Een Bewind Van Staal - Морган Райс 2 стр.


Stara hief haar boog, mikte op twee soldaten die met getrokken zwaarden op Reece afkwamen, en schakelde hen beiden uit.

Ze stonden met zijn vieren op de hoogste tribune, met hun rug naar de muur. Reece zag zo’n honderd man op hen af stormen. Ze zaten in de val, en ze konden geen kant op.

Reece begreep niet waarom Stara hen hierheen had geleid. Hij zag geen uitweg, en hij wist zeker dat ze spoedig zouden sterven.

“Wat is je plan?” schreeuwde hij haar haar, terwijl ze tegen de mannen vochten. “Er is geen uitweg!”

“Kijk omhoog,” antwoordde ze.

Reece keek omhoog en zag boven hen nog een ijzeren kroonluchter hangen, die was verbonden aan een lang touw dat naast hen aan de grond bevestigd was.

Reece fronste.

“Ik begrijp het niet,” zei hij.

“Het touw,” zei ze. “Pak het vast. Allemaal. En hou je goed vast.”

Ze deden wat ze zei, en pakten het touw stevig vast. Ineens realiseerde Reece zich wat Stara wilde doen.

“Weet je zeker dat dit een goed idee is?” riep hij uit.

Maar het was al te laat.

Terwijl een tiental soldaten op hen af stormde, greep Stara Reece’ zwaard, sprong in zijn armen, en sneed het touw door.

Reece voelde hoe zijn maag zich omdraaide terwijl ze met een duizelingwekkende snelheid de lucht in werden getrokken. Ze hielden zich vast voor hun leven terwijl de ijzeren kroonluchter naar beneden viel. Hij verpletterde de mannen onder hen en lanceerde de vier hoog de lucht in.

Daar hingen ze, zwaaiend in de lucht, een goede vijftien meter boven de grond.

Reece keek naar beneden. Hij zweette en verloor bijna zijn grip op het touw.

“Daar!” riep Stara uit.

Reece draaide zich om, zag het grote glas-in-lood raam voor hen, en realiseerde zich wat haar plan was. Het stugge touw sneed in zijn handpalmen, en hij begon weg te glijden. Hij wist niet hoe lang hij het nog vol zou kunnen houden.

“Ik verlies mijn grip!” riep Srog uit, die zijn best deed om zich, ondanks zijn verwondingen, vast te houden.

“We moeten zwaaien!” riep Stara. “We hebben momentum nodig! Zet je af vanaf de muur!”

Reece volgde haar voorbeeld: hij leunde naar voren en zette zich met zijn voeten af van de muur. Het touw begon steeds wilder heen en weer te zwaaien. Ze zetten zich weer af, en toen nog een keer, tot ze helemaal terug zwaaiden, als een pendule, en ze schreeuwend op het enorme glas-in-lood raam afzwaaiden.

Het glas explodeerde en regende op hen neer, en ze lieten het touw los, waarna ze op het brede stenen platform aan de onderkant van het raam landden.

Ze stonden daar, vijftien meter boven de grond. De koude lucht waaide naar binnen. Reece keek naar beneden en zag aan de ene kant honderden soldaten naar hem opkijken, die zich afvroegen hoe ze hen moesten achtervolgen; aan de andere kant zag hij de buitenkant van het fort. Het regende hard, en de val was een goede negen meter naar beneden, hoog genoeg om een been te breken. Maar Reece zag ook dat er een aantal struiken onder hen stonden, en de grond was nat en zacht door de modder. Het zou een lange, harde val zijn; maar misschien zouden de struiken hun val breken.

Ineens schreeuwde Reece het uit. Hij voelde hoe zijn vlees werd doorboord door metaal. Hij greep naar zijn arm en zag dat hij zojuist was geschampt door een pijl. Het was een kleine wond, maar het prikte.

Reece wierp een blik over zijn schouder en zag dat tientallen van Tirus’ mannen hun bogen tevoorschijn hadden gehaald. De pijlen vlogen hen nu om de oren.

Reece wist dat ze geen tijd meer hadden. Hij zag Stara aan zijn ene kant staan, Matus en Srog aan de andere. Ze waren allemaal doodsbang voor de val. Hij greep Stara’s hand. Het was nu of nooit.

Ze wisten alle vier wat er moest gebeuren. Zonder nog een woord te wisselen sprongen ze. Ze schreeuwden het uit terwijl ze door de verblindende regen en wind naar beneden sprongen, en Reece vroeg zich af of hij niet van de ene dood naar de andere sprong.

