De wind raasde en deed het glas in de ramen trillen en er kwam tocht door een kier in het houtwerk. Oliver huiverde. Deze oktober was veel kouder dan het normaal gesproken was in New Jersey. Hij had zelfs op de radio gehoord dat er een grote storm naderde. Maar Oliver was dol op storm, zeker wanneer die gepaard ging met donder en bliksem.
Hij snoof toen hij de geur van eten rook. Hij draaide zich weg van het raam en liep de hoek om naar de keuken. Zijn moeder stond voor het aanrecht in een grote pan te roeren.
“Wat eten we?” vroeg hij.
“Vlees,” zei ze. “En aardappelen. En erwten.”
Olivers maag knorde bij het vooruitzicht. Zijn familie at altijd eenvoudige maaltijden, maar dat vond Oliver niet zo erg. Hij had een eenvoudige smaak.
“Ga jullie handen wassen, jongens,” zei pap vanaf waar hij aan tafel zat.
Vanuit zijn ooghoek zag Oliver Chris’ gemene grijs. Hij wist nu al dat zijn broer weer een wreed plannetje voor hem in petto had. Het laatste dat hij wilde was vast komen te zitten in de badkamer met Chris, maar pap keek weer op en fronste.
“Moet ik alles twee keer zeggen?” klaagde hij.
Hij kon er niet onderuit. Oliver verliet de keuken met Chris op zijn hielen. Hij haastte zich de trap op en sprintte naar de badkamer in een poging zijn handen te wassen en er zo snel mogelijk weer weg te zijn. Maar Chris zat vlak achter hem en zodra ze buiten gehoorbereik van hun ouders waren, greep hij Oliver vast en duwde hem tegen de muur.
“Raad eens, snotneus,” zei hij.
“Wat?” zei Oliver, die zich schrap zette.
“Ik heb heel, heel veel honger vanavond,” zei Chris.
“Dus?” antwoordde Oliver.
“Dus, ik mag jouw avondeten, toch? Je gaat tegen mam en pap zeggen dat je geen honger hebt.”
Oliver schudde zijn hoofd. “Ik heb je de slaapkamer al gegeven!” sprak hij Chris tegen. “Laat me op zijn minst mijn aardappelen eten.”
Chris lachte. “Echt niet. We beginnen op een nieuwe school morgen. Ik moest sterk zijn voor het geval dat er andere onderdeurtjes zoals jij zijn die ik moest pesten.”
Het idee van school veroorzaakte een nieuwe golf van ongerustheid voor Oliver. Hij was in zijn leven al op zoveel nieuwe scholen begonnen en het leek elke keer erger te worden. Er was altijd een Chris Blue-achtig type dat hem te vinden wist, iemand die hem, wat hij ook deed, wilde pesten. En er waren nooit bondgenoten. Oliver had zijn pogingen om vrienden te maken al lang geleden opgegeven. Wat had het voor zin als hij een paar maanden later toch weer moest verhuizen?
Chris’ gezicht leek te verzachten. “Weet je wat, Oliver, ik zal aardig zijn. Alleen deze ene keer.” Toen grijnsde hij en barstte in een maniakaal gelach uit. “Je krijgt een broodje vuist voor het avondeten!”
Hij hief zijn vuist. Oliver dook weg en miste zijn vuist op enkele millimeters. Hij rende de trap af, de woonkamer in.
“Kom terug, onderkruipsel!” schreeuwde Chris.
Hij zat Oliver op zijn hielen, maar Oliver was snel en haastte zich naar de eettafel. Pap keek naar hem op terwijl daar stond te hijgen na zijn sprint.
“Zijn jullie weer aan het vechten?” Hij zuchtte. “Waar gaat het deze keer over?”
Chris kwam slippend tot stilstand naast Oliver. “Niets,” zei hij snel.
Ineens voelde Oliver een scherpe pijn in zijn zij. Chris had zijn nagels in hem gezet. Oliver keek naar hem, naar de triomfantelijke blik op zijn gezicht.
Pap keek argwanend. “Ik geloof je niet. Wat is er aan de hand?”
Chris kneep harder en de pijn verspreidde zich door Olivers zij. Hij wist wat hij moest doen. Hij had geen keus. “Ik zei net,” zei hij huiverend, “dat ik niet zoveel honger heb.”
Pap keek hem vermoeid aan. “Mam heeft erg haar best gedaan op het eten en nu zeg je dat je het niet wilt?”
