“Kom hier!” snauwde Lucas.
Armando deisde achteruit toen Oliver langs hem rende, onder zijn bureau doorgleed en aan de andere kant tevoorschijn kwam. Lucas kwam achter hem aan, maar het brede bureau was een goede barrière. Lucas haalde naar Oliver uit en stootte het bureau om in zijn wanhopige pogingen om hem te pakken te krijgen.
Op dat moment zag Oliver het. Een koffiebeker op de zijkant van het bureau ging om. En Armando reikte ernaar om te voorkomen dat alles onder zou komen te zitten. Maar het oppervlak glinsterde merkwaardig.
Vergif!
Oliver sprong op het bureau en schopte tegen de koffiebeker, die uit Armando’s handen vloog. De beker viel op de grond en er stroomde een plasje bruine vloeistof uit.
“Wat is hier aan de hand?” riep Armando uit.
Lucas kreeg Olivers benen te pakken en trok. Oliver klapte hard tegen het tafelblad van het bureau.
“Het is VERGIF!” probeerde hij te schreeuwen, maar Lucas’ handen sloten zich om zijn mond.
Oliver worstelde met de oude man in een poging zichzelf te bevrijden.
Op dat moment draafden de bewakers de ruimte binnen.
“Haal deze jongen hier weg,” zei Lucas.
Oliver beet in zijn hand.
Lucas liet hem los en schreeuwde het uit van de pijn. Oliver sprong van het bureau en bewoog van links naar rechts in een poging de bewakers te ontwijken. Maar het had geen zin. Ze grepen hem vast en draaiden zijn armen hardhandig achter zijn rug. Ze duwden hem richting de deur.
“Armando, alsjeblieft, luister naar me!” riep Oliver, die zich schrap zette. “Lucas probeert je te vermoorden!”
Lucas was bezig zijn pijnlijke hand te verzorgen. Hij kneep zijn ogen samen terwijl de bewakers Oliver naar de deur sleurden.
“Belachelijk,” sneerde hij.
Op dat moment zag Oliver een kleine muis, die vanuit de schaduw in de hoek van de kamer tevoorschijn was gekomen. Het diertje snuffelde aan de geknoeide koffie op de grond.
“Kijk!” riep Oliver.
Armando zag de muis, die aan de koffie begon te likken. Toen, in een fractie van een seconde, werd zijn hele lijfje stijf en bewegingsloos.
Iedereen verstijfde. De bewakers ook.
Ze wendden zich allemaal tot Armando.
Armando staarde naar Lucas. Langzaam veranderde de blik in zijn ogen. Het werd een gekwetste blik. Hij voelde zich verraden.
“Lucas?” vroeg hij. Zijn stem klonk gebroken, ongelovig.
Lucas’ gezicht liep rood aan van schaamte.
Armando’s gezicht werd hard, en langzaam wees hij met een vinger naar Lucas.
“Haal hem hier weg,” beval hij de bewakers.
Onmiddellijk lieten de bewakers Oliver los, en omsingelden Lucas.
“Dit is waanzin!” schreeuwde Lucas, terwijl ze hardhandig zijn armen achter zijn rug drukten. “Armando! Je gelooft dat schriele jochie eerder dan mij?”
Armando zei niets toen de bewakers Lucas meenamen.
Het gezicht van de oude Lucas was vertrokken van woede. Hij schreeuwde en zag er net zo gestoord uit als Hitler toen Oliver zijn bom kapot had gemaakt.
“Dit is nog niet voorbij, Oliver Blue!” schreeuwde hij. “Ik krijg jou nog wel te pakken!”
Toen werd hij het kantoor uit gesleurd en verdween hij uit het zicht.
Oliver slaakte een zucht van opluchting. Het was hem gelukt. Het was hem echt gelukt. Hij had Armando’s leven gered.
Hij keek op naar de oude uitvinder, die geschokt en verbijsterd in zijn chaotische kantoor stond. Een lange tijd hielden ze elkaars blik vast.
Toen verscheen er een glimlach op Armando’s gezicht.
“Ik heb lang gewacht om jou weer te zien.”
HOOFDSTUK TWEE
Malcolm Malice spande zijn kruisboog. Hij zette zich schrap. Toen liet hij los.
De pijl zoefde met de snelheid van het licht door de lucht en boorde zich door de roos. Een perfect schot. Malcolm grijnsde.
“Goed werk, Malcolm,” zei Coach Royce. “Ik had niet minder verwacht van mijn beste leerling.”
Gevuld met trots gaf Malcolm hem de kruisboog terug. Hij ging weer naast de rest van zijn klasgenoten staan, die hem met jaloerse ogen aankeken.
