‘Ben je nog huiswerk aan het maken?’ vroeg Cassie, verbaasd omdat Antoinette haar niet iemand leek die dat tot het laatste moment zou uitstellen. Haar kamer was vreselijk netjes. De kleren die ze had gedragen, lagen opgevouwen in de wasmand, en haar schooltas, netjes ingepakt, stond onder een keurig opgeruimd wit bureau.
Ze vroeg zich af of Antoinette misschien vond dat ze te weinig controle over haar leven had, en dat ze het daarom uitoefende op haar directe omgeving. Of misschien, aangezien ze duidelijk had gemaakt dat de aanwezigheid van een au pair haar stoorde, probeerde ze te bewijzen dat ze niemand nodig had om voor haar te zorgen.
‘Mijn huiswerk is af. Ik zat in mijn persoonlijke dagboek te schrijven,’ zei Antoinette.
‘Doe je dat elke avond?’
‘Ik doe het als ik boos ben.’ Ze deed de dop op haar pen.
‘Het spijt me van wat er vanavond gebeurde,’ zei Cassie meelevend, met het gevoel dat ze op ijs liep dat elk moment kon breken.
‘Margot haat me en ik haat haar,’ zei Antoinette met een stem die licht trilde.
‘Nee, dat denk ik niet,’ protesteerde Cassie, maar Antoinette schudde haar hoofd.
‘Het is waar. Ik haat haar. Ik wou dat ze dood was. Ze heeft dat soort dingen wel eerder gezegd. Het maakt me zo boos dat ik haar wel zou kunnen vermoorden.’
Cassie staarde haar geschokt aan. Het waren niet alleen Antoinettes woorden, maar de kalme manier van praten die haar deden verstijven. Ze had geen idee wat ze moest zeggen. Was het normaal voor een meisje van twaalf om zulke moordlustige gedachten te hebben? Antoinette zou hulp moeten krijgen van een professional bij het omgaan met deze woede. Een therapeut, een psycholoog, of zelfs een pastoor.
Nou, in de afwezigheid van een competent iemand, was zij de enige die beschikbaar was.
Cassie groef in haar eigen herinneringen en probeerde zich te herinneren wat zij op die leeftijd had gezegd en gedaan. Hoe ze had gereageerd en wat ze gevoeld had als haar eigen situatie uit de hand liep. Had zij ooit iemand willen vermoorden?
Ineens herinnerde ze zich een van haar vaders vriendinnen, Elaine, een blondine met lange rode nagels en een hoge, krijsende lach. Het was haat op het eerste gezicht geweest. In de zes maanden dat Elaine in beeld was geweest, had Cassie een verschrikkelijke hekel aan haar gehad. Ze kon zich niet herinneren dat ze had gewenst dat ze dood zou gaan, maar ze had zeker gewenst dat ze weg zou gaan.
Dit was waarschijnlijk hetzelfde. Antoinette was gewoon iets uitgesprokener.
‘Wat Margot zei was ontzettend oneerlijk,’ zei Cassie, want dat was ook zo. ‘Maar als ze boos zijn, zeggen mensen soms dingen die ze niet menen.’ Natuurlijk zeiden ze ook wel eens juist de waarheid als ze boos waren, maar daar wilde ze het even niet over hebben.
‘O, ze meende het wel degelijk,’ verzekerde Antoinette haar. Ze zat met de pen te priegelen. De dop draaide snel van de ene kant naar de andere. ‘En Papa kiest tegenwoordig altijd haar kant. Hij denkt alleen aan haar en nooit aan ons. Het was anders toen mijn moeder nog leefde.’
Cassie knikte meelevend. Dat was haar ervaring ook. ‘Ik weet het,’ zei ze.
‘Hoe weet je dat?’ Antoinette keek haar nieuwsgierig aan.
