R E D E N O M B A N G T E Z I J N
(eeN AVERY BLACK MYSTERIE—BOEK 4)
B L A K E P I E R C E
Blake Pierce
Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met Riley Paige. Er zijn al zo’n zeven spannende Riley Page-thrillers verschenen (en daarmee is de serie nog lang niet ten einde). Blake Pierce is ook de auteur van de mystery-serie met Mackenzie White, die nu al vier boeken telt (en waarvan fans van Blake Pierce er nog meer mogen verwachten) en van de allernieuwste mystery-serie met Keri Locke.
Eens weg (een Riley Paige-mystery, boek 1), Before he kills (een Mackenzie White-mystery, boek 1), Moord met een hoger doel (een Avery Black-mystery, boek 1) en A trace of death (een Keri Locke-mystery, boek 1) kunnen gratis gedownload worden op Google Play!
Blake is zelf al zijn hele leven een grote fan van mystery-boeken en thrillers. Hij hoort graag wat je van zijn boeken vindt. Neem gerust eens een kijkje op www.blakepierceauthor.com om meer over hem te weten te komen en op de hoogte te blijven van zijn boeken.
Copyright © 2017 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Behoudens voor zover toegestaan onder de Amerikaanse Auteurswet van 1976, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, verspreid of doorgegeven in welke vorm of op welke wijze dan ook, of opgeslagen in een database of informatiesysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-book is alleen gelicentieerd voor je persoonlijk genot. Dit e-book mag niet opnieuw worden verkocht of worden weggegeven aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en het niet hebt gekocht of als het niet alleen voor jouw gebruik is gekocht, retourneer het en koop je eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictiewerk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagafbeelding Copyright ozgurdonmaz, gebruikt onder licentie van istock.com.
BOEKEN VAN BLAKE PIERCE
SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT
DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek #1)
DE PERFECTE WIJK (boek #2)
RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE
EENS WEG (boek 1)
EENS GEPAKT (boek 2)
EENS BEGEERD (boek 3)
EENS GELOKT (boek 4)
AVERY BLACK MYSTERY-SERIE
MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1)
OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2)
SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3)
REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4)
REDEN TOT BEWAREN (boek 5)
INHOUD
PROLOOG
HOOFDSTUK EEN
HOOFDSTUK TWEE
HOOFDSTUK DRIE
HOOFDSTUK VIER
HOOFDSTUK VIJF
HOOFDSTUK ZES
HOOFDSTUK ZEVEN
HOOFDSTUK ACHT
HOOFDSTUK NEGEN
HOOFDSTUK TIEN
HOOFDSTUK ELF
HOOFDSTUK TWAALF
HOOFDSTUK DERTIEN
HOOFDSTUK VEERTIEN
HOOFDSTUK VIJFTIEN
HOOFDSTUK ZESTIEN
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
HOOFDSTUK ACHTTIEN
HOOFDSTUK NEGENTIEN
HOOFDSTUK TWINTIG
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG
HOOFDSTUK DERTIG
HOOFDSTUK EENENDERTIG
HOOFDSTUK TWEEËNDERTIG
HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG
HOOFDSTUK VIERENDERTIG
PROLOOG
Op de leeftijd van negenendertig kon Denice Napier zich geen winter herinneren die zo koud was als deze. Hoewel ze het nooit echt erg had gevonden dat het koud was, was het de bittere koude van de wind die haar stoorde. Ze voelde een windvlaag over de oevers van de Charles River vegen terwijl ze in een canvas stoel zat te kijken hoe haar kinderen schaatsten en ze zoog haar adem in. Het was half januari en de temperatuur had de afgelopen anderhalve week nauwelijks een cijfer van twee getallen gehaald.
Haar kinderen die slimmer waren dan ze wilde toegeven, hadden geweten dat zulke drastische temperaturen betekenden dat de meeste delen van de Charles River volledig bevroren zouden zijn. Daarom was ze voor het eerst deze winter de garage ingegaan op zoek naar de schaatsen. Ze had er nieuwe veters in gedaan, de ijzers geslepen en had drie thermosflessen warme cacaomelk ingepakt: een voor haar en een voor elk van haar kinderen.