“Beste leerling,” mompelde iemand spottend.
Er werd gegrinnikt.
Malcolm negeerde hen. Hij had belangrijkere zaken aan zijn hoofd. Hij zat nog maar een paar maanden op Obsidians maar hij had al een grote voorsprong op de kinderen die er al jaren zaten. Hij was een machtige ziener. Atomisch—de sterkste, met een zeldzame mix van kobalt en broom.
Wat maakte het uit als de andere kinderen niet met hem om wilden gaan? Voordat hij hierheen was gekomen had hij ook geen vrienden gehad. Het maakte Malcolm niet veel uit als het zo bleef. Hij was hier niet om vrienden te maken. Hij was hier om uit te blinken, om de beste ziener te worden die hij kon zijn, zodat als de tijd kwam hij die Amethyst losers kon verpletteren.
Ineens voelde hij iets tegen de achterkant van zijn hoofd prikken. Instinctief bracht hij zijn hand er naartoe. Toen hij keek, zag hij een dode bij in zijn handpalm liggen.
Iemand had zijn krachten op hem gebruikt. Hij draaide zich met een ruk om, zoekend naar de schuldige. Candice deed nauwelijks moeite om haar grijns te verbergen.
Malcolm kneep zijn ogen samen. “Dat was jij.”
“Het was maar een bijenprikje,” antwoordde ze lieflijk.
“Ik weet dat jij het was. Jij hebt een biologisch specialisme. Als iemand het gedaan heeft, was jij het.”
Candice haalde onschuldig haar schouders op.
Coach Royce klapte hard in zijn handen. “Malcolm Malice. Ogen naar voren. Dat het jou zo makkelijk afgaat betekent niet dat je kan lopen kloten terwijl je medeleerlingen een poging wagen. Toon wat respect.”
Malcolm beet op zijn wang. Het onrecht stak net zo hard als de bij had gedaan.
Malcolm probeerde zich op zijn klasgenoten te focussen terwijl ze om de beurt oefenden met richten. Het was een normale, sombere dag op Obsidians. Er hing een lichte mist in de lucht. Het grote speelveld strekte zich uit tot aan het imposante landhuis waar Meesteres Obsidians School voor Zieners was gevestigd.
Candice was aan de beurt. De pijl vloog over het doelwit heen en Malcolm kon het niet helpen dat hij moest glimlachen.
“Dit is precies het soort vaardigheid dat je moet perfectioneren,” riep Coach Royce. “Als het aankomt op het vechten tegen de Amethyst zieners, is het dit soort meesterschap dat hen kan verslaan. Ze zijn zo gefocust op hun ziener specialismen dat ze traditionele wapens vergeten.”
Malcolms glimlach werd breder. Alleen al de gedachte aan het verslaan van de onnozele zieners op de school van Professor Amethyst verheugde hem. Hij kon niet wachten tot de dag dat hij eindelijk oog-in-oog stond met die losers. Dan zou hij hen eens laten zien wie er de baas was. Hen laten zien waarom Obsidians de betere school was. Waarom zij de enige echte school voor zieners waren.
Op dat moment zag Malcolm een aantal tweedejaars het speelveld op lopen, hockeysticks in hun hand. Natasha Armstrong was er ook bij. Ze zat net als hij altijd bij de privé studiesessies in de bibliotheek, de lessen voor hoogbegaafde leerlingen zoals hij. Hoewel hij met zijn twaalf jaar de jongste was, waren de anderen aardig tegen hem. Vooral Natasha. Zij pestte hem niet omdat hij slim was. En ze deelde zijn haat jegens Professor Amethyst.
Natasha zag hem en zwaaide. Ze kreeg die mooie kuiltjes in haar wangen. Malcolm zwaaide terug en voelde zijn eigen wangen warm worden.
Toen hoorde Malcolm de fluwelen stem van Candice in zijn oor fluisteren. “Aw, kijk. Malcolm is verliefd.”
Malcolm bleef voor zich uit kijken en negeerde haar opmerking. Candice was alleen maar gemeen tegen hem omdat hij haar avances had afgewezen. Haar wrevel kwam voort uit jaloezie—dat een ouder meisje, een meisje zo mooi en getalenteerd als Natasha Armstrong, in hem geïnteresseerd kon zijn.
Terwijl de andere klas begon met hun hockeytraining, ging Malcolms blik naar het torentje op het enorme, indrukwekkende Victoriaanse landhuis van Obsidians School. Hij kon nog net het silhouet van Meesteres Obsidian onderscheiden, die bij het raam stond. Ze keek neer op haar studenten. Toen fixeerde ze haar blik op hem.
