Bijna Weg - Блейк Пирс 6 стр.


‘Hebben jullie hier paarden?’ vroeg ze Antoinette.

‘Vroeger wel, jaren geleden, maar al een hele tijd niet meer,’ zei ze. ‘Niemand van ons rijdt nog.’

Cassie keek naar de verlaten stallen terwijl ze dit nieuws in zich opnam. Maureen had haar incorrecte en zeer gedateerde informatie gegeven. De paarden hadden een rol gespeeld in haar beslissing om hier te komen. Het was een reden geweest om ja te zeggen. Dat er paarden waren had het huis beter, aantrekkelijker, levendiger doen klinken. Maar ze waren al jaren weg. Tijdens het interview had Maureen zelfs gezegd dat ze de kans zou krijgen om te leren paardrijden. Waarom had ze gelogen, en wat had ze nog meer gezegd dat misschien niet waar was?

‘Kom nou!’ Antoinette trok ongeduldig aan haar mouw. ‘We moeten opschieten!’

Terwijl Cassie zich omdraaide, bedacht ze zich dat Maureen geen reden had om verkeerde informatie te geven. De rest van haar beschrijving van het huis en het gezin waren vrij accuraat geweest, en als bureau kon ze alleen doorgeven wat haar werd verteld. Dat moest betekenen dat Pierre had gelogen. En dat, besefte ze, was nog zorgwekkender.

Toen ze eenmaal de hoek om waren en het chateau uit het zicht was, ging Antoinette langzamer lopen. Dat kwam Ella goed uit, want die klaagde dat haar schoenen pijn deden.

‘Niet zeuren,’ adviseerde Antoinette. ‘Papa zegt altijd dat je niet zo moet zeuren.’

Cassie tilde Ella op en voelde hoe haar mollige lijfje met elke stap zwaarder werd. Ze droeg ook al de rugzak met alle jassen en haar laatste paar euro’s in haar zijvakje.

Marc huppelde vooruit, brak takken af en gooide die als speren voor zich uit. Cassie moest hem voortdurend waarschuwen niet op het asfalt te lopen. Hij was zo achteloos en onoplettend dat hij makkelijk voor een auto zou kunnen springen.

‘Ik heb honger!’ klaagde Ella.

Cassie dacht geërgerd terug aan haar onaangeraakte ontbijtbord.

‘Er zit een winkeltje om de hoek,’ zei Antoinette. ‘Daar verkopen ze koude drankjes en snacks.’ Ze was opvallend vrolijk vandaag, ook al had Cassie geen idee waarom. Ze was al lang blij dat Antoinette haar wat meer leek te mogen.

Ze had gehoopt dat de winkel misschien goedkope horloges zou verkopen, want zonder telefoon wist ze niet hoe laat het was. Maar het bleek een tuinierswinkel te zijn, die voornamelijk zaadjes, kleine boompjes en mest verkocht. De kiosk bij de kassa verkocht alleen frisdrank en snoep. De bejaarde eigenaar, die op een barkruk naast een gaskachel zat, legde uit dat hij niets anders had. De prijzen waren torenhoog en Cassie telde gespannen haar kleine restje geld uit, waarmee ze chocola en een blikje sap kocht voor elk kind.

Terwijl ze betaalde, renden de kinderen naar de overkant van de straat om naar een ezel te kijken. Cassie riep dat ze terug moesten komen, maar ze negeerden haar.

De grijsaard haalde medelijdend zijn schouders op. ‘Het blijven kinderen. Ze komen me bekend voor. Wonen jullie in de buurt?’

‘Ja. Dit zijn de kinderen van de familie Dubois. Ik ben de nieuwe au pair, dit is mijn eerste werkdag,’ zei Cassie.

Ze had gehoopt op een gemoedelijke blik van herkenning, maar in plaats daarvan sperde de man zijn ogen wijd open van schrik. ‘Die familie? Daar werk jij voor?’

‘Ja.’ Cassies angsten laaiden onmiddellijk weer op. ‘Waarom? Kent u ze?’

Hij knikte. ‘Iedereen hier kent ze. En Diane, Pierres vrouw, kocht wel eens planten van me.’

Hij zag de verwarring op haar gezicht. ‘De moeder van de kinderen,’ lichtte hij toe. ‘Zij is vorig jaar overleden.’

Cassie staarde hem ongelovig aan terwijl haar hersenen op topsnelheid werkten. Ze kon haar oren niet geloven. De moeder van de kinderen was overleden, en zo kort geleden. Waarom had niemand hier iets over gezegd? Maureen had het niet eens genoemd. Cassie had aangenomen dat Margot hun moeder was, maar nu begreep ze hoe naïef dat was geweest; Margot was veel te jong om een kind van twaalf te hebben.

