Voor Nu en Voor Altijd - Софи Лав 5 стр.


Emily deed de deur dicht en sloot de buitenwereld en het geraas van de sneeuwstorm buiten. Ze was nu helemaal alleen. Er viel licht in de gang van het vuur in de woonkamer, maar het was niet sterk genoeg om de trap te bereiken. Ze keek naar de lange houten trap die boven in het donker verdween. Tenzij ze bereid was om op een van de stoffige banken te slapen, zou ze de moed moeten verzamelen om naar boven te gaan en het diepe donker in te lopen. Ze voelde zich weer een kind dat bang was om de donkere kelder in te gaan, dat allerlei monsters en geesten voor zich zag die beneden op haar zaten te wachten. Maar nu was ze een volwassen vrouw van vijfendertig, te bang om naar boven te gaan, omdat ze wist dat ze de aanblik van de verwaarlozing veel erger zou vinden dan alle geesten die ze maar kon bedenken.

In plaats daarvan ging Emily terug naar de woonkamer, om de laatste hitte van het vuur op te nemen. Er stonden nog steeds een paar boeken op de plank: De geheime tuin, Vijf kinderen, Het. Klassiekers die haar vader aan haar had voorgelezen. Maar de rest dan? Waar waren de spullen van haar vader gebleven? Ze waren verdwenen naar een onbekende plaats, net als haar vader.

Toen de sintels uit begonnen te gaan, daalde duisternis om haar neer en het paste bij haar sombere stemming. Ze kon de vermoeidheid niet meer tegenhouden; de tijd was gekomen om de trap te beklimmen.

Net toen ze de woonkamer uitliep, hoorde ze een vreemd krabbelend geluid bij de voordeur. Eerst dacht ze dat er een wild dier op zoek was naar etensresten, maar het geluid was te precies, te overwogen.

Haar hart klopte snel en ze liep op stille voeten door de gang naar de voordeur, legde haar oor ertegenaan. Wat ze ook gedacht had te horen, het was nu weg. Ze hoorde alleen maar de tierende wind. Maar er was iets wat haar dwong te kijken.

Ze trok de deur open en zag dat er kaarsen, een lantaarn en lucifers op de drempel stonden. Daniel moest teruggekomen zijn om ze voor haar achter te laten.

Ze raapte de spullen op en accepteerde schoorvoetend de hulp die hij geboden had, hoewel het haar trots zeer deed. Maar ze was tegelijkertijd ook heel dankbaar dat er iemand was die voor haar zorgde. Ze had dan misschien haar leven opgegeven en was hierheen gevlucht, toch was ze hier niet helemaal alleen.

Emily stak de lantaarn aan, en eindelijk voelde ze zich dapper genoeg om naar boven te gaan. Het zachte licht van de lantaarn verlichtte de trap en ze nam de aanblik van de fotolijsten aan de muur in zich op. De foto’s waren door de jaren heen vervaagd, bedekt met spinnenwebben en stof. De meeste afbeeldingen waren aquarellen van de omgeving: zeilboten op de oceaan, wintergroen in het nationale park, maar één van de foto’s was een familieportret. Ze stopte en staarde naar de foto. Ze keek naar zichzelf als klein meisje. Ze was deze foto helemaal vergeten, had het weggestopt in een hoekje van haar herinnering en het twintig jaar achter slot en grendel gehouden.

Ze slikte haar emoties in en liep verder de trap op. De oude trap kraakte luidruchtig onder haar en ze merkte dat sommige treden gebarsten waren. Ze waren versleten door jaren van voetstappen en ze herinnerde zich dat ze als kind de trap op en af rende op haar rode schoenen.

Boven in de hal verlichtte het licht van de lantaarn de lange gang, de talrijke deuren van donker eikenhout, het grote raam aan het eind, dat nu dichtgespijkerd was. Haar oude slaapkamer was de laatste aan de rechterkant, tegenover de badkamer. Ze kon het niet aan om in een van de kamers te kijken. In haar slaapkamer zou ze te veel herinneringen vinden, te veel om nu onder ogen te zien. En ze wilde niet zien wat voor ongedierte in de badkamer was gaan wonen in al die jaren.

In plaats daarvan liep Emily door de gang, langs de antieke versierde koffer waar ze al zo vaak haar teen tegen gestoten had en ze ging de kamer van haar ouders in.

