgen dat dat genoeg zou zijn.

Darius rende en rende en naderde de nietsvermoedende karavaan van achteren. Al snel had hij hen ingehaald. Hij naderde Loti van achteren, hief zijn zwaard, en terwijl ze zich verschrikt naar hem omdraaide hakte hij de ketting die haar aan de zerta verbond door.

Loti gaf een gil en sprong geschrokken naar achteren terwijl Darius haar bevrijdde en het distinctieve geluid van metaal door de lucht sneed. Loti stond daar, vrij, de boei nog steeds om haar nek, de ketting bungelend voor haar borst.

Darius draaide zich om en zag dezelfde verbijsterde blik op het gezicht van de slavenmeester, die vanaf de zerta op hem neerkeek. De soldaten die naast hem liepen hielden halt, stomverbaasd bij het zien van Darius.

Darius stond daar met trillende armen tussen de mannen en Loti in en hield zijn stalen zwaard voor zich uit. Hij was vastberaden om geen angst te laten zien.

“Ze is niet van jullie,” riep Darius met trillende stem. “Ze is een vrije vrouw. We zijn allemaal vrij!”

De soldaten keken op naar de slavenmeester.

“Jongen,” riep hij naar Darius, “je hebt zojuist de grootste fout van je leven gemaakt.”

Hij knikte naar zijn soldaten, en zij trokken hun zwaarden en vielen Darius aan.

Darius bleef staan en hield zijn zwaard met trillende handen vast. Hij voelde zijn voorouders op zich neerkijken. Hij voelde alle slaven die ooit waren gedood op zich neerkijken. Hij voelde hun steun. En hij voelde een enorme hitte in zich opwellen.

Darius voelde dat zijn verborgen kracht diep van binnen zat, en dat het geroepen wilde worden. Maar hij liet het niet toe. Hij wilde man tegen man de confrontatie met hen aan gaan. Hij wilde hen verslaan zoals elke man zou doen, en zijn training gebruiken. Hij wilde winnen als een man, vechten als een man met echte metalen wapens, en hen op hun eigen terrein verslaan. Hij was altijd al sneller geweest dan de ouder jongens met hun lange houten zwaarden en gespierde lichamen, zelfs sneller dan jongens die twee keer zo groot waren als hij. Hij zette zich schrap.

“Loti!” riep hij uit zonder zich om te draaien. “REN! Ga terug naar het dorp!”

“NEE!” riep ze terug.

Darius wist dat hij iets moest doen; hij kon daar niet blijven staan en wachten tot ze bij hem waren. Hij wist dat hij hen moest verrassen, dat hij iets moest doen dat ze niet zouden verwachten.

Ineens viel Darius aan. Hij koos één van de twee soldaten en stormde recht op hem af. Ze troffen elkaar in het midden van de open plek, en Darius gaf een luide strijdkreet. De soldaat haalde met zijn zwaard uit naar Darius’ hoofd, maar Darius tilde zijn zwaard op en blokkeerde de aanval. De vonken spatten er van af. Het was de eerste impact van metaal tegen metaal die Darius ooit had gevoeld. Het mes was zwaarder dan hij had gedacht, de aanval van de soldaat sterker, en hij voelde een hevige vibratie. Zijn hele arm trilde, en het ging door zijn elleboog heen, door zijn schouder. Het overrompelde hem.

De soldaat zwaaide snel rond in een poging Darius in zijn zij te raken, en Darius draaide om zijn as en blokkeerde. Dit voelde niet als sparren met zijn broeders; Darius voelde dat hij langzamer bewoog dan anders, omdat het zwaard zo zwaar was. Hij moest er nog aan wennen. Het voelde alsof de andere soldaat twee keer zo snel bewoog als hij.

De soldaat haalde weer uit, en Darius besefte dat hij niet al zijn aanvallen kon blijven blokkeren; hij moest zijn andere vaardigheden aanspreken.

Darius stapte opzij en ontweek de aanval in plaats van hem de blokkeren, en gooide toen zijn elleboog in de keel van de soldaat. Hij raakte hem perfect. De man kokhalsde en struikelde naar achteren. Hij klapte voorover en greep naar zijn keel. Darius beukte hem met de achterkant van zijn zwaard tegen zijn ontblote rug, waardoor de soldaat met zijn gezicht naar beneden op de grond viel.

Op dat moment viel de andere soldaat aan. Darius draaide om zijn as, hief zijn zwaard en blokkeerde een krachtige aanval naar zijn gezicht. Maar de soldaat bleef aanvallen, en hij dreef Darius terug en tegen de grond.

Darius voelde hoe zijn ribbenkast werd samengeperst terwijl de soldaat in een grote stofwolk boven op hem belandde. De soldaat liet zijn zwaard vallen en probeerde Darius’ ogen uit te steken met zijn vingers.

Darius greep zijn polsen vast en hield zijn handen met trillende handen tegen, maar hij was niet sterk genoeg. Hij wist dat hij snel iets moest doen.

Darius tilde een knie op en draaide, waardoor hij erin slaagde om de man op zijn zij te krijgen. In dezelfde beweging reikte Darius naar beneden en haalde de lange dolk uit de riem van de man—tilde hem hoog op en dreef hem, terwijl ze over de grond rolden, in de borst van de man.

De soldaat schreeuwde het uit. Darius lag daar boven op hem, en zag hem sterven. Hij lag daar, verstijfd, geschokt. Het was de eerste keer dat hij een man had gedood. Het was een onwerkelijke ervaring. Hij voelde zich overwinnend en verdrietig tegelijk.