Ze keek nu naar hen, terwijl ze van de ene oever naar de andere schaatsten met het soort roekeloze maar mooie snelheid waar alleen kinderen toe in staat zijn. Het gedeelte waar ze naartoe waren gekomen, een rechte maar smalle strook door een stuk bos op pakweg drie kilometer afstand van hun huis, was een complete ijslaag. Het was ongeveer zeven meter van oever naar oever en dan een grotere uitgestrektheid van een meter of tien die verder reikte in de ijskoude rivier. Denice was onhandig het ijs op gegaan en had kleine oranje kegeltjes, die haar kinderen soms gebruikten voor het voetballen, neergezet om hun grenzen markeren.
Ze keek naar hen: Sam van negen jaar oud en Stacy van twaalf, die samen lachten en genoten van elkaars gezelschap. Dit gebeurde niet vaak, dus Denice was bereid de bittere kou hiervoor te doorstaan.
Er waren ook nog een paar andere kinderen. Denice kende enkelen van hen, maar niet goed genoeg om een gesprek te beginnen met hun ouders, die ook op de oever zaten. De meeste andere kinderen op het ijs waren ouder, waarschijnlijk in de achtste of negende klas, dacht Denice. Er waren drie jongens die erg ongeorganiseerd hockey speelden en een ander meisje dat een draaibeweging aan het oefenen was.
Denice keek op haar horloge. Ze zou haar kinderen nog tien minuten geven en dan naar huis gaan. Misschien zouden ze voor de open haard gaan zitten en iets op Netflix bekijken. Misschien zelfs zo’n superheldenfilm die Sam leuk begon te vinden.
Haar gedachten werden onderbroken door een doordringende schreeuw. Ze keek naar het ijs en zag dat Stacy was gevallen. Ze schreeuwde, haar gezicht was naar het ijs gekeerd.
Allerlei moederinstincten schoten door Denice heen op dat moment. Gebroken been, verstuikte enkel, hersenschudding, ...
Ze had zowat alle mogelijke scenario’s doorlopen tegen de tijd dat ze naar het ijs gerend was. Ze slipte en gleed uit toen ze zich een weg baande naar Stacy. Sam was ook naar haar toe geschaatst en keek ook naar het ijs. Alleen schreeuwde Sam niet. Hij zag er eerder versteend uit.
“Stacy?” vroeg Denice, nauwelijks in staat om zichzelf boven Stacy’s geschreeuw uit te horen. “Stacy, schat, wat is er?”
“Mama?” zei Sam. “Wat... Wat is dat?”
Verward bereikte Denice uiteindelijk Stacy en ze liet zich op haar knieën naast haar vallen. Ze leek ongedeerd te zijn. Ze stopte met schreeuwen nu haar moeder daar bij haar was, maar ze beefde nu. Ze wees ook naar het ijs en probeerde haar mond te openen om iets te zeggen.
“Stacy, wat is er aan de hand?”
Toen zag Denice de vorm onder het ijs.
Het was een vrouw. Haar gezicht was bleekblauw en haar ogen stonden wijd open. Ze staarde omhoog door het ijs in een bevroren staat van angst. Blonde haren kronkelden in alle richtingen van haar schedel, bevroren in een warrige positie.
Het gezicht dat naar haar staarde, met die grote ogen en bleke huid, zou haar nog maandenlang in haar nachtmerries bezoeken.
Maar op dit moment kon Denice alleen maar gillen.
HOOFDSTUK EEN
Avery kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst zo roekeloos was gaan winkelen. Ze wist niet precies hoeveel geld ze had uitgegeven, omdat ze er niet meer oplette na de tweede stop. Eigenlijk had ze zelfs nauwelijks naar de prijzen gekeken. Rose was bij haar en dat was op zichzelf van onschatbare waarde. Ze zou er misschien anders over denken als ze haar bankafschrift kreeg, maar voor nu was het de moeite waard.
Met het bewijs van hun uitspatting in kleine trendy boodschappentassen aan haar voeten, keek Avery over de tafel naar Rose. Ze zaten op een hippe plek in het Leather District van Boston, een plek die Rose had uitgekozen: Caffe Nero. De koffie was waanzinnig duur, maar het was de beste die Avery in tijden had geproefd.
