De bol van Kandra - Морган Райс 6 стр.


Hij en Esther stapten uit en liepen het drukke station in. Het zag er grandioos uit, met marmeren zuilen en sculpturen. Mensen in zakenpakken liepen luidruchtig telefonerend langs hen heen. Het was allemaal een beetje overweldigend voor Oliver.

“Oké, vanaf hier is het nog twee mijl naar Harvard University,” legde hij uit. “We moeten naar het noorden en de rivier oversteken.”

“Hoe weet je dat?” vroeg Esther. “Zegt je kompas ook welke richting je op moet?”

Oliver grinnikte en schudde zijn hoofd. Hij wees naar een grote, felgekleurde kaart die tegen de wand van het station hing. De kaart liet alle toeristenplekjes zien, inclusief Harvard University.

“Oh,” zei Esther blozend.

Toen ze het station verlieten, deed een zacht herfstbriesje de gevallen bladeren op de stoep opwaaien en was de hemel voorzien van een vleugje goud.

“Het ziet er heel anders uit dan in mijn tijd,” merkte Esther op.

“Echt?” vroeg Oliver, die zich herinnerde dat Esther uit de jaren 70 kwam.

“Ja. Er is meer verkeer. Er zijn meer mensen. Maar de studenten zien er allemaal hetzelfde uit.” Ze grijnsde. “Bruin corduroy is zeker weer in de mode.”

Er liepen inderdaad veel universiteitsstudenten op straat. Ze zagen er doelbewust uit, met hun boeken onder hun armen. Het herinnerde Oliver aan de kinderen op de School voor Zieners, die altijd haast leken te hebben om ergens te komen, met hun serieuze, leergierige gezichten.

“Hoe denk je dat het met de anderen op school gaat?” vroeg hij. “Ik mis ze.”

Hij dacht aan Hazel, Walter en Simon, de vrienden die hij op de School voor Zieners had gemaakt. Maar hij miste Ralph nog het meest van iedereen. Ralph Black kwam voor Oliver het dichtst in de buurt van een beste vriend.

“Ik weet zeker dat het prima met ze gaat,” antwoordde Esther. “Ze zullen het wel druk hebben. Dokter Ziblat begon net met haar lessen astrale projectie toen ik vertrok.”

Olivers ogen werden groot. “Astrale projectie? Jammer dat ik dat moet missen.”

“Vind ik ook.”

Oliver hoorde iets van melancholie in Esthers stem. Weer vroeg hij zich af wat Esther ertoe gedreven had hem hierheen te volgen. Hij had het gevoel dat er meer achter zat, iets dat ze hem niet vertelde.

Ze bereikten de brug die over de Charles rivier leidde. Daar bruiste het van de universiteitsstudenten. In het water onder hen zagen ze roeiboten, kano’s en kajaks. Het leek een hele levendige plek.

Ze liepen de brug op.

“Is je kompas nog veranderd?” vroeg Esther.

Oliver keek. “Nee. Het laat nog steeds dezelfde vier symbolen zien.”

Esther stak haar hand uit en Oliver gaf haar het kompas. Verwonderd bestudeerde ze het. “Ik vraag me af wat het is. Waar het vandaan komt. Het verbaast me dat Armando het niet wist, aangezien hij een uitvinder is.”

“Ik denk dat het ziener technologie is,” zei Oliver. “Ik bedoel, alleen het universum kent de tijdlijnen en kan iemand erdoor leiden, dus dat moet wel.”

Esther gaf het kompas weer terug aan Oliver, die het zorgvuldig in zijn zak stopte.

“Ik vraag me af of Professor Nightingale het weet,” zei ze. “Je zei dat hij een ziener was, toch?”

Oliver knikte. Hij was nieuwsgierig naar het kompas en nog nieuwsgieriger naar Professor Nightingale.

“Denk je dat hij iets over je ouders weet?” vroeg Esther.