Mam, die bij het aanrecht stond, keek met een gekwetste blik in haar ogen over haar schouder. “Wat is het probleem? Hou je niet meer van vlees? Of zijn het de aardappels?”
Oliver voelde Chris nog harder knijpen en er ging een scherpe pijn door hem heen.
“Sorry, mam,” zei hij met tranende ogen. “Ik bén dankbaar. Ik heb alleen geen honger.”
“Wat moet ik nu met hem?” riep mam uit. “Eerst de slaapkamer en nu dit! Mijn zenuwen kunnen dit niet aan.”
“Ik neem zijn portie wel,” zei Chris snel. Toen voegde hij er met een suikerzoete stem aan toe: “Ik wil niet dat je al die moeite voor niets hebt gedaan, mam.”
Mam en pap keken allebei naar Chris. Hij was dik en hij werd steeds dikker, maar dat leek hen geen zorgen te baren. Dat, óf ze durfden niet in te gaan tegen de pestkop van een zoon die ze hadden grootgebracht.
“Best,” zei mam zuchtend. “Maar je moet dat hoofd van je op orde krijgen, Oliver. Ik wil dit niet elke avond te horen krijgen.”
Oliver voelde Chris loslaten. Hij wreef over zijn pijnlijke zij. “Oké, mam,” zei hij verdrietig. “Sorry, mam.”
Hij liet het geluid van bestek en servies achter zich en wendde zich met een knorrende maag af van de eettafel. Toen liep hij terug naar zijn alkoof. Om zichzelf af te leiden van de etensgeuren die zijn honger alleen maar verergerden, deed hij zijn koffer open. Hij pakte zijn enige bezit eruit, een boek over uitvinders. Een vriendelijke bibliothecaris had het boek hem een paar jaar geleden gegeven toen hij had gemerkt dat Oliver steeds was binnengekomen om het te lezen. Nu zat het vol ezelsoren, versleten van de miljoenen keren dat hij erdoorheen gebladerd had. Maar hoe vaak hij het ook las, het verveelde hem nooit. Hij was gefascineerd door uitvinders en uitvindingen. Sterker nog, een van de redenen dat Oliver het niet zo erg vond om naar deze buurt in New Jersey te verhuizen was omdat hij had gelezen over een nabijgelegen fabriek. Daar had een uitvinder genaamd Armando Illstrom een van zijn beste creaties gebouwd. Het maakte voor Oliver niet uit dat Armando Illstrom in het gedeelte Absurde Uitvinders van het boek stond, of dat de meeste van zijn uitvindsels faalden. Oliver vond hem nog steeds erg inspirerend, vooral zijn booby trap die was ontworpen om wasberen weg te jagen. Oliver probeerde zijn eigen versie te creëren om Chris op afstand te houden.
Op dat moment hoorde hij het geluid van kletterend bestek uit de keuken komen. Hij keek op en zag zijn familie aan de keukentafel zitten, bezig met hun maaltijd, Chris die Olivers portie opat.
Fronsend vanwege de oneerlijkheid van de situatie, haalde Oliver voorzichtig zijn uitvindingen uit zijn koffer en legde ze op de vloer. De booby trap was half af. Het was een soort katapult die geactiveerd werd wanneer je met je voet op een pedaal trapte. Dan werden er eikels in het gezicht van de indringer gekatapulteerd. Armando’s versie was natuurlijk ontworpen voor een wasbeer, dus Oliver moest hem groter maken om hem aan te passen aan het formaat van zijn broer. Daarom had hij de eikels vervangen door het enige wat hij voorhanden had: een klein plastic soldaatje. Hij was erin geslaagd om het mechanisme en het pedaal te bouwen. Maar elke keer dat hij erop drukte om het te testen, bleek het niet te werken. De soldaat bleef daar gewoon staan, zijn geweer in de aanslag.
Nu zijn familie was afgeleid ging Oliver aan het werk. Hij legde alle onderdelen voor zich neer. Maar hij kon er niet achter komen waarom de val niet werkte. Misschien, dacht hij, was dit de reden dat Armando Illstrom als absurd werd beschouwd. Geen van zijn uitvindingen werkte echt goed. Als ze al werkten.
Op dat moment hoorde Oliver dat zijn familie begon te kibbelen. Hij kneep zijn ogen dicht om zich ervoor af te sluiten en liet zich door zijn geest meevoeren naar zijn speciale droomplekje. Weer stond hij in een fabriek. Deze keer lag de booby trap vlak voor hem. Het ding werkte perfect en katapulteerde eikels alle kanten op. Maar Oliver zag niet hoe het anders was van zijn versie.