Darius werd opgeschrikt door een schreeuw, en toen hij zich omdraaide zag hij de andere soldaat, degene die hij bewusteloos had geslagen, op hem af stormen. Hij hief zijn zwaard en haalde uit naar Darius’ hoofd.

Darius wachtte en concentreerde zich, en dook op het laatste moment weg; de soldaat struikelde langs hem heen.

Darius reikte naar beneden en trok de dolk uit de borst van de dode man. Hij draaide om zijn as, en terwijl de soldaat omdraaide en weer aanviel, leunde Darius op zijn knieën en wierp hij de dolk.

Hij keek toe hoe het mes door de lucht zeilde en zich uiteindelijk in het hart van de soldaat boorde, dwars door zijn wapenrusting heen. Het staal van het Rijk, ongeëvenaard, tegen hen zelf gebruikt. Misschien, dacht Darius, hadden ze hun wapens wat minder scherp moeten maken.

De soldaat zakte met uitpuilende ogen op zijn knieën en viel opzij, dood.

Darius hoorde een luide kreet achter zich en sprong overeind. Hij zag de slavenmeester van zijn zerta springen. Hij trok zijn zwaard en stormde met een luide schreeuw op Darius af.

“Nu zal ik je zelf moeten doden,” zei hij. “Maar ik zal je niet alleen doden. Ik zal jou en je familie en je hele dorp langzaam martelen!”

Hij viel Darius aan.

Deze slavenmeester van het Rijk was duidelijk een betere soldaat dan de anderen, langer en breder, met betere wapens. Hij was een geharde krijger, de beste krijger waar Darius ooit tegen had gevochten. Darius moest toegeven dat hij angst voelde voor deze formidabele tegenstander—maar hij weigerde het te laten zien. Hij was vastbesloten om door zijn angst heen te vechten en zich niet te laten intimideren. Hij was niet meer dan een man, zei Darius tegen zichzelf. En alle mannen konden vallen.

Alle mannen kunnen vallen.

Darius hief zijn zwaard met beide handen terwijl de slavenmeester op hem afstormde. Hij zwaaide hem rond, en hij flitste in het licht. Darius bewoog en blokkeerde; de man haalde weer uit.

Links en rechts, links en rechts. De soldaat viel aan en Darius blokkeerde, het luide gekletter van metaal in zijn oren. De vonken vlogen alle kanten op. De man dreef hem naar achteren, steeds verder en verder, en het kostte Darius al zijn kracht om de aanvallen te blokkeren. De man was sterk en snel, en Darius had de grootste moeite om in leven te blijven.

Darius blokkeerde één aanval net iets te langzaam, en hij schreeuwde het uit van de pijn toen de slavenmeester een opening vond en zijn biceps openhaalde. Het was een oppervlakkige wond, maar wel een pijnlijke. Darius voelde het bloed, zijn eerste wond in de strijd, en hij was verbijsterd.

Het was een fout. De slavenmeester maakte gebruik van zijn twijfeling, en gaf hem een klap in zijn gezicht met zijn handschoen. Darius voelde een hevige pijn in zijn wang en kaak toen het metaal zijn gezicht ontmoette, en terwijl de klap hem een paar meter naar achteren deed struikelen, maakte Darius een mentale notitie om tijdens de strijd nooit meer naar een wond te kijken.

Terwijl Darius het bloed op zijn lippen proefde, werd hij overspoeld door een enorme woede. De slavenmeester, die weer op hem af stormde, was groot en sterk. Maar deze keer, met de pijn in zijn wang en zijn bloed op zijn tong, liet Darius daar zich niet door intimideren. De eerste aanvallen van het gevecht waren geschied, en Darius besefte dat hoe pijnlijk zijn verwondingen ook waren, ze niet ernstig waren. Hij stond nog steeds, hij ademde nog, hij leefde nog.

En dat betekende dat hij nog steeds kon vechten. Hij kon aanvallen incasseren, en hij kon doorgaan. Gewond raken was niet zo erg als hij had gevreesd. Hij mocht dan kleiner zijn, minder ervaren, maar het begon tot hem door te dringen dat zijn vaardigheden net zo scherp waren als die van ieder ander—en ze konden net zo dodelijk zijn.

Darius gaf een luide kreet en dook naar voren. Deze keer omarmde hij de strijd in plaats van hem te ontwijken. Hij was niet langer bang om gewond te raken. Darius hief zijn zwaard met een schreeuw en haalde uit naar zijn tegenstander. De man blokkeerde zijn aanval, maar Darius gaf niet op. Hij bleef aanvallen en wist de slavenmeester, ondanks zijn formaat en kracht, naar achteren te drijven.

Darius vocht voor zijn leven, voor Loti, voor zijn mensen, zijn strijdbroeders. Hij vocht sneller dan hij ooit had gedaan en liet zich niet langer vertragen door het gewicht van het staal. Eindelijk vond hij een opening. De slavenmeester schreeuwde het uit van de pijn toen Darius hem in zijn zij raakte.

Hij draaide zich om en keek Darius eerst verrast aan. Toen verscheen er een wraakzuchtige in zijn ogen.

Hij krijste als een gewond dier en viel Darius aan. De slavenmeester gooide zijn zwaard neer, stormde naar voren, en omhelsde Darius als een beer. Hij tilde Darius van de grond af en drukte hem zo hard tegen zich aan dat Darius zijn zwaard liet vallen. Het gebeurde allemaal zo snel en het was zo’n onverwachte actie dat Darius niet op tijd kon reageren. Hij had verwacht dat zijn tegenstander zijn zwaard zou gebruiken, niet zijn vuisten.

Назад Дальше