Rose zat met haar telefoon en stuurde een berichtje naar iemand. Dit zou Avery normaal gesproken boos maken, maar ze leerde om dingen los te laten. Als zij en Rose hun relatie ooit goed zouden krijgen, dan moest er af en toe water bij de wijn worden gedaan. Ze moest zichzelf eraan herinneren dat ze tweeëntwintig jaar verschilden en dat Rose een vrouw werd in een heel andere wereld dan waarin zijzelf was opgegroeid.
Toen Rose klaar was met haar berichtje, legde ze de telefoon op tafel en gaf Avery een verontschuldigende blik.
“Sorry,” zei ze.
“Dat hoeft niet,” antwoordde Avery. “Mag ik vragen wie het is?”
Rose leek hier even over na te denken. Avery was zich ervan bewust dat Rose ook haar best deed om te geven en nemen in hun relatie. Ze had nog steeds niet besloten in welk deel van haar persoonlijke leven ze haar moeder wilde binnenlaten.
“Marcus,” zei Roos zacht.
“O. Ik wist niet dat je nog iets met hem had.”
“Nee. Niet echt. Ach... Ik weet het niet. Misschien wel.”
Avery glimlachte en herinnerde zich hoe het was als mannen tegelijk verwarrend en intrigerend waren. “Wel, ga je uit met hem?”
“Ik neem aan dat je dat zo zou kunnen noemen,” zei Rose. Ze was vrij zwijgzaam, maar Avery zag de rode kleur op haar dochters’ wangen kruipen.
“Behandelt hij je goed?” Vroeg Avery.
“Meestal. We willen gewoon verschillende dingen. Hij is niet echt een doelgerichte kerel. Min of meer richtingloos.”
“Nou, je weet dat ik het niet erg vind om over dit soort dingen te horen,” zei Avery. “Ik ben altijd bereid om te luisteren. Of te praten. Of te helpen om jongens die je pijn doen te dumpen. Met mijn werk... ben je zo ongeveer de enige vriendin die ik heb.” Ze kromp inwendig ineen om te horen hoe goedkoop dat klonk, maar het was te laat om het nog terug te nemen.
“Dat weet ik, mam,” zei Rose. Toen voegde ze er met een grijns aan toe: “En ik kan je niet vertellen hoe verdrietig dat klinkt.”
Ze lachten er stiekem om, maar Avery was onder de indruk van hoeveel Rose op dat moment op haar leek. Wanneer een gesprek te emotioneel of persoonlijk werd, had Rose de neiging om het gesprek met stilte of humor af te sluiten. Met andere woorden, de appel was niet te ver van de boom gevallen.
Te midden van hun lach kwam een sierlijke kleine serveerster langs, dezelfde die hun bestelling had opgenomen en hun koffie had bezorgd. “Bijvullen?” vroeg ze.
“Voor mij niet,” zei Avery.
“Ik ook niet,” zei Rose. Ze stond op toen de serveerster verder liep. “Ik moet echt gaan,” zei ze. “Ik heb over een uur een afspraak met de adviseur van de universiteit.”
Dit was ook weer iets waar Avery bang voor was om er een groot probleem van te maken. Ze was opgewonden dat Rose eindelijk had besloten naar de universiteit te gaan. Op negentienjarige leeftijd had ze de overstap gemaakt en afspraken gemaakt met adviseurs op een in Boston gevestigde gemeenschapsschool. Voor Avery betekende dat dat ze klaar was om iets van haar leven te maken, maar langs de andere kant dat ze ook nog niet helemaal klaar was om iets van haar leven te maken: mogelijk met inbegrip van de gespannen maar vastzittende relatie met haar moeder.
“Bel me later om te weten hoe het gaat,” zei Avery.
“Zal ik doen. Nogmaals bedankt, mam. Dit was verrassend leuk. We moeten het binnenkort nog eens overdoen.”
Avery knikte terwijl ze toekeek hoe haar dochter wegliep. Ze nam de laatste slok van haar koffie en ging rechtstaan, terwijl ze de vier boodschappentassen bij haar stoel oppakte. Nadat ze ze om haar schouder had gehangen, verliet ze de coffeeshop en ging op weg naar haar auto.