“Magie,” zei een stem achter hem.
Oliver sprong op. Er waren nog nooit mensen in zijn dromenland geweest!
Maar toen hij achter zich keek was er niemand. Hij keek om zich heen, zoekend naar de eigenaar van de stem, maar hij zag niemand.
Hij deed zijn ogen open en bracht zichzelf terug naar de realiteit, naar de donkere hoek van de sombere kamer die zijn nieuwe thuis was. Waarom had zijn verbeelding in vredesnaam magíé als een oplossing gecreëerd? Magie was zijn ding niet. Als het dat wel was geweest, zou hij een boek over trucs hebben gehaald in plaats van een boek over uitvinders. Hij hield van uitvindingen, van echte dingen, van praktische spullen met een doel. Hij hield van wetenschap en natuurkunde, niet van ongrijpbare, mystieke dingen.
Op dat moment dreef de geur van het avondeten naar hem toe. Vanaf zijn plekje op de vloer kon Oliver zichzelf er niet van weerhouden om naar de tafel te kijken. Daar zat Chris, zijn blik op Oliver gericht. Hij schoof een grote aardappel naar binnen en grijnsde breed terwijl het vet over zijn kin liep.
Oliver keek hem nijdig aan en werd overspoeld door woede. Dat was zíjn aardappel! Hij voelde een sterke drang om naar Chris toe te lopen en alles van de eettafel te vegen. Hij kon het zich nu helemaal voorstellen. Wat een zoete wraak zou dat zijn!
Ineens werd Olivers gevoel van woede vervangen door iets anders, iets nieuws dat hij nog nooit eerder gevoeld was. Met een woesj werd hij bevangen door een vreemde kalmte, een merkwaardig gevoel van zekerheid. Ineens klonk er een luid gekraak. Het was afkomstig van de eettafel. Een van de tafelpoten was gebroken, precies in het midden. De tafel helde ineens opzij. Alle borden gleden van tafel en vielen een voor een op de grond. Het maakte een afschuwelijk lawaai.
Mam en pap schreeuwden het uit van de schrik. Ze sprongen op uit hun stoelen terwijl de erwten en aardappelen alle kanten op vlogen.
Geschrokken kwam Oliver ook overeind. Had hij dat laten gebeuren? Alleen met zijn geest? Dat kon toch niet!
Terwijl mam zich de keuken in haastte voor handdoeken om de troep op te ruimen, knielde pap om de tafel te inspecteren.
“Goedkoop, gammel ding,” zei hij nors. “De tafelpoot is gewoon gebroken!”
Chris staarde naar Oliver. Of Oliver de tafelpoot nu wel of niet met zijn geest had gebroken, Chris gaf hem de schuld.
Chris stond langzaam op uit zijn stoel terwijl hij Oliver aan bleef staren. Aardappelen en erwten rolden van zijn schoot op de vloer. Zijn gezicht werd roder en roder. Hij balde zijn handen tot vuisten. Toen, als een exploderende raket, denderde hij op Oliver af.
Oliver snakte naar adem en greep zijn booby trap. Zijn vingers frutselden om alle onderdelen op hun plek te zetten.
Werk alsjeblieft! Werk alsjeblieft! dacht hij.
Het leek net of alles in slow motion gebeurde. Chris doemde voor Oliver op. Oliver trapte met zijn voet op het pedaal. Oliver klampte zich vast aan zijn verlangen om de machine te laten werken en stelde zich voor hoe de soldaat door de lucht vloog, net zoals hij zich had voorgesteld hoe de borden op de grond kletterden. En zowaar, het mechanisme begon te ratelen. De soldaat werd gelanceerd, zeilde in een boog door de lucht en raakte Chris met zijn puntige plastic geweer, recht tussen zijn ogen!
De tijd versnelde weer tot hij normaal was. Oliver snakte vol ontzag naar adem. Hij kon niet geloven dat het had gewerkt.
Chris stond daar, beduusd. De soldaat viel op de grond. Er zat een klein rood plekje midden op Chris’ voorhoofd, een deukje van het harde plastic geweer.
“Jij kleine rat!” riep Chris terwijl hij ongelovig over zijn voorhoofd wreef. “Dat zet ik je betaald!”
Maar voor het eerst aarzelde hij. Hij leek te achterdochtig om Oliver te benaderen, om hem een stomp te verkopen of zijn knokkels tegen zijn hoofd te wrijven. In plaats daarvan ging hij achteruit alsof hij bang was. Toen stormde hij de kamer uit en ging hij naar boven. Het geluid van zijn dichtslaande deur galmde door het huis.
