De zee drukte hem met een verpletterende kracht het strand op en liet hem daar achter, kreunend van de pijn. Toen hij opkeek zag hij de anderen ook op het strand liggen. Bolis en Matilde bloedend, Neave en Mark onder de blauwe plekken. Zelfs Gwylim leek gehavend, ondanks de snelheid waarmee Royce hem had zien genezen.
“We leven nog,” zei Mark. Royce kon de verbazing in zijn stem horen. Hij deelde die verbazing, maar voelde ook blijdschap bij de gedachte dat zijn vrienden in veiligheid waren.
Nee, niet helemaal.
Ze leefden nog, dat was waar. Maar terwijl hij over het water uitkeek zag Royce dat hun vlot al in stukken was gebroken en door de golven werd meegevoerd. Ze konden nu niet meer weg, of zelfs maar oversteken naar een van de andere eilanden.
Ze hadden de Zeven Eilanden bereikt, maar nu leek het erop dat ze er nooit meer weg zouden komen.
HOOFDSTUK ZES
Dust slenterde in de richting van de haven en zag overal aanwijzingen. In de vlucht van een zwerm vogels zag hij dat dit de route was die hij moest volgen. Een kabbelend beekje vertelde hem dat hij de zee moest oversteken.
En elke keer dat hij zijn ogen sloot zag hij beelden van Royce.
Die zag hij al sinds hij al die rook van de priesters had geïnhaleerd en visioenen van de ene toekomst na de andere had gekregen. Hij had gezien wat er zou gebeuren als er niets veranderd werd. Hij had het geweld, de pijn en de dood gezien.
“En ik heb gekózen,” zei Dust tegen zichzelf. Het duurde even voordat de merkwaardigheid daarvan tot hem doordrong. Hij was Angarthim, een van degenen die de wereld bewandelden, de toekomst creëerden zoals de priesters zagen dat die moest zijn en zij die moesten sterven overdroegen aan de duisternis. Angarthim maakten geen beslissingen en zochten niet naar manieren om het lot te veranderen.
“De priesters begonnen ermee,” fluisterde Dust. Hij keek op en probeerde bevestiging te vinden dat hij het juiste deed. Hij vond die bevestiging in de manier waarop de wolken bewogen, in patronen die de ontwerpen van de heilige boeken weerspiegelden.
De priesters hadden getracht om dingen te wijzigen. Ze hadden geprobeerd het lot te veranderen om hun eigen verwoesting te voorkomen. Dingen verliepen niet langer volgens de route die het lot had uitgezet en nu moest iemand een keuze maken, een keuze voor iedereen. Diegene was Dust.
“Ik zal hier een eind aan maken,” zei hij. “De naderende verwoesting zal vermeden worden. Ik zal de wereld béter maken.”
Om dat te doen moest hij natuurlijk Royce tegenhouden. Dust had de toekomsten gezien, de ene na de andere mogelijkheid. Hij had enkele versies gezien waarin alles goed kwam, maar de waarheid was dat de acties van Royce in te veel versies leidden tot oorlog en erger: ze leidden tot de verwoesting van het land, een verwoesting die voorkomen moest worden.
Angarthim waren geen helden; sterker nog, zij die wisten wat ze waren leken hen als monsters en moordenaars te beschouwen en begrepen niet dat zij slechts de goedgetrainde handen van het lot waren.
“Ik luister nog steeds naar het lot,” zei Dust. Alleen in plaats van dat de priesters hem een enkele regel hadden gegeven, zag hij nu alle toekomsten voor zich. Alle mogelijkheden leken naar de haven te wijzen.