Emily kon in het licht van de lantaarn zien hoe stoffig het bed was, hoe het dekbed door de jaren heen aangevreten was door motten. De herinnering aan het mooie hemelbed waar haar ouders in hadden geslapen, vervloog in haar geest toen ze de realiteit in zich opnam. Twintig jaar verwaarlozing had de kamer veranderd in een ravage. De gordijnen waren vies en verkreukeld, en hingen slap naast de dichtgespijkerde ramen. De wandlampen zaten vol stof en spinnenwebben en het zag eruit alsof er hele families spinnen waren gaan wonen. Overal lag een dikke laag stof op, ook op de kaptafel naast het raam. De kleine kruk waar haar moeder vele jaren geleden op had gezeten terwijl ze crème met lavendelgeur op haar gezicht smeerde, kijkend in de make-upspiegel.

Emily kon het allemaal zien, alle herinneringen die ze door de jaren heen had verzameld. Ze kon haar tranen niet tegenhouden. Alle emoties die ze de laatste paar dagen had gevoeld haalden haar in, nog intenser gemaakt door gedachtes aan haar vader, door de plotselinge schok van hoe erg ze hem miste.

Buiten werd het lawaai van de sneeuwstorm nog intenser. Emily zette de lantaarn op het stoffige nachtkastje, waardoor er een stofwolk opwaaide, en ze maakte zichzelf klaar om naar bed te gaan. De warmte van het vuur had deze verdieping niet bereikt en de kou in de kamer was bijtend terwijl ze haar kleren uittrok. Ze vond haar zijden hemdje in haar koffer en realiseerde zich dat ze er hier niet veel aan zou hebben; ze kon beter haar onflatteuze joggingbroek en dikke bedsokken aandoen.

Emily sloeg de stoffige deken met rode en gouden ruiten terug en klom in bed. Ze staarde even naar het plafond en dacht na over alles wat er in de laatste paar dagen gebeurd was. Ze blies de vlam van de lantaarn uit, eenzaam, koud en hulpeloos. In de duisternis van de kamer huilde ze zichzelf in slaap.

HOOFDSTUK VIER

Emily werd de volgende dag gedesoriënteerd wakker. Er kwam zo weinig licht binnen door de dichtgespijkerde ramen, dat het een tijdje duurde voor ze wist waar ze was. Haar ogen moesten even wennen aan het duister. Toen kon ze de kamer zien en wist ze het weer: Sunset Harbor. Het huis van haar vader.

Het duurde nog iets langer voordat ze zich bedacht dat ze werkloos, dakloos en helemaal alleen was.

Ze sleepte haar vermoeide lichaam uit bed. De ochtendlucht was koud. Ze schrok van haar verschijning in de stoffige spiegel: haar gezicht was opgezwollen door de tranen die ze de nacht ervoor vergoten had, haar huid getekend en bleek. Ze bedacht zich opeens dat ze de vorige dag niet goed had gegeten. Het enige wat ze de avond ervoor op had was een beker van de thee die Daniel boven het vuur had gemaakt.

Ze twijfelde even voor de spiegel, starend naar de weerspiegeling van haar lichaam in het oude vieze glas, denkend aan alles wat er de nacht ervoor gebeurd was. Het verwarmende vuur, hoe ze met Daniel bij de haard had gezeten en thee had gedronken, Daniel die haar uit had gelachen omdat ze zich niet had kunnen redden in het huis. Ze dacht aan de sneeuwvlokken in zijn haar toen ze de deur voor hem open had gedaan, en hoe hij de sneeuwstorm weer in was gelopen. Hij was in de donkere nacht verdwenen, net zo snel als hij gekomen was.

Haar rommelende maag onderbrak haar gedachten en haalde haar terug in het heden. Ze kleedde zich snel aan. Het verkreukelde shirt dat ze aantrok, was veel te dun voor de koude lucht, dus sloeg ze de stoffige deken van het bed om haar schouders. Toen liep ze de kamer uit en ging ze op blote voeten naar beneden.

Beneden was alles stil. Ze keek door de bevroren ruit in de voordeur en was overdonderd toen ze zag dat hoewel de storm was gaan liggen, de sneeuw nu een meter hoog lag waardoor de buitenwereld glad, stil en eindeloos wit was. Ze had in haar hele leven nog nooit zoveel sneeuw gezien.

