De Magische Fabriek - Морган Райс 4 стр.


Toen alle stoelen gevuld waren begon de leraar met de les.

“We gaan verder waar we de laatste les zijn gebleven,” zei hij. “Over grammaticaregels. Kan iemand aan Oscar uitleggen waar we het over hadden?”

Iedereen moest lachen om zijn fout.

Oliver voelde zijn keel droog worden. “Um, sorry dat ik u onderbreek, maar mijn naam is Oliver, niet Oscar.”

De leraar kreeg meteen een boze uitdrukking op zijn gezicht. Oliver wist onmiddellijk dat hij niet het soort man was dat het waardeerde als hij gecorrigeerd werd.

“Als je zesenzestig jaar met een naam als meneer Portendorfer hebt geleefd,” zei de leraar chagrijnig, “dan maakt het je niet meer uit als mensen je naam verkeerd uitspreken. Profendoffer. Portenworten. Ik heb het allemaal gehoord. Dus ik stel voor dat jij, Oscar, je minder druk maakt over de juiste uitspraak van jouw naam!”

Oliver fronste verbijsterd. Zelfs de rest van zijn klasgenoten leek geschokt door de uitbarsting, want ze lachten niet meer. De reactie van meneer Portendorfer leek bij ieders standaard overdreven en het feit dat hij zijn frustraties op een nieuweling afreageerde maakte het nog erger. Een chagrijnige receptioniste en een prikkelbare leraar Engels… Oliver begon zich af te vragen of er wel aardige mensen op deze school waren!

Meneer Portendorfer begon te ratelen over voornaamwoorden. Oliver dook nog verder weg in zijn stoel. Hij voelde zich gespannen en ongelukkig. Gelukkig zei meneer Portendorfer niets meer tegen hem. Maar toen een uur later de bel ging, galmde zijn preek nog steeds door Olivers hoofd.

Oliver slenterde door de gangen, op zoek naar zijn wiskundelokaal. Toen hij het gevonden had, vloog hij halsoverkop naar de achterste rij. Als meneer Portendorfer niet wist dat hij een nieuwe leerling had, zou de wiskundedocent dat misschien ook niet weten. Misschien kon hij het volgende uur even onzichtbaar blijven.

Tot Olivers opluchting werkte het. Hij zat zwijgend en anoniem de les uit, als een door algebra geobsedeerde geest. Maar zelfs dat was geen oplossing voor zijn problemen, dacht Oliver. Niet opgemerkt worden was bijna net zo erg als publiekelijk vernederd worden. Het zorgde dat hij zich onbelangrijk voelde.

De bel ging weer. Het was lunchtijd, dus Oliver volgde zijn plattegrond door de gang. Het speelplein had intimiderend geleken, maar dat was niets vergeleken met de kantine. Hier gedroegen de leerlingen zich als wilde beesten. Hun luidruchtige stemmen galmden door de ruimte en maakten het lawaai ondraaglijk. Oliver hield zijn hoofd laag en haastte zich richting de rij.

Bam. Ineens botste hij tegen een groot, akelig lichaam aan. Langzaam keek Oliver op.

Tot zijn verrassing staarde hij in Chris’ gezicht. Aan weerszijden van hem stonden drie jongens en een meisje, allemaal met dezelfde dreigende gezichten. Trawanten was het woord dat in Olivers gedachten opdook.

“Je hebt al vrienden gemaakt?” zei Oliver, die probeerde niet te verrast te klinken.

Chris kneep zijn ogen samen. “We zijn niet allemaal antisociale loser freaks,” zei hij.

Oliver realiseerde zich dat dit geen plezierige interactie met zijn broer zou worden. Maar dat was het nooit.

Chris keek naar zijn nieuwe trawanten. “Dit is mijn opdonder van een broertje, Oliver,” verkondigde hij. Toen schaterde hij van het lachen. “Hij slaapt in de alkoof.”

Zijn nieuwe vrienden begonnen ook te lachen.

“Hij is beschikbaar voor okkenootjes, wedgies, wurggrepen en mijn persoonlijke favoriet,” vervolgde Chris. Hij greep Oliver vast en drukte zijn knokkels in zijn hoofd. “Noogies.”