Hij glimlachte. Hij wist dat ze hem in de gaten hield. Ze had hém persoonlijk uitgekozen voor een speciale missie. Morgen had hij een bespreking met Meesteres Obsidian zelf. Morgen zou ze hem alle details van zijn speciale missie vertellen. Tot die tijd kon hij de pestkoppen en het getreiter wel tolereren. Want spoedig zou hij hun held zijn. Spoedig zou iedere ziener in elke tijdlijn de naam Malcolm Malice kennen. Hij zou in alle geschiedenisboeken komen te staan.
Spoedig zou hij in het hele universum bekend staan als degene die de School voor Zieners voor eens en altijd vernietigd had.
HOOFDSTUK DRIE
Opluchting stroomde door Olivers lichaam. Armando kon zich hem toch nog herinneren. Ondanks alles dat hij had gedaan om deze tijdlijn te veranderen, was zijn held toch niet vergeten wie hij was.
“Je… je herinnert je mij?” stamelde Oliver.
Armando liep naar hem toe. Zijn rug was rechter, zijn kin hoger. Hij was beter gekleed; hij straalde zelfverzekerdheid uit in zijn donkere broek en shirt. Dit was niet dezelfde Armando die Oliver onderdak had geboden tijdens de nacht van de storm; de in elkaar gedoken, versleten, geheimzinnige man die tientallen jaren als pias geleefd. Dit was een man die zijn hoofd trots hoog hield.
Hij klopte op Olivers schouder. “Ik herinner me dat je mij jaren geleden, in 1944, vertelde dat alles over zeventig jaar op zijn plek zou vallen. En dat doet het nu. Lucas doet al jaren dingen achter mijn rug om.” Hij keek weg met een gepijnigde blik in zijn ogen. “Ik kan niet geloven dat hij mij dood wilde.”
Oliver voelde een steek van verdriet. Armando had Lucas vertrouwd en Lucas had hem op de meest afschuwelijke manier verraden.
“Maar dat ligt nu in het verleden,” zei Armando. “Dankzij jou.”
Oliver werd overspoeld door trots. Toen herinnerde hij zich zijn gesprek met Professor Amethyst. Het was nog niet voorbij. Er was nog meer te doen. Het werk van een ziener ging altijd door. En zijn lotsbestemming was verweven met die van Armando. Hij wist alleen niet op wat voor manier.
De gedachte aan Professor Amethyst deed Oliver pijn. Zijn vingers gingen naar het amulet. Het was ijskoud. Teruggaan naar de School voor Zieners was nu geen optie. Hij zou waarschijnlijk nooit meer terugkeren. Hij zou zijn vrienden nooit meer zien: Walter, Simon, Hazel, Ralph en Ester. Hij zou nooit meer switchit spelen of door de gangen lopen die door de kapokboom werden ondersteund.
Armando glimlachte vriendelijk naar hem. “Aangezien we elkaar technisch gezien nooit hebben ontmoet, moet ik mezelf misschien maar voorstellen. Ik ben Armando Illstrom, van Illstroms Uitvindingen.”
Oliver schrok op uit zijn sombere gemijmer. Hij schudde Armando’s hand en voelde een warmte door zijn hele lichaam gaan.
“Ik ben Oliver Blue. Van…”
Hij zweeg. Waar hoorde hij nu bij? Niet de School voor Zieners. En ook niet de fabriek in deze nieuwe realiteit waar hij en Armando elkaar nooit hadden ontmoet. En zeker niet thuis in New Jersey bij de Blues, waarvan hij nu wist dat ze niet zijn echte ouders waren.
Somber voegde hij toe, “Eigenlijk weet ik niet waar ik nu thuishoor.”
Hij keek op naar Armando.
“Misschien is dat je ware missie, Oliver Blue?” zei Armando met een zachte maar zelfverzekerde stem. “Om je plek in deze wereld te vinden?”
Oliver liet Armando’s woorden even bezinken. Hij dacht aan zijn echte ouders, de man en vrouw die hij zag in zijn visioenen en dromen. Hij wilde hen vinden.
Maar hij was verward.
“Ik dacht dat het mijn missie was om terug te keren en jou te redden,” zei hij.
Armando glimlachte.
“Missies hebben meerdere lagen,” antwoordde hij. “Mij redden en erachter komen wie je echt bent—die twee sluiten elkaar niet uit. Tenslotte is het je identiteit die je in de eerste instantie naar mij heeft geleid.”