Oliver voelde een brok in zijn keel. Hij slikte. “Ik wil geen valse hoop hebben. Maar alle aanwijzingen leiden me hierheen. Dus ik ben optimistisch.”

Esther glimlachte. “Goed zo.”

Ze bereikten het einde van de brug en vervolgden hun pad over de hoofdweg. Er was veel verkeer, dus ze namen een van de vele zijsteegjes die er parallel aan liepen.

Ze waren pas halverwege door de steeg toen Oliver een groepje jongens opmerkte. Ze waren iets ouder dan hij en Esther en hingen rond in de schaduwen. Hij voelde een steek van gevaar.

Toen hij en Esther dichterbij kwamen, keken de jongens ineens op. Ze begonnen elkaar aan te stoten en te fluisteren. Het was duidelijk dat ze het over Oliver en Esther hadden. Hun gemene blikken lieten zien dat ze niet bepaald vriendelijk waren.

“Uh-oh, problemen,” zei Esther, die hen ook in de gaten had.

Oliver dacht aan de pestkoppen op Campbell Junior High, die hij een lesje had geleerd. Hij voelde zich bij lange na niet zo ontmoedigd om de kinderen te benaderen als hij eerder zou zijn geweest. Maar hij voelde dat Esther dichterbij hem kwam lopen. Ze leek geïntimideerd.

“Mooie overall!” sneerde een van de jongens.

De anderen begonnen te lachen.

“Wat ben jij?” zei de volgende. “Een schoorsteenveger ofzo?”

Oliver keek hen niet aan. Hij versnelde zijn pas. Naast hem deed Esther hetzelfde.

“Hey!” riep de eerste jongen. “Ik praat tegen je!”

Ineens werden ze door de groep omsingeld. Er waren in totaal vijf jongens, en ze vormden een cirkel om Oliver en Esther heen. Esther zag er zeer gestrest uit.

“Alsjeblieft,” fluisterde ze naar Oliver. “Niet vechten. Ik denk niet dat mijn schild sterk genoeg is voor vijf jongens.”

Maar Oliver was kalm. Hij had gezien hoe sterk Esther was. En hij had ook zijn eigen krachten. Als ze samen waren kon niemand hen kwaad doen. Geen sterveling, in elk geval.

Oliver hield zijn hoofd hoog. “Sorry hoor,” zei hij beleefd. “Morgen we erdoor, alsjeblieft?”

De langste jongen van het groepje vouwde zijn armen voor zijn lichaam. “Niet tot je je zakken hebt leeggemaakt. Kom op.” Hij stak zijn hand uit. “Mobiel. Portemonnee. Geef op.”

Oliver liet zich niet kennen. Hij sprak met een koele, vastberaden stem. “Ik heb geen mobiel of portemonnee. En zelfs als ik die wel had, dan zou ik ze niet aan jou geven.”

Oliver hoorde Esthers stem fluisteren. “Oliver. Niet provoceren.”

De jongen lachte. “Oh echt? Dan moet ik ze zelf maar pakken.”

Hij kwam op Oliver af.

“Dat zou ik niet doen,” zei Oliver.

Onmiddellijk creëerde Esther een van haar schilden, waardoor er een barrière om hen heen ontstond. De jongen klapte er tegenop. Hij zag er verward uit. Hij probeerde het nog een keer. Maar de ondoordringbare barrière was als kogelvrij glas en hield hem tegen.

“Waar wacht je nog op, Larry?” riep de derde jongen uitdagend. “Pak hem!”

“Dat kan ik niet,” stamelde Larry, die er steeds verwarder uit zag. “Er zit iets de weg.”

“Waar heb je het over?” vroeg de vierde jongen.

Ook hij wierp zichzelf naar voren. Maar hij botste tegen Esthers barrière en kreunde van de pijn.

Oliver keek naar Esther. Ze deed het geweldig, maar hij zag aan haar gezicht hoeveel moeite het haar kostte om de barrière in stand te houden. Hij moest iets doen om haar te helpen.