Dit gezin was pas nog door een periode van rouw gegaan, was uiteengereten door een enorme tragedie. Maureen had haar dit moeten vertellen. Maar Maureen had niet geweten dat de paarden er niet meer waren, omdat haar dat niet verteld was. Met een steek van angst vroeg Cassie zich af of Maureen dit überhaupt geweten had.

Wat was er gebeurd met Diane? Hoe had haar overlijden Pierre beïnvloed, en de kinderen, en de gezinsdynamiek? Wat vonden ze ervan dat Margot zo kort daarop al haar intrede had gedaan? Geen wonder dat ze de spanning als een donderwolk voelde hangen over zo ongeveer iedere interactie die zich binnen die muren afspeelde.

‘Wat… wat vreselijk,’ stamelde ze, zich realiserend dat de man haar nieuwsgierig bekeek. ‘Ik wist niet dat het pas zo kort geleden was. Haar dood moet heel traumatisch geweest zijn voor iedereen.’

Met een diepe frons overhandigde de winkeleigenaar haar het wisselgeld, en ze stopte het karige stapeltje muntjes in haar zak. ‘Je weet natuurlijk wat de achtergrond van die familie is.’

‘Ik weet er niet veel van, dus ik zou het erg op prijs stellen als u er iets over zou vertellen.’ Cassie leunde gespannen over de toonbank.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is niet aan mij om daar meer over te vertellen. Je werkt voor de familie.’

Waarom zou dat iets uitmaken, vroeg Cassie zich af? Haar nagel duwde in haar nagelriem en ze besefte met een schok dat ze haar oude gewoonte weer had opgepikt. Nou, ze was dan ook flink gestrest. Wat de man haar had verteld was al zorgwekkend genoeg, maar wat hij weigerde te vertellen was nog veel erger. Misschien zou hij open tegen haar zijn als ze eerlijk was.

‘Ik begrijp niets van de situatie hier, en ik ben bang dat ik mezelf in de nesten heb gewerkt. Eerlijk gezegd is me niet eens verteld dat Diane was overleden. Ik weet niet wat er is gebeurd, of hoe het daarvoor was. Als ik een beter beeld had, zou dat echt helpen.’

Hij knikte en keek begrijpend, maar toen ging de telefoon in het kantoor en wist ze dat haar kans verkeken was. Hij liep naar achteren om op te nemen en deed de deur achter zich dicht.

Teleurgesteld draaide Cassie zich om, met de rugzak die nu twee keer zo zwaar leek als daarvoor. Misschien was het de verontrustende informatie die de winkeleigenaar haar had gegeven die haar zo zwaar woog. Terwijl ze de winkel uit liep, vroeg ze zich af of ze misschien terug kon komen om met de man te praten. Wat voor geheimen hij ook wist over de familie Dubois, ze moest erachter komen.

HOOFDSTUK ZES

Een geschrokken gil van Emma rukte Cassie terug naar het heden. Ze zag tot haar afschuw dat Marc aan de overkant van de weg door het hek was geklommen, en handjes gras voerde aan een kudde van vijf harige, grijze, modderige ezels. Ze legden hun oren in hun nek en beten elkaar terwijl ze om hem heen dromden.

Ella gilde nog een keer toen een van de ezels tegen Marc aan botste, waardoor hij plat op zijn rug viel.

‘Kom eruit!’ gilde Cassie. Ze rende naar de overkant van de weg, leunde door het hek, greep de achterkant van zijn shirt en trok hem weg voordat hij vertrapt kon worden. Wilde dit kind soms dood? Zijn shirt was kletsnat en smerig, en ze had geen schoon shirt meegenomen. Gelukkig scheen de zon nog, hoewel ze zag dat de wolken samenpakten in het westen.

Toen ze Marc zijn chocola gaf, propte hij de hele reep in één keer in zijn mond zodat zijn wangen uitpuilden. Hij lachte, waarbij hij kleine stukjes op de grond spuugde, en rende toen voor Antoinette uit.

Ella duwde haar chocola weg en begon hard te huilen.

Cassie tilde haar weer op. ‘Wat is er? Heb je geen honger?’ vroeg ze.

‘Nee. Ik mis mama,’ snikte het meisje.

Cassie knuffelde haar stevig. Ella’s wang was warm tegen haar gezicht.

‘Het spijt me, Ella. Het spijt me heel erg. Ik hoorde het net pas. Je moet haar vreselijk missen.’

‘Ik wou dat Papa zou zeggen waar ze is,’ treurde Ella.