Oliver dacht daarover na. Misschien had hij gelijk. Misschien was zijn terugkeer in de tijd niet zo simpel als één missie; misschien was het voorbestemd om meerdere redenen.
“Maar ik weet niet eens waar ik moet beginnen,” gaf Oliver toe.
Armando tikte op zijn kin. Toen lichtten zijn ogen ineens op.
Hij haastte zich naar een van zijn vele bureaus en knipte met zijn vingers. “Natuurlijk, natuurlijk, natuurlijk.”
Oliver was verbaasd. Nieuwsgierig keek hij toe hoe Armando door een la rommelde. Toen rechtte hij zijn rug en wendde hij zich tot Oliver.
“Hier.”
Hij liep naar hem toe en legde een rond bronzen object in Olivers handen. Oliver bestudeerde het. Het zag er eeuwenoud uit.
“Een kompas?” vroeg hij fronsend.
Armando schudde zijn hoofd. “Zo ziet het eruit, ja. Maar het is veel meer dan dat. Een uitvinding die ik nooit heb kunnen ontcijferen.”
Oliver staarde vol bewondering naar de vele wijzers en vreemde symbolen op het oppervlak. “Waarom heb je het dan in je bezit?”
“Het is op de trap van mijn fabriek achtergelaten,” zei Armando. “Er zat geen briefje bij dat verklaarde waar het vandaan kwam. Mijn naam stond op het pakket, maar ik besef nu dat ik niet de beoogde ontvanger was. Kijk eens op de andere kant.”
Oliver draaide het kompas om. Daar, in het brons gegraveerd, stonden de letters O.B.
Oliver snakte naar adem en liet het kompas bijna vallen. Toen ontmoette zijn blik die van Armando.
“Mijn initialen?” zei hij. “Hoe? Waarom? Wie zou jou iets sturen dat bedoeld is voor mij?”
Armando haalde diep adem. “Ik was voorbestemd om een gids voor een ziener te zijn, Oliver. Voor jou. Ik dacht eerst dat het Lucas was. Maar toen jij in 1944 arriveerde en me je gaven liet zien, besefte ik dat ik het mis had. Daarna was ik voorzichtig. Ik wachtte tot er een ziener naar me toe zou komen. Oliver, dit kompas is elf jaar geleden voor mijn deur achtergelaten. Op de eerste van december.”
Oliver snakte naar adem. “Dat is mijn verjaardag.”
Armando deed er nog een schepje bovenop. “Ik geloof nu dat dit door je ouders is achtergelaten.”
Oliver had het gevoel dat iemand hem in zijn maag had gestompt. Hij kon het niet geloven. Hield hij echt een klein stukje van zijn ouders in zijn handen? Iets dat van hen was geweest, iets dat ze naar Armando hadden gestuurd om te bewaren?
“Mijn ouders?” fluisterde hij.
Het was zonder twijfel een teken. Een geschenk van het universum.
“Waarom ben je er zo zeker van dat het van hen komt?” vroeg Oliver.
“Kijk naar de wijzerplaten,” zei Armando tegen hem.
Oliver keek. Hij zag dat er tussen een stuk of tien wijzers, slechts één was die direct naar een symbool wees. Het symbool deed Oliver denken aan Egyptische hiërogliefen, in gekraste zwarte lijnen. Maar het was duidelijk wat het moest verbeelden. Een man en een vrouw.
Oliver wist het nu zeker. Dit was ongetwijfeld een teken.
“Wat weet je nog meer?” wilde hij van Armando weten. “Heb je gezien dat ze het pakket achterlieten? Hebben ze iets gezegd? Iets over mij?”
Armando schudde somber zijn hoofd. “Ik ben bang dat ik verder niets weet, Oliver. Maar misschien zal dit je helpen bij je zoektocht naar waar je echt thuishoort.”
Olivers blik viel weer op het kompas. Het was zo vreemd, bedekt met symbolen en wijzerplaten. Hij had dan wel geen idee van hoe hij het moest ontcijferen, maar hij wist dat het belangrijk was. Dat het op de een of andere manier onderdeel was van zijn missie om zijn ouders te vinden. Om erachter te komen wie hij was en waar hij vandaan kwam. Het feit dat hij nu een stukje van hen in zijn handen had, gaf hem de kracht om te zoeken.
Op dat moment zag hij dat een van de wijzers bewoog. Nu zweefde de wijzer boven drie kronkelende lijnen die Oliver aan water deden denken. Hij wreef met zijn duim over het symbool. Tot zijn verrassing zag hij dat het symbool onder het stof gekleurd was. De waterlijnen waren ingekleurd met het meest levendige, briljante blauw.