Held, Verrader, Dochter - Морган Райс 6 стр.


Ineens kreeg ze een idee, en Felene stuurde haar skiff in de richting van één van de groepen. Met haar goede arm trok ze een mes tevoorschijn.

“Ahoy daar!” riep ze in haar beste Felldust dialect. Er verscheen een man aan de reling, die haar met pijl en boog onder schot hield. “Dacht je dat we jullie allemaal aan—”

Hij gorgelde toen Felene het mes gooide en hem halverwege de keel smoorde. Hij voel van de boot en viel met een pols in het water.

“Hij was één van mijn beste mannen,” zei een stem.

Felene lachte. “Dat betwijfel ik, anders had je hem niet over de reling laten kijken om te zien of ik een bedreiging was. Ben jij de kapitein?”

“Dat ben ik,” riep hij terug.

Dat was goed. Felene had geen tijd om te onderhandelen met mensen die daar niet toe bevoegd waren.

“Jullie zijn onderweg naar Delos?” wilde ze weten.

“Waar zouden we anders heen gaan?” riep de kapitein terug. “Dacht je dat we aan het vissen waren?”

Felene dacht aan de haaien die haar bij de kust hadden opgejaagd. Ze dacht aan het lichaam dat ze nu aan het verslinden waren. “Zou toch kunnen. Er ligt aas in het water, en er zit behoorlijk wat winst in dit gebied.”

“En nog meer in Delos,” riep de stem terug. “Wilde je je bij ons konvooi aansluiten?”

Felene haalde haar schouders op, alsof het haar niet zoveel uitmaakte. “Ik dacht dat jullie wel een extra zwaard konden gebruiken.”

“En jij een financieel extraatje. Maar je ziet eruit alsof je kunt vechten. Je houdt ons niet op, en je eet van je eigen voorraden. Redelijk?”

Meer dan redelijk, want Felene had haar ingang naar Delos gevonden. Hoe groot het cordon rond de stad ook zou zijn, de vloot van Felldust zou haar geen tweede blik waardig keuren als ze er deel van uitmaakte.

“Redelijk,” riep ze terug. “Zolang jullie mij maar niet ophouden!”

“Klaar voor de strijd. Dat bevalt me wel.”

Ze konden leuk vinden wat ze wilden, zolang ze Felene maar met rust lieten. Laat ze maar denken dat ze meeging om het goud. Het enige dat er iets toe deed was—

De hoestbuit verraste Felene, en deed haar bijna dubbelklappen. Het scheurde door haar heen, en haar longen voelden alsof ze in brand stonden. Ze deed haar hand voor haar mond, en zag dat ze bloed ophoestte.

“Ben je in orde daarbeneden?” vroeg de kapitein van het schip argwanend. “Is dat bloed? Je draagt niet één of andere plaag bij je, of wel?”

Felene twijfelde er niet aan dat hij haar niet aan boord zou laten als hij vermoedde dat dat het geval was. Of hij zou haar boot in brand steken om er zeker van te zijn dat er geen ziekte in de buurt kwam.

“Ben in mijn maag geraakt tijdens een gevecht op de steigers,” loog ze, terwijl ze haar hand aan de reling afveegde. “Het stelt niets voor.”

“Het kan niet veel goeds zijn als je bloed ophoest,” riep de kapitein terug. “Je kunt beter een genezer zoeken. Je kunt geen goud uitgeven als je dood bent.”

Het was waarschijnlijk goedbedoeld advies, maar Felene was nooit iemand geweest die daarnaar luisterde. Als er alleen goud op het spel had gestaan, had ze misschien wel de raad van de man opgevolgd.

“Dat is wat ze zeggen,” grapte Felene. “Ik zeg dat ze niet hard genoeg hun best doen.”

Ze liet de kapitein van het schip lachen. Ze had wel wat beters te doen.

Het was tijd om Stephania en Elethe te vermoorden.

HOOFDSTUK ZEVEN

Elke dag vervolgde het konvooi van voormalige dienstplichtigen hun weg over het platteland rondom Delos, en elke dag betrapte Sartes zichzelf erop dat hij naar Leyana staarde, zoekend naar een manier om haar te vertellen hoe hij zich voelde in haar bijzijn.

Elke dag zocht Sartes naar de juiste woorden, denkend aan de dingen die een eloquenter persoon gezegd zou hebben. Wat Thanos gezegd zou hebben, of Akila, of… of wie dan ook zo verliefd was en niet wist wat hij met zichzelf aan moest?

Hij bracht zijn tijd door met denken aan Leyana en denken aan de dingen die hij moest doen. Ze reisden van dorp naar dorp en deelden de voorraden uit die ze hadden. Ze brachten de voormalige dienstplichtigen terug naar huis, en probeerden de mensen zoveel mogelijk gerust te stellen.

Elke dag probeerde hij iets te bedenken om tegen haar te zeggen, en elke dag ging hij slapen zonder het gezegd te hebben.

“Ben je in orde?” vroeg Leyana met een glimlach. Ze had er een gewoonte van gemaakt om op dezelfde wagen als Sartes mee te rijden, en Sartes moest toegeven dat hij dat leuk vond. Wanneer ze hun kamp opsloegen, stond haar tent nooit ver bij de zijne vandaan. Dat vond hij ook leuk. Hij was dankbaar voor het feit dat als ze aangevallen zouden worden, hij in staat zou zijn om naar buiten te rennen en haar te redden.

Hij betrapte zichzelf erop dat hij bijna hoopte dat het zou gebeuren, zodat hij zich kon bewijzen.

Was dit hoe het voelde om verliefd te zijn? Sartes wist het niet. Hij had niet genoeg ervaring met meisjes om het zeker te weten, en het was ook niet zo dat hij het iemand kon vragen. Want hij moest de leider zijn, en hij had van Anka geleerd dat leiders het zich niet konden veroorloven om onzeker over te komen in het openbaar. Hij moest sterk zijn, zodat ze konden blijven doen wat Ceres hem gevraagd had.

Назад