‘Maar...’ Cassie was sprakeloos. De winkeleigenaar had duidelijk gezegd dat Diane Dubois was gestorven. Waarom dacht Ella iets anders? ‘Wat heeft je Papa tegen je gezegd?’ vroeg ze voorzichtig.

‘Dat ze weg is. Hij zei niet waarheen. Alleen dat ze wegging. Waarom is ze weg? Ik wil dat ze terugkomt!’ Ella duwde haar hoofd tegen Cassies schouder en snikte hartverscheurend.

Cassie was duizelig. Ella was destijds vier geweest. Dat was toch oud genoeg om ‘dood’ te begrijpen? Er was een kans geweest om te rouwen en een begrafenis bij te wonen. Of misschien was die er niet geweest. Het alternatief was duizelingwekkend; dat Pierre opzettelijk tegen Ella had gelogen over de dood van zijn vrouw.

‘Ella, niet verdrietig zijn,’ zei ze, en aaide haar voorzichtig over haar schouders. ‘Soms gaan mensen weg en komen ze niet meer terug.’ Ze dacht aan Jacqui, en vroeg zich af of ze er ooit achter zou komen wat er echt gebeurd was. Het was vreselijk om het niet te weten. De dood was tragisch, maar het was tenminste definitief.

Cassie kon zich niet inbeelden hoe verschrikkelijk het moest zijn voor Ella om te denken dat haar eigen moeder haar zomaar had verlaten. Geen wonder dat ze nachtmerries had. Ze moest het echte verhaal te weten komen, voor het geval er meer achter zat. Het zou te intimiderend zijn om het regelrecht aan Pierre te vragen, en tenzij hij er zelf over zou beginnen, durfde ze het gesprek er niet op te brengen. Misschien zouden de andere kinderen haar hun versie willen vertellen, als ze het op het juiste moment vroeg. Ze moest daar maar mee beginnen.

Antoinette en Marc stonden te wachten bij de splitsing. Eindelijk zag Cassie het bos liggen. Antoinette had de afstand onderschat; ze moesten minstens vijf kilometer hebben gelopen, en de plantenkas was het laatste gebouw waar ze langs waren gekomen. De weg was nu een smal en vervallen paadje, met wilde, ruige struiken langs de zijkanten.

‘Jij en Ella kunnen wel die kant nemen,’ zei Antoinette, en wees naar een begroeid pad. ‘Dat is sneller.’

Cassie maakte dankbaar gebruik van een kortere route en liep het smalle pad af. Ze baande zich een weg door een wolk van struiken. Halverwege begon de huid op haar armen zo pijnlijk te branden dat ze een gil slaakte. Het leek wel alsof ze door een zwerm wespen was gestoken. Ze keek naar beneden en zag dat ze een rode uitslag op haar huid had, overal waar de bladeren haar geraakt hadden. En toen begon Ella te gillen.

‘Mijn knie doet zeer!’ Haar huid zwol op en begon blaren te vormen, die knalrood aftekenden tegen haar zachte, bleke huid.

Cassie bukte te laat, en een tak sloeg haar in het gezicht. Het brandende gevoel verspreidde zich onmiddellijk en ze slaakte een kreet van schrik. Achter zich hoorde ze Antoinettes hoge, opgewonden gelach.

‘Hou je hoofd tegen mijn schouder aan,’ zei Cassie. Ze sloeg haar armen stevig om het meisje. Ze haalde diep adem en stormde het pad af, blindelings door de prikkende bladeren, totdat ze bij een open plek aankwam.

Antoinette, die dubbelgebogen over een omgevallen boom lag, krijste van plezier, en Marc, die aangestoken was door haar gelach, deed hetzelfde. Ella’s woedende tranen leek hen niets te kunnen schelen.

‘Je wist dat daar gifsumak zat!’ riep Cassie op beschuldigende toon terwijl ze Ella op de grond zette.

‘Brandnetels,’ corrigeerde Antoinette haar, voordat ze opnieuw in schaterlachen uitbarstte. Er zat geen vriendelijkheid in het geluid – het was een wrede lach. Het kind liet haar ware aard zien en ze was genadeloos.

Cassie werd overvallen door een plotselinge razernij. Eén moment wilde ze niets liever dan Antoinettes vergenoegde, giechelende gezicht een keiharde klap verkopen. De intensiteit van haar woede was beangstigend. Ze deed daadwerkelijk een stap naar voren en hief haar hand, voordat ze bij zinnen kwam en hem gauw liet zakken, ontzet door wat ze bijna had gedaan.