Toen haar telefoon ging, was het een hele beproeving om die te beantwoorden terwijl ze zo geladen was. Ze voelde zich eigenlijk gek met al die tassen. Ze was nooit een van die vrouwen geweest die graag winkelden. Maar het was een geweldige hersteloefening met Rose en dat was het belangrijkste.
Nadat ze alle tassen op haar schouder had geschoven, kon ze eindelijk de mobiele telefoon in haar binnenzak bereiken.
“Avery Black,” zei ze.
“Black,” zei de altijd nukkige en snelle stem van Dylan Connelly, leidinggevende van A1 Moordzaken. “Waar ben je op dit moment?”
“Het Leather District,” zei ze. “Wat scheelt er?”
“Ik heb je zo snel mogelijk nodig bij de Charles River, net buiten de stad bij Watertown.”
Ze hoorde de toon en de drang in zijn stem en haar hart sloeg een slag over.
“Wat is er?” vroeg ze, bijna bang om het te vragen.
Er volgde een lange stilte, gevolgd door een zware zucht.
“We hebben een lichaam onder het ijs gevonden,” zei hij. “En je zult het moeten zien om het te geloven.”
HOOFDSTUK TWEE
Avery arriveerde precies zevenentwintig minuten later ter plaatse. Watertown, Massachusetts, ongeveer dertig kilometer buiten de stadsgrenzen van Boston, was slechts een van de vele steden die de Charles River met Boston deelden. De Watertown-dam lag stroomopwaarts van de Watertown-brug. Het gebied rond de dam was overwegend landelijk, net als de plaats delict waar ze momenteel voor stond. Ze schatte dat de dam nog steeds een goede twintig kilometer verderop lag, omdat de stad Watertown nog eens zes kilometer hier vandaan was.
Toen ze naar de rivier liep, dook Avery onder een lange strook tape die de plaats afschermde. De plaats delict was vrij groot. De gele tape markeerde een enorme rechthoek van twee bomen langs de oever naar twee stalen palen die de politie in het ijs op de rivier had geduwd. Connelly stond op de oever en sprak met twee andere agenten. Op het ijs zat een team van drie mensen gehurkt en ze keken naar beneden.
Ze passeerde Connelly en wuifde naar hem. Hij wierp een blik op zijn horloge, keek geïmponeerd en wuifde terug naar haar.
“De forensen kunnen je informeren,” zei hij.
Dat was goed voor haar. Ze begon Connelly meer en meer te waarderen bij elke zaak. Avery liep het ijs op en vroeg zich af of die paar keer op een ijsbaan tijdens haar tienerjaren haar nu misschien van pas zouden komen. Maar blijkbaar waren die vaardigheden echter al lang verleden tijd. Ze liep langzaam, voorzichtig om niet weg te glippen. Ze vond het vreselijk om zich kwetsbaar en niet volledig onder controle te voelen, maar het vervloekte ijs was gewoon zo glad.
“Het is goed,” zei een van de leden van het forensisch team terwijl hij merkte dat ze naar hen toekwam. “Hatch viel drie keer op zijn kont om tot hier te komen.”
“Zwijg,” zei een ander lid van het team, vermoedelijk Hatch.
Eindelijk kwam Avery tot waar de jongens van het forensisch team bij elkaar zaten. Ze stonden voorovergebogen en keken in een schoon gebroken stuk ijs. Daaronder zag ze het lichaam van een naakte vrouw. Ze leek in het begin van de twintig te zijn. Ze zag er nogal opvallend uit: zo bleek en met gedeeltelijk bevroren huid opzij. Prachtig eigenlijk.
De forensen waren erin geslaagd om het lichaam onder de armen vast te haken met plastic palen. Het uiteinde van elke paal had een eenvoudige U-vorm, bedekt met een soort katoen. Rechts van het gebroken ijs lag een isolerend deken voor het lichaam.
“En werd ze zo gevonden?” vroeg Avery.
“Jep,” zei de man waarvan ze aannam dat hij Hatch heette. “Door niet minder dan kinderen. De moeder belde de lokale politie en een uur en een kwartier later waren wij er.”
“Je bent toch Avery Black, niet?” vroeg het derde lid.
“Ja, dat ben ik.”
“Moet je iets controleren voordat we haar eruit halen?”