Olivers mond viel open. Hij kon niet geloven dat het echt had gewerkt! Hij had niet alleen zijn uitvinding op het laatste moment aan de praat gekregen, hij had letterlijk Chris’ maaltijd met zijn geest op de vloer laten vallen!
Hij keek naar zijn handen. Had hij een soort van kracht? Bestond er echt zoiets als magie? Hij kon er niet zomaar in geloven vanwege één ervaring. Maar diep vanbinnen wist hij dat hij anders was, dat hij een soort kracht had.
Met tollende gedachten pakte hij zijn boek en las hij voor de miljoenste keer de passage over Armando Illstrom. Dankzij zijn uitvinding had Oliver Chris voor het eerst weggejaagd. Hij wilde nu niets liever dan Armando Illstrom ontmoeten. En de fabriek was niet zo ver van zijn nieuwe school. Misschien moest hij er morgen na school langs gaan.
Maar hij zou nu vast al een oude man zijn. Misschien zo oud dat hij al dood was. De gedachte deed Olivers moed in de schoenen zakken. Hij zou het verschrikkelijk vinden als zijn held was gestorven voordat hij de kans had om hem te ontmoeten en te bedanken voor het uitvinden van de booby trap!
Weer las hij de passage over Armando’s verzameling mislukte uitvindingen. De passage stelde – op een vrij wrange toon, bemerkte Oliver – dat Armando Illstrom op het punt had gestaan een tijdmachine uit te vinden toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zijn fabriek was stil komen te liggen. Maar toen de oorlog voorbij was had Armando nooit meer geprobeerd om zijn uitvinding af te maken. En iedereen maakte hem belachelijk voor het feit dat hij het überhaupt geprobeerd had. Ze noemden hem de ‘mindere Edison.’ Oliver vroeg zich af waarom Armando gestopt was. Toch zeker niet vanwege een aantal uitvinders die hem uitlachten?
Zijn interesse was gewekt. Morgen, besloot hij, zou hij de fabriek vinden. En als Armando Illstrom nog leefde zou hij hem persoonlijk vragen wat er met zijn tijdmachine was gebeurd.
Zijn ouders verschenen uit de keuken, beiden onder het eten.
“Wij gaan naar bed,” zei mam.
“En mijn dekens en spullen dan?” vroeg Oliver, die om zich heen keek.
Pap zuchtte. “Je wil zeker dat ik die uit de auto pak, of niet?”
“Dat zou wel fijn zijn,” antwoordde Oliver. “Ik wil graag een nachtje goed slapen voor school morgen.”
Zijn angstgevoelens voor de volgende dag begonnen te groeien, net als de opkomende storm. Hij voelde dat hij de slechtste dag ooit zou hebben. Hij kon op zijn minst zorgen dat hij goed uitgerust was. Hij had zo veel afschuwelijke eerste dagen op nieuwe scholen gehad dat hij zeker wist dat morgen niet anders zou zijn.
Pap sjokte met tegenzin het huis uit en de wind gierde toen hij de voordeur opendeed. Een paar seconden later kwam hij terug met een kussen en een deken voor Oliver.
“Over een paar dagen regelen we een bed,” zei hij terwijl hij het beddengoed aan Oliver overhandigde. Het voelde koud omdat het de hele dag in de auto had gelegen.
“Bedankt,” antwoordde Oliver, dankbaar voor zelfs dit minimale comfort.
Zijn ouders verlieten de kamer, draaiden het licht uit en Oliver bleef achter in de duisternis. Nu was het enige licht in de kamer afkomstig van de straatlantaarn buiten.
De wind begon weer te razen en de luiken kletterden. Oliver voelde dat de storm verergerde, dat er iets vreemds in de lucht hing. Hij had op de radio gehoord dat er een ongekende storm aankwam. Hij kon het niet helpen dat hij er opgewonden over was. De meeste leerlingen zouden ertegenop zien, maar hij zag alleen op tegen de eerste dag op zijn nieuwe school.
Hij liep naar het raam en leunde met zijn ellebogen op de vensterbank, zoals eerder die avond. De lucht was bijna helemaal donker. Een spichtige boom waaide in de wind en helde scherp naar één kant. Oliver vroeg zich af of hij zou breken. Hij kon het zo voor zich zien hoe de dunne stam brak en de boom zou worden meegevoerd door de hevige wind.