Ze keerde zich om, ritste haar rugzak open en pakte het enige flesje water dat ze bij zich had. Ze wreef wat water over Ella’s knie en de rest over zichzelf, in de hoop dat dat het branden zou verzachten, maar elke keer dat ze de zwelling aanraakte, leek het erger te worden. Ze keek om zich heen om te zien of er ergens een kraan was, of een fontein, waar ze wat koud water over de pijnlijke uitslag kon laten stromen.

Maar er was niets. Deze bossen waren niet zo kindvriendelijk als ze had gedacht. Er waren geen bankjes, geen wegwijzers. Geen vuilnisbakken, kranen of fonteinen, geen goed onderhouden paden. Er was enkel een oeroud, donker bos, met enorme beuken, dennen en sparren die dreigend boven het struikgewas uit torenden.

‘We moeten naar huis,’ zei ze.

‘Nee,’ begon Marc. ‘Ik wil op onderzoek uit.’

‘Daar is dit geen goede plek voor. Er is niet eens een echt pad. En het is te donker. Doe gauw je jas aan, anders vat je nog kou.’

‘Moet je me eerst vangen!’ Met een ondeugende blik dook het jongetje weg tussen de bomen.

‘Verdomme!’ Cassie stoof achter hem aan, en beet haar kaken op elkaar terwijl de takjes langs haar geïrriteerde huid schraapten. Hij was kleiner en sneller dan zij, en hij lachte haar spottend uit terwijl hij door de struiken vluchtte.

‘Marc, kom terug!’ riep ze. Maar haar woorden leken hem alleen maar aan te moedigen. Ze bleef rennen en hoopte dat hij moe zou worden of genoeg zou krijgen van dit spelletje.

Eindelijk kreeg ze hem te pakken, doordat hij stopte om op adem te komen en tegen dennenappels te schoppen. Ze greep zijn arm beet voordat hij weg kon rennen.

‘Dit is geen spelletje. Kijk nou, dat is een ravijn.’ Even verderop lag een steile afdaling, en ze hoorde stromend water. ‘We gaan terug. Het is tijd om naar huis te gaan.’

‘Ik wil niet naar huis,’ mopperde Marc, die met tegenzin achter haar aan strompelde.

Ik ook niet, dacht Cassie, en had plotseling medelijden met hem.

Maar toen ze terug bij de open plek kwamen, was daar alleen Antoinette. Ze zat op een opgevouwen jas en vlocht haar haar over haar schouder.

‘Waar is je zusje?’ vroeg Cassie.

Antoinette keek schijnbaar nonchalant op. ‘Ze zag een vogel toen je wegliep, en wilde beter kijken. Ik weet niet waar ze daarna naartoe is gegaan.’

Cassie staarde Antoinette vol afgrijzen aan. ‘Waarom ging je niet met haar mee?’

‘Je had niet gezegd dat dat moest,’ zei Antoinette, met een kille glimlach.

Cassie haalde diep adem en onderdrukte een volgende vlaag van woede. Antoinette had gelijk. Ze had de kinderen niet moeten achterlaten zonder ze te waarschuwen dat ze moesten blijven waar ze waren.

‘Waar is ze naartoe gegaan? Waar heb je haar voor het laatst gezien?’

Antoinette wees. ‘Ze ging die kant op.’

‘Ik ga haar zoeken.’ Cassie hield haar stem opzettelijk kalm. ‘Blijf hier met Marc. Jullie mogen niet – absoluut niet – van deze open plek af, en hou je broertje in het oog. Begrepen?’

Antoinette knikte afwezig en liet haar haar door haar vingers gaan. Cassie hoopte dat ze zou doen wat haar gezegd werd. Ze liep naar waar Antoinette had gewezen en zette haar handen aan haar mond.

‘Ella?’ riep ze zo hard ze kon. ‘Ella?’ Ze wachtte, hopend op een antwoord of voetstappen, maar er kwam geen reactie. Ze hoorde alleen het zachte geruis van de bladeren in de toenemende wind. Kon Ella echt nu al buiten gehoorsafstand zijn, in de korte tijd dat ze weg was geweest? Of was haar iets overkomen?

Haar paniek steeg terwijl ze het bos in rende.

HOOFDSTUK ZEVEN

Cassie sprintte dieper het bos in, zigzaggend tussen de bomen door. Ze schreeuwde Ella’s naam en bad dat er een antwoord zou komen. Ella kon overal wel zijn; er was geen duidelijk pad wat ze gevolgd kon hebben. Het bos was donker en griezelig, de wind waaide steeds harder en de bomen leken haar geroep te dempen. Ella kon wel in een ravijn gevallen zijn, of gestruikeld en op haar hoofd gevallen. Een zwerver kon haar gepakt hebben. Er kon wel van alles gebeurd zijn.

Назад Дальше