HOOFDSTUK TWEE

Godfrey hief met trillende handen zijn boog, leunde over de rand van de borstwering, en mikte. Hij wilde een doel kiezen en meteen vuren—maar het zicht deed hem verstijven. Hij zag een goedgetraind leger van duizenden McCloud soldaten over het landschap spoelen, richting de poorten van het Koninklijk Hof. Tientallen van hen renden naar voren met een ijzeren stormram, en beukten hem keer op keer tegen het ijzeren valhek aan. De muren trilden.

Godfrey verloor zijn balans terwijl hij vuurde, en de pijl zeilde onschuldig door de lucht. Hij greep een andere pijl en spande met een bonzend hart zijn boog. Hij wist zeker dat hij hier vandaag zou sterven. Hij leunde over de rand, maar voor hij kon vuren, werd zijn ijzeren helm met een luid gekletter geraakt door een steen.

Godfrey viel achterover, en zijn pijl schoot recht de lucht in. Hij rukte zijn helm af en wreef over zijn pijnlijke hoofd. Hij had nooit gedacht dat een steen zoveel pijn kon doen; het ijzer leek tot in zijn schedel door te trillen.

Godfrey vroeg zich af hoe hij in deze situatie terecht was gekomen. Goed, hij was heldhaftig geweest, en hij had geholpen door de hele stad op de komst van de McClouds te attenderen. Daardoor had hij kostbare tijd gewonnen. Hij had misschien zelfs wat levens gered. In ieder geval dat van zijn zus.

Maar nu was hij hier, met nog slechts een paar overgebleven soldaten, geen van hen Zilveren, geen van hen ridders, en nu moest hij deze geëvacueerde stad tegen een heel leger McCloud soldaten verdedigen. Dit soldatenleven was niets voor hem.

Er klonk een luide klap, en Godfrey wankelde op zijn benen terwijl het ijzeren valhek werd open geramd.

Er stroomden duizenden mannen door de open stadspoorten naar binnen, schreeuwend, belust op bloed. Terwijl hij op de borstwering zat, wist Godfrey dat het slechts een kwestie van tijd was tot ze hierboven zouden komen, tot hij zou moeten vechten tot zijn dood. Was dit wat het betekende om een soldaat te zijn? Was dit wat het betekende om dapper en onbevreesd te zijn? Om te sterven, zodat anderen konden leven? Nu hij de dood in de ogen keek, wist hij niet zo zeker meer of dit wel een goed idee was. Het was geweldig om een soldaat te zijn, om een held te zijn; maar leven was beter.

Terwijl Godfrey overwoog om te stoppen, om er vandoor te gaan en zich ergens te verstoppen, stormden ineens een aantal McClouds de borstweringen op. Godfrey zag hoe één van de andere soldaten werd neergestoken en kreunend op zijn knieën viel.

En toen gebeurde het. Ondanks zijn rationele denken, ondanks het feit dat hij geen soldaat wilde zijn, knapte er iets in hem. Iets dat hij niet kon controleren. Er was iets in Godfrey dat het niet kon verdragen om anderen te zien lijden. Voor zichzelf kon hij de moed niet opbrengen; maar als hij zag dat zijn medemens in de problemen zat, dan werd hij overvallen door een bepaalde roekeloosheid. Misschien zelfs wel een soort ridderschap.

Godfrey reageerde zonder na te denken. Hij greep een lange spies en stormde op de McClouds af die één voor één de borstwering op kwamen rennen. Hij schreeuwde en dreef het lange metalen mes door de borst van de eerste man heen. Godfrey bleef door rennen en gebruikte zijn gewicht om hen allemaal naar achteren te drijven.

Tot zijn eigen verbazing lukte het hem. Hij dreef de mannen terug de stenen wenteltrap op, weg van de borstweringen, en wist in zijn eentje te voorkomen dat de McClouds de borstweringen bestormden.

Godfrey liet stomverbaasd de spies vallen. Hij wist niet wat hem overkwam. Ook zijn medestrijders keken verbaasd, alsof ze niet hadden gedacht dat hij het in zich had.

Terwijl Godfrey zich afvroeg wat hij nu moest doen, werd die beslissing voor hem gemaakt. Hij zag iets bewegen vanuit zijn ooghoek. Hij draaide zich om en zag nog een tiental McClouds op hem afstormen, vanaf de andere kant van de borstweringen.