‘Mijn moeder is overleden toen ik jong was. Mijn vader nam ook nieuwe vriendinnen – eh, ik bedoel een nieuwe verloofde – mee naar huis. Dat leidde tot een hoop ruzie en vijandigheid. Zij mochten mij niet, en ik hen niet. Gelukkig had ik een grote zus.’ Vlug corrigeerde Cassie zichzelf opnieuw. ‘Ik heb een grote zus, Jacqui. Zij nam het voor me op tegen mijn vader en beschermde me als er ruzie was.’
Antoinette knikte. ‘Je koos mijn kant vanavond. Dat heeft niemand ooit gedaan. Dank je wel daarvoor.’ Ze staarde Cassie aan, met haar grote, blauwe ogen, en Cassie kreeg een brok in haar keel van de onverwachte dankbaarheid.
‘Daar ben ik voor,’ zei ze.
‘Het spijt me dat ik zei dat je door de brandnetels moest lopen.’ Ze wierp een blik op de blaren op Cassies handen, die nog steeds opgezet en rood waren.
‘Dat geeft niks. Ik snap dat het maar een grapje was.’ De tranen welden op in haar ogen en ze werd vervuld van medeleven. Ze had niet verwacht dat Antoinette zich kwetsbaar zou opstellen. Ze begreep precies hoe eenzaam ze zich moest voelen, en hoe machteloos. Het was een vreselijke gedachte dat Antoinette al eerder zulk verbaal geweld van Margot had moeten ondergaan, zonder iemand om haar te beschermen en met een vader die niet aan haar kant stond.
Nou, nu had ze wel iemand. Cassie stond aan haar kant en zou haar steunen, wat er ook voor nodig was. De dag was geen totale ramp geweest als het betekende dat ze een stapje dichterbij was gekomen bij dit complexe en getroebleerde kind.
‘Probeer maar je gaan slapen. Morgen is het vast beter.’
‘Ik hoop het. Welterusten, Cassie.’
Cassie sloot de deur, snikte één keer en veegde haar neus af aan haar mouw. Uitputting en emotie begonnen haar af te breken. Ze haastte zich de gang door, pakte haar pyjama en liep naar de douche.
Eenmaal onder de hete stroom liet ze haar tranen eindelijk de vrije loop.
*
Hoewel het hete water haar emoties wat had gekalmeerd, besefte Cassie snel dat het haar huid juist had geïrriteerd. De brandnetels begonnen ondraaglijk te jeuken. Ze schrobde zichzelf stevig met de handdoek in een poging de jeuk te verlichten, maar hij verspreidde zich alleen maar.
Toen ze eenmaal in bed was geklommen, was ze zo ellendig dat ze niet kon slapen. Haar gezicht en armen klopten en brandden. Krabben hielp maar heel even en maakte de pijn daarna juist erger.
Nadat ze schijnbaar urenlang had geprobeerd in slaap te vallen, gaf Cassie het op. Ze moest iets hebben om haar huid te kalmeren. Het kastje bij de douche bevatte alleen wat basale spullen, maar ze had een grote kast gezien in de badkamer voorbij Ella’s slaapkamer. Misschien was daar iets wat haar kon helpen.
Ze liep stilletjes naar de badkamer en opende de houten kast. Opgelucht zag ze dat er allerlei tubes en flesjes stonden. Er zat vast iets bij tegen allergieën. Ze las de etiketten, wat moeizaam ging omdat het in ingewikkeld Frans was, en ze was bang dat een verkeerd medicijn het juist erger zou maken.
Calaminezalf. Ze herkende de kleur en geur, ook al kon ze het etiket niet lezen. Dit zou haar huid kalmeren. Ze goot wat in haar handpalm en smeerde het over de brandwonden. Meteen voelde ze dat het koelde en verlichtte. Ze zette het flesje terug en sloot het kastje.
Terwijl ze zich omdraaide, hoorde ze een geluid dat haar deed verstijven. Een ruwe schreeuw, een gedempte gil. Het moest Marc zijn. Hij was uit bed geklommen en zat te klieren bij Ella.