Oliver worstelde en spartelde in Chris’ greep. Gevangen in die afschuwelijke, pijnlijke hoofdklem, herinnerde Oliver zich zijn krachten van gisteren, het moment waarop hij de tafelpoot had gebroken en de aardappelen door de kamer hadden gevlogen. Als hij nu wist hoe hij die krachten had opgeroepen, dan kon hij dat nu ook doen en losbreken. Maar hij had geen idee hoe hij het had gedaan. Hij had alleen in zijn hoofd gevisualiseerd hoe de tafel brak en de plastic soldaat door de lucht vloog. Was dat het enige dat er nodig was? Zijn verbeelding?

Hij probeerde het nu weer en stelde zich voor hoe hij zichzelf van Chris bevrijdde. Maar het was zinloos. Nu Chris’ nieuwe vrienden allemaal lachend toekeken, was hij te erg afgeleid door de realiteit van zijn vernedering om zichzelf op zijn verbeelding te kunnen concentreren.

Eindelijk liet Chris hem los. Oliver wankelde naar achteren en wreef over zijn pijnlijke hoofd. Hij streek zijn statische en pluizig geworden haar glad. Maar de vernedering van Chris’ pesterijen was niet het ergste. Oliver voelde een steek van teleurstelling omdat hij zijn krachten niet had kunnen oproepen. Misschien was het hele keukentafel-incident gewoon toeval geweest. Misschien had hij helemaal geen speciale krachten.

Het meisje dat naast Chris stond sprak. “Ik kan niet wachten om je beter te leren kennen, Oliver.” Ze zei het op een dreigende toon die duidelijk het tegenovergestelde betekende.

Hij had zich zorgen gemaakt over pestkoppen. Natuurlijk had hij kunnen weten dat zijn broer de ergste pestkop van allemaal zou zijn.

Oliver duwde zichzelf langs Chris en zijn nieuwe vrienden en liep naar de lunchrij. Met een sombere zucht greep hij een sandwich met kaas uit de koeling en ging verdrietig naar het toilet. Het toilethokje was de enige plek waar hij zich veilig voelde.

*

Olivers volgende les na de lunch was natuurkunde. Hij liep door de gangen, op zoek naar het juiste lokaal. Zijn maag keerde zich alweer om bij de zekerheid dat deze les net zo erg zou worden als de eerste twee lessen.

Toen hij het lokaal had gevonden klopte hij tegen het raam. De lerares was jonger dan hij verwacht had. Natuurkundeleraren waren, zo was zijn ervaring, meestal oud en een beetje raar, maar juffrouw Belfry leek helemaal normaal. Ze had lang, steil haar, bijna dezelfde kleur bruin als haar katoenen jurk en vest. Ze draaide zich om toen ze hem hoorde kloppen en glimlachte, waardoor er kuiltjes in haar wangen vielen. Ze wenkte hem naar binnen. Voorzichtig deed hij de deur open.

“Hallo,” zei juffrouw Belfry glimlachend. “Ben jij Oliver?”

Oliver knikte. Hoewel hij de eerste leerling in het lokaal was, voelde hij zich ineens heel verlegen. Deze docent leek hem in elk geval te verwachten. Dat was een opluchting.

“Wat fijn om je te ontmoeten,” zei juffrouw Belfry, die haar hand naar hem uitstak.

Het was allemaal erg formeel en helemaal niet wat Oliver had verwacht, gezien wat hij tot dusver op Campbell Junior High had meegemaakt. Toch schudde hij haar de hand. Ze had een warme huid en haar vriendelijke, respectvolle houding stelde hem wat op zijn gemak.

“Heb je de kans gekregen om de stof door te lezen?” vroeg juffrouw Belfry.

Olivers ogen werden groot en hij voelde een steek van paniek in zijn borst. “Ik wist niet dat ik iets moest lezen.”

“Dat geeft niet,” zei juffrouw Belfry geruststellend, met die vriendelijke glimlach. “Maak je geen zorgen. We leren dit semester over wetenschappers en een aantal belangrijke historische figuren.” Ze wees naar een zwart-witportret aan de muur. “Dat is Charles Babbage, hij was de uitvinder van de…”

“…rekenmachine,” maakte Oliver haar zin af.

Juffrouw Belfry straalde en klapte in haar handen. “Dat wist je al?”

Oliver knikte. “Ja. En hij wordt ook vaak aangewezen als de vader van de computer, omdat het zijn ontwerpen waren die tot de uitvinding ervan leidden.” Hij keek naar het volgende portret aan de muur. “En dat is James Watt,” zei hij. “De uitvinder van de stoommachine.”

Juffrouw Belfry knikte. Ze leek dolblij. “Oliver, ik weet nu al dat jij en ik het heel goed met elkaar zullen gaan vinden.”