Voor Godfrey iets kon doen had de eerste soldaat hem al bereikt. Hij had een enorme strijdhamer en haalde uit naar Godfrey’s hoofd. Godfrey besefte dat de klap zijn schedel zou verpletteren.

Godfrey dook uit de weg—één van de weinige dingen waarvan hij wist dat hij er goed in was—en de hamer zwaaide over zijn hoofd heen. Godfrey bracht zijn schouder omlaag, viel de soldaat aan en tackelde hem.

Godfrey dreef hem terug, steeds verder naar achteren, naar de rand van de borstweringen. Ze vochten man tegen man en grepen naar elkaars keel. Deze man was sterk, maar dat was Godfrey ook; het was één van de weinige dingen waar hij in zijn leven mee gezegend was.

De twee vochten tot ze ineens allebei over de rand vielen.

Ze stortten door de lucht terwijl ze elkaar vastgrepen en vielen een goede vijf meter naar beneden. Godfrey draaide in de lucht, hopend dat de soldaat zijn val zou breken in plaats van andersom. Hij wist dat het gewicht van de man, en zijn wapenrusting, hem zou verpletteren.

Godfrey wist op het laatste moment te draaien, en de soldaat kreunde terwijl Godfreys gewicht hem verpletterde. Hij raakte bewusteloos.

Maar de val eiste ook van Godfrey zijn tol; hij stootte zijn hoofd, en terwijl hij van de man afrolde, deden alle botten in zijn lichaam pijn. Godfrey lag daar naast zijn vijand, en alles om hem heen begon te draaien. Het laatste dat hij zag toen hij opkeek was een leger van McClouds dat het Koninklijk Hof binnenstroomde.

*

Elden stond op het trainingsveld van de Krijgsmacht, samen met Conven en O’Connor, en keek naar de nieuwe rekruten die Thor voor hen had achtergelaten. Elden keek met een getraind oog toe hoe de jongens over het veld galoppeerden en hun best deden om over kuilen heen te springen en tegelijkertijd speren door hangende doelwitten te werpen. Sommige jongens haalden de sprongen niet, en vielen met hun paarden in de kuilen; anderen haalden de sprongen wel maar misten de doelwitten.

Elden schudde zijn hoofd en dacht terug aan hoe hij was toen hij net bij de Krijgsmacht was gekomen. Hij trachtte bemoediging te halen uit het feit dat de jongens de afgelopen dagen al flink vooruit waren gegaan. Maar de jongens waren nog altijd ver verwijderd van de geharde krijgers die ze moesten zijn voor hij hen bij de Krijgsmacht kon accepteren. Hij had de lat hoog gelegd, voornamelijk omdat hij de verantwoordelijkheid had om Thorgrin en de anderen trots te maken; ook Conven en O’Connor zouden niet met minder genoegen nemen.

“Heer, er is nieuws.”

Elden werd uit zijn gedachten opgeschrikt en zag één van de rekruten, Merek, de voormalige dief, met grote ogen op hem af rennen.

“Jongen, ik zei je niet te storen—”

“Maar heer, u begrijpt het niet! U moet—”

“Nee, JIJ begrijpt het niet,” zei Elden geïrriteerd. “Als de rekruten aan het trainen zijn, dan mag je niet—”

“KIJK!” schreeuwde Merek. Hij greep hem vast en wees.

Elden, die woedend was, stond op het punt om Merek bij zijn kraag te grijpen, toen hij uitkeek naar de horizon en verstijfde. Hij kon het niet bevatten. Daar, aan de horizon, resen grote zwarte rookpluimen de lucht in. Allemaal uit de richting van het Koninklijk Hof.

Elden knipperde met zijn ogen. Hij begreep het niet. Stond het Koninklijk Hof in lichterlaaie? Hoe?

Er rees geschreeuw op in de verte, het geschreeuw van een leger—en het geluid van een vallend valhek. Eldens hart zonk; de poorten van het Koninklijk Hof waren bestormd. Hij wist dat dat slechts één ding kon betekenen—er viel een professioneel leger binnen. Van alle dagen moest uitgerekend op Pelgrimage Dag het Koninklijk Hof aangevallen worden.

Conven en O’Connor kwamen in actie en schreeuwden naar de rekruten dat ze moeste stoppen waar ze mee bezig waren.