Oliver trok zich terug in zijn geest en visualiseerde hoe de wind door de herfstbladeren waaide en in tornado’s veranderde. Toen duwde hij het beeld naar buiten.

Meteen begonnen de gevallen bladeren te wervelen. Windzuilen rezen de lucht in en veranderden in tornado’s. Oliver creëerde er vijf, voor elke jongen één.

“Wat gebeurt er!” riep Larry, wiens haar alle kanten op werd geblazen.

Oliver concentreerde zich. Hij versterkte de wind met zijn geest en duwde naar buiten toe.

Onmiddellijk sloegen de bladeren om de jongens heen. Ze probeerden ze weg te slaan en sloegen met hun armen alsof ze door een zwerm van bijen werden aangevallen, maar het was zinloos. Olivers tornado’s waren veel te sterk voor hen.

Ze draaiden zich om en zetten het op een rennen. Het waaide zo hard dat ze meer dan één keer struikelden.

Oliver pakte Esthers hand. Ze giechelde.

“Kom mee. Laten we een andere route nemen.”

HOOFDSTUK ACHT

Harvard University was een indrukwekkende plek. De architectuur was schitterend, met veel hoge gebouwen en torens van rode bakstenen. Er was een grote groene tuin, omgeven door cafés, bars en boekenwinkels.

“Hoe gaan we Professor Nightingale vinden?” vroeg Esther. “Het is hier enorm groot!”

Oliver pakte het boek dat juffrouw Belfry hem gegeven had. Hij zocht naar de biografie van Professor Nightingale en las hardop voor.

“Professor H. Nightingale is werkzaam op de Natuurkunde Afdeling van Harvard University, waar hij samen met een klein team van briljante PhD studenten experimenten uitvoert in het historische Farnworth Laboratorium van het Wetenschapscentrum.”

Esther wees naar een gebouw aan de andere kant van de tuin. “Daar. Dat is het Wetenschapscentrum.”

Oliver stopte het boek in zijn tas. Ze haastten zich over het gras en gingen de treden naar het gebouw op. Bovenaan de trap stond een beveiliger.

“Bezoekers ID?” zei hij bruusk terwijl hij zijn hand uitstak.

“Bezoekers ID?” herhaalde Oliver. Hij begon in de zak van zijn overall te voelen. “Oh… hmmm. Waar heb ik die nu gelaten?”

“Hier!” zei Esther ineens.

Oliver zag hoe ze iets uit haar zak haalde en het aan de beveiliger overhandigde. Hij besefte dat ze haar gaven moest hebben gebruikt om iets in haar zak te veranderen zodat het op een pasje leek. Hij hoopte dat het overtuigend genoeg zou zijn.

Maar de beveiliger leek niet onder de indruk toen hij het pasje bekeek. Hij gaf het aan haar terug.

“Een echte, mevrouwtje,” zei hij. Hij klonk behoorlijk verveeld, alsof een stel kinderen dat probeerde een laboratorium binnen te komen weinig meer voor hem was dan een ongemak. “Niet dat neppe pasje.”

Oliver pijnigde zijn hersenen. Esthers poging om een geloofwaardig uitziende identiteitskaart te maken was mislukt. Hij moest een ander plan bedenken.

Hij keek om zich heen voor inspiratie en zag een afvalbak aan de andere kant van de trap staan. Snel gebruikte hij zijn krachten om er rook vanaf te laten komen.

“Oh nee! Ik geloof dat die afvalbak in de fik staat!” riep hij.

De beveiliger rende er snel heen. Oliver en Esther grepen hun kans en glipten het gebouw in.

“Goed bedacht,” zei Esther terwijl ze zich door de gang haastten.

Binnen was het als een doolhof. Het herinnerde Oliver eerder aan een ziekenhuis dan aan een laboratorium, afgezien van de vreemde chemische geur, natuurlijk.

Ze stopten bij een bord dat liet zien op welke verdieping de verschillende disciplines te vinden waren.

Назад