Emily kon net zien hoe een vogel sporen had nagelaten terwijl het zich over het pad had bewogen, maar verder was er niets verstoord. Het zag er vreedzaam uit, maar ook verlaten, en het herinnerde Emily aan haar eenzaamheid.

Ze realiseerde zich dat naar buiten gaan geen optie was, dus besloot Emily het huis te verkennen om te zien wat ervan over was. Het huis was gisteravond zo donker geweest dat ze niet goed rond had kunnen kijken, maar in het ochtendlicht was dit gemakkelijker. Ze liep eerst de keuken in, intuitief gedreven door haar rommelende maag.

De keuken was rommeliger dan ze zich had gerealiseerd toen ze hier gisteren ronddwaalde. De koelkast, een originele crèmekleurige Prestcold uit de vijftiger jaren die haar vader tijdens een zomeruitverkoop had gevonden, werkte niet. Ze probeerde zich te herinneren of het apparaat ooit gewerkt had en of het nog zo’n bron van ergernis was geweest voor haar moeder, nog meer troep waarmee haar vader het oude huis had gevuld. Als kind had Emily haar vaders verzamelingen saai gevonden, maar nu koesterde ze deze herinneringen en hield ze ze dicht bij zich.

In de koelkast vond Emily alleen een vreselijke stank. Ze deed hem snel dicht, vergrendelde de deur met het handvat, en doorzocht toen de keukenkastjes. Hier trof ze een oud blik maïs aan, het label gebleekt door de zon zodat het niet meer leesbaar was en een fles moutazijn. Ze overwoog even om met deze ingredienten een soort maaltijd te maken, maar ze besloot dat ze nog niet zo wanhopig was. De blikopener was toch helemaal vastgeroest, dus ze zou het blik maïs toch niet open kunnen maken.

Vervolgens ging ze naar de bijkeuken, waar de wasmachine en de droger waren. De ruimte was donker, het kleine raam bedekt met multiplex zoals alle andere ramen in het huis. Emily drukte op een knop van de wasmachine, maar was niet verbaasd toen er niets gebeurde. Haar situatie frustreerde haar steeds meer en Emily besloot actie te ondernemen. Ze klom op het dressoir en probeerde een stuk multiplex weg te halen. Het was moeilijker dan ze verwacht had, maar ze was vastbesloten. Ze trok en trok, gebruikte alle kracht in haar armen. Eindelijk begon het bord te scheuren. Emily trok nog een keer, en het multiplex bord gaf op en liet los van het raam. De kracht was zo groot dat ze van het dressoir viel, het zware bord schoot uit haar handen en slingerde richting het raam. Emily hoorde het geluid van het raam dat brak, op hetzelfde moment dat ze op de grond terecht kwam, waardoor de adem uit haar gestoten werd.

Koude lucht stroomde de bijkeuken in. Emily kreunde en ging zitten om haar gekneusde lichaam te controleren. Haar rug deed pijn en ze masseerde zichzelf terwijl ze naar het kapotte raam keek. Er viel een zwakke straal licht naar binnen. Het frustreerde Emily toen ze zich bedacht dat ze haar situatie alleen erger voor zichzelf had gemaakt in een poging om een probleem op te lossen.

Ze haalde diep adem en stond op. Ze pakte voorzichtig een stuk hout van het dressoir, waar het terecht was gekomen. Stukjes glas vielen op de grond en braken in nog kleinere stukjes. Emily inspecteerde het stuk van de plaat en zag dat de spijkers helemaal verbogen waren. Zelfs als ze een hamer zou kunnen vinden, iets waar ze erg aan twijfelde, zouden de spijkers nog onbruikbaar zijn. Toen zag ze dat ze het kozijn had weten te splijten terwijl ze het bord wegtrok. Het zou allemaal vervangen moeten worden.

Emily had het veel te koud om in de bijkeuken te blijven. Door het gebroken raam zag ze weer die eindeloze witte sneeuw. Ze raapte haar deken op en sloeg hem weer om haar schouders, en liep toen de bijkeuken uit en naar de woonkamer. Ze zou hier in ieder geval een vuur kunnen stoken om haar botten te verwarmen.

In de woonkamer hing nog steeds de troostrijke geur van verbrand hout. Emily knielde bij de haard en begon aanmaakblokjes en houtblokken op te stapelen in de vorm van een pyramide. Dit keer dacht ze eraan de schoorsteen open te doen, en het was een hele opluchting toen de eerste vlammen tot leven kwamen.