De rekruten haastten zich naar hen toe, en Elden stapte naar voren terwijl ze zwijgend in formatie gingen staan.

“Mannen,” bulderde Elden. “Het Koninklijk Hof is aangevallen!”

Er rees een verrast en opgewonden gemurmel op onder de jongens.

“Jullie behoren nog niet tot de Krijgsmacht, en jullie zijn zeker niet de Zilveren of geharde krijgers waarvan verwacht zou worden dat ze het opnemen tegen een professioneel leger. Die mannen die daar binnenvallen, hebben de intentie om te doden, en als je de confrontatie met hen aangaat, kan dat je dood worden. Conven, O’Connor en ik zijn verplicht om onze stad te beschermen, en we moeten nu vertrekken om te vechten. Ik verwacht niet dat jullie je bij ons aansluiten; sterker nog, ik zou het afraden. Maar als er jongens zijn die mee willen, kom dan nu naar voren. Weet dat je vandaag wellicht zal sterven op het slagveld.”

Er volgden een aantal momenten van stilte. Toen, ineens, stapte elke jongen naar voren, allemaal dapper, nobel. Eldens hart zwol van trots.

“Jullie zijn vandaag allemaal mannen geworden.”

Elden besteeg zijn paard en de anderen volgden hem, luid schreeuwend, terwijl ze op het punt stonden om hun levens te riskeren.

*

Elden, Conven en O’Connor reden voorop, met honderden rekruten achter zich, en galoppeerden met getrokken wapens op het Koninklijk Hof af. Terwijl ze naderden zag Elden tot zijn schok enkele duizenden McCloud soldaten de poorten bestormen. Een goed-gecoördineerd leger dat duidelijk gebruik maakte van Pelgrimage Dag om het Koninklijk Hof te overvallen. Ze waren met tien tegen één in de minderheid.

Conven ging glimlachend voorop rijden.

“Precies het soort kansen waar ik van hou!” schreeuwde hij terwijl hij voor de anderen uit ging rijden. Conven hief zijn strijdbijl, en Elden keek met bewondering en bezorgdheid toe terwijl Conven roekeloos op de achterhoede van het McCloud leger afreed.

De McClouds hadden nauwelijks tijd om te reageren terwijl Conven zijn bijl neer bracht en twee man tegelijk uitschakelde. Hij reed het heetst van de strijd in, dook van zijn paard en tackelde drie soldaten, die van hun paarden afvielen.

Elden en de anderen zaten vlak achter hem. Ze botsten met de rest van de McClouds, die te traag waren om te reageren en geen aanval van achteren hadden verwacht. Elden hanteerde zijn zwaard met woede en behendigheid, en liet de rekruten van de Krijgsmacht zien hoe het moest. Hij gebruikte zijn kracht om de één na de ander uit te schakelen.

De strijd werd steeds heviger terwijl hun kleine strijdmacht de McClouds dwong om van richting te veranderen en zich te verdedigen. Alle rekruten van de Krijgsmacht reden onbevreesd de strijd in om de confrontatie met de McClouds aan te gaan. Elden zag de jongens vanuit zijn ooghoeken vechten, en was trots dat geen van hen ook maar een moment aarzelde. Ze vochten als echte mannen, honderd tegen één in de minderheid, en het kon hen niets schelen. De McClouds werden overrompeld, en vielen links en rechts.

Maar al spoedig keerde het tij. Het leeuwendeel van de McCloud mannen kwam versterking bieden, en de Krijgsmacht moest het opnemen tegen professionele soldaten. Een aantal rekruten gingen tegen de grond. Merek en Ario kregen een paar flinke klappen, maar wisten op hun paard blijven te zitten en vochten dapper terug. Maar toen werden ze geraakt door strijdvlegels, en vielen ze toch. O’Connor, die naast Merek reed, wist een aantal soldaten uit te schakelen met zijn pijl en boog—voor hij in zijn zij werd geraakt met een schild en ook tegen de grond ging. Elden, die omsingeld was, raakte uiteindelijk zijn element van verrassing kwijt, en hij incasseerde een flinke hamerklap tegen zijn ribben en een slag van een zwaard op zijn onderarm. Hij keerde en sloeg de mannen van hun paarden—maar er verschenen er nog vier. Conven, die op de grond lag, vocht wanhopig en haalde wild uit naar voorbij rennende paarden en mannen—tot hij uiteindelijk van achteren werd geraakt door een strijdhamer en voorover in de modder viel.

Назад Дальше