Ze rende de gang door, maar besefte na een paar stappen dat die kant van het huis stil was. De kinderen sliepen.
Daar was het nog een keer: een knal, een dreun en nog een gil. Cassie bevroor. Probeerde iemand in te breken in het huis? Razendsnel gingen haar gedachten langs alle kostbaarheden die hier te vinden waren. In Amerika zou ze zichzelf op haar kamer hebben opgesloten en de politie hebben gebeld. Maar hier was geen bereik, dus het enige wat ze kon doen was alarm slaan bij Pierre. Het klonk toch alsof het van die kant kwam.
Ze zou zich dapperder voelen als ze een wapen had. Ze keek haar kamer in. Misschien kon ze de stalen pook van de openhaard pakken. Het was niet veel, maar het was tenminste iets. Met haar hand stevig om de pook liep Cassie op haar tenen door de gang. Toen ze de hoek om liep, stond ze voor een gesloten, houten deur.
Dit moest de grote slaapkamer zijn, en het geluid kwam van binnen. Cassie zette de pook tegen de muur zodat ze hem snel kon grijpen als dat nodig was. Toen boog ze voorover en keek door het sleutelgat.
De lichten in de slaapkamer waren aan. Ze zag niet veel, maar wel één iemand – nee, twee. Daar was Pierre, wiens donkere haar glansde in het licht. Maar wat deed hij met zijn handen? Hij had ze ergens omheen – hij kneep en schudde het gewelddadig heen en weer. Ze hoorde nog een klaaglijke, gesmoorde gil en ze hapte naar adem toen ze besefte dat hij een vrouw bij haar hals vasthield.
Cassies hart bonkte terwijl ze in haar hoofd op een rijtje zette wat er aan de andere kant van de deur gebeurde, waar Pierre Margot aan het vermoorden was.
HOOFDSTUK NEGEN
Cassie deinsde terug van de zware, houten deur. De adrenaline pompte door haar heen terwijl de dodelijke scène zich in haar hoofd afspeelde. Zware handen om een bleke hals, en dat paniekerige, verstikte gillen. Er was nog iets anders geweest: een felle kleur die ze niet kon plaatsen.
Ze moest om hulp roepen, en snel. Maar wie kon ze roepen? De huishoudster was de enige die ze kende, en ze had geen idee hoe ze haar kon vinden. En als ze tijd zou verspillen met zoeken, zou Margot sterven. Zo simpel was het.
In plaats daarvan zou Cassie zelf tussenbeide moeten komen. Als ze de slaapkamer binnenviel en heel hard zou schreeuwen, zou ze misschien genoeg verwarring veroorzaken om Margot een kans geven te ontsnappen. Ze werd overmand door angst bij de gedachte, maar er zat niets anders op. Ook al veranderden haar benen in water en was haar stem niet meer dan een zielig gepiep, ze moest proberen dapper te zijn.
Terwijl ze haar hand uitstrekte naar de deurklink, hoorde ze een ander geluid dat haar tegenhield. Het was een diepe kreun van genot. Aarzelend bukte Cassie voorover en keek nog eens door het sleutelgat. Ze bewoog haar hoofd heen en weer om zoveel mogelijk van haar beperkte zicht te maken, en realiseerde zich dat het gekleurde object wat ze had gezien, een sjaal was. Margots handen waren strak vastgebonden, en de sjaal was vastgeknoopt aan een bronzen spijl van het hoofdeinde. Cassie hapte naar adem toen ze besefte wat er gebeurde.
Dit was geen moord, maar een seksuele handeling – duister, gewelddadig en langdurig. Ze kon zien hoe Margot zichzelf probeerde te bevrijden. Dit was geen kinky experiment; het zag er ronduit gevaarlijk uit. En ze wist niet zeker of het wel met wederzijdse instemming gebeurde. Margot leek geen bereidwillige partner. Misschien strafte Pierre haar voor haar uitbarsting eerder op de avond, of gebruikte hij dat als een excuus om te doen wat hij nu deed.