Ze leunde naar achteren en begon haar koude handen op te warmen. Toen zag ze de ketel waar Daniel de thee in had gezet naast de haard staan. Ze had niets opgeruimd, en de ketel en kopjes lagen nog steeds waar zij ze hadden achtergelaten. Ze dacht weer aan hoe zij en Daniel de thee hadden gedeeld en over het oude huis hadden gepraat. Haar maag knorde, om haar te herinneren aan haar honger, en ze besloot wat thee te zetten op de manier die Daniel haar had laten zien. Dat zou haar honger een beetje stillen, in elk geval voor even.

Net toen ze de ketel boven het vuur had geplaatst, hoorde ze haar telefoon ergens in het huis rinkelen. Het was een bekend geluid, maar het galmde nu zo door de gangen dat ze ervan schrok. Ze had het opgegeven toen ze door kreeg dat ze geen bereik had, dus het verraste haar dat ze het gerinkel hoorde.

Emily sprong op, liet de thee voor wat het was en volgde het geluid van haar telefoon. Ze vond het op de kast in de gang. Ze werd gebeld door een onbekend nummer en ze nam op, enigszins in de war.

“O, uh, hallo,” zei een oudere man aan de andere kant van de lijn. “Bent u de dame van West Street nummer vijftien?” De lijn was slecht, en de zachte vertwijfelde stem van de man was bijna niet hoorbaar.

Emily fronste, verward door het telefoontje. “Ja. En wie bent u?”

“Mijn naam is Eric. Ik, uh, ik lever olie aan alle huizen in de buurt. Ik heb gehoord dat u in dat oude huis verblijft, dus dacht ik dat ik misschien langs kon komen met een levering. Ik bedoel, als u, uh, het nodig heeft.”

Emily kon het bijna niet geloven. Het nieuws had zich zeker als een lopend vuurtje verspreid in de kleine gemeenschap. Maar wacht, hoe kwam Eric aan haar telefoonnummer? Toen herinnerde ze zich dat Daniel er de avond ervoor naar gekeken had toen ze tegen hem zei dat ze slecht bereik had. Hij moest het nummer gezien hebben en het uit zijn hoofd hebben geleerd om het door te kunnen geven aan Eric. Daar ging haar trots; ze kon haar blijdschap nauwelijks bedwingen.

“Ja, dat zou fantastisch zijn,” antwoordde ze. “Wanneer kunt u komen?”

“Nou,” antwoordde de man, nog steeds op die nerveuze, bijna beschaamde toon. “Ik zit momenteel eigenlijk in mijn truck, op weg naar u toe.”

“Echt waar?” stamelde Emily, en kon bijna niet geloven hoeveel geluk ze had. Ze keek snel naar de tijd op haar telefoon. Het was nog niet eens 8 uur in de morgen. Misschien begon Eric altijd vroeg met werken, maar het kon ook zijn dat hij speciaal voor haar op pad ging. Ze vroeg zich af of de man die haar gisteren een lift had gegeven contact had opgenomen met het oliebedrijf, of… Daniel?

Ze duwde de gedachte weg en wendde haar aandacht weer tot het telefoongesprek. “Gaat het lukken hier te komen?” vroeg ze. “Er is veel sneeuw.”

“Maakt u zich daar maar geen zorgen over,” zei Eric. “De truck kan wel wat sneeuw hebben. U hoeft er alleen maar voor te zorgen dat ik bij de pijp kan komen.”

Emily probeerde zich te herinneren of ze ergens in het huis een schep had gezien. “Oké, ik zal mijn best doen. Dank u wel.”

Het gesprek werd beëindigd en Emily kwam direct in beweging. Ze rende terug naar de keuken en keek in alle kasten. Er was niets wat ook maar leek op wat ze nodig had, dus keek ze in alle kasten van de bijkeuken en toen in de berging. Uiteindelijk vond ze een sneeuwschep bij de achterdeur. Emily had nooit gedacht dat ze ooit zo blij zou zijn om een schep te zien, maar ze hield hem vast alsof haar leven ervan afhing. Ze was zo blij met de schep dat ze bijna vergat schoenen aan te trekken. Maar net toen ze haar hand boven de deurklink van de achterdeur hield, zag ze haar sportschoenen in een tas die ze daar had achtergelaten. Ze deed de schoenen snel aan en trok de deur open, haar waardevolle schep in haar handen.

Назад Дальше