Op dat moment ging de deur open en stroomden Olivers klasgenoten naar binnen. Hij slikte en voelde zijn angst weer terugkeren.

“Waarom ga je niet zitten?” stelde juffrouw Belfry voor.

Hij knikte en haastte zich naar een plekje bij het raam. Als het hem allemaal teveel werd, kon hij in elk geval naar buiten kijken en zich inbeelden dat hij ergens anders was. Vanaf hier had hij een geweldig uitzicht over de buurt. Hij zag het afval en de herfstblaadjes door de wind meegevoerd worden. De wolken leken zelfs nog donkerder dan ze die ochtend hadden geleken. Dat hielp niet bepaald om Olivers onheilspellende voorgevoel weg te nemen.

De andere leerlingen in de klas waren erg luidruchtig en druk. Het duurde even voordat juffrouw Belfry ze rustig had gekregen en ze met haar les kon beginnen.

“Vandaag gaan we verder waar we vorige week waren gebleven,” zei ze. Oliver merkte dat ze haar stem moest verheffen om boven het lawaai uit te komen. “Bij een aantal geweldige uitvinders uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag me af of iemand weet wie dit is?”

Ze liet een zwart-witfoto zien van een vrouw over wie Oliver in zijn uitvindersboek had gelezen. Katharine Blodgett, die verantwoordelijk was voor het uitvinden van het gasmasker, het rookscherm en het niet-reflecterende glas dat in de oorlog werd gebruikt voor periscopen van onderzeeërs. Na Armando Illstrom was Katharine Blodgett een van Olivers favoriete uitvinders, want hij vond alle technologische ontwikkelingen die ze in de Tweede Wereldoorlog had geboekt fascinerend.

Op dat moment merkte hij dat juffrouw Belfry hem verwachtingsvol aankeek. Ze kon waarschijnlijk aan zijn gezicht zien dat hij precies wist wie er op de foto stond. Maar na zijn ervaringen vandaag was hij bang om iets hardop te zeggen. Zijn klasgenoten zouden er uiteindelijk wel achter komen dat hij een nerd was; Oliver wilde dat proces niet versnellen.

Maar juffrouw Belfry knikte bemoedigend naar hem. Tegen beter weten in beantwoordde Oliver haar vraag.

“Dat is Katharine Blodgett,” zei hij.

Er verscheen een glimlach op juffrouw Belfry’s gezicht, die haar lieve kuiltjes met zich meenam. “Dat is correct, Oliver. Kun jij aan de rest vertellen wie zij is? Wat ze heeft uitgevonden?”

Oliver hoorde gegrinnik achter zich. De leerlingen hadden al besloten dat hij een nerd was.

“Ze was een uitvinder tijdens de Tweede Wereldoorlog,” zei hij. “Ze heeft veel nuttige en belangrijke uitvindingen voor de oorlog gedaan, zoals periscopen voor onderzeeërs. En gasmaskers, die veel mensen het leven hebben gered.”

Juffrouw Belfry keek Oliver stralend aan.

“FREAK!” riep iemand achterin de klas.

“Nee, dank je, Paul,” zei juffrouw Belfry streng tegen de jongen die het had geroepen. Ze draaide zich om naar het bord en begon over Katharine Blodgett te schrijven.

Oliver glimlachte bij zichzelf. Na de bibliothecaris die hem het uitvindersboek had gegeven, was juffrouw Belfry de aardigste volwassene die hij ooit had ontmoet. Haar enthousiasme was als een kogelwerend vest dat Oliver om zijn schouders kon wikkelen, dat de wrede woorden van zijn klasgenoten tegenhield. Hij verdiepte zich in de les. Hij had zich al dagen niet zo op zijn gemak gevoeld.

*

De bel die het einde van de les aanduidde ging sneller dan verwacht. Iedereen haastte zich rennend en schreeuwend het lokaal uit. Oliver pakte rustig zijn spullen bij elkaar en liep toen naar de deur.

“Oliver, ik ben erg onder de indruk van je kennis,” zei juffrouw Belfry toen ze hem in de gang tegenkwam. “Waar heb je over deze mensen geleerd?”

“Ik heb een boek,” legde hij uit. “Ik ben dol op uitvinders. Ik wil ook uitvinder worden.”

“Maak je zelf ook uitvindingen?” vroeg ze enthousiast.

Hij knikte, maar hij vertelde haar niet over de onzichtbaarheidsjas. Wat als ze het stom vond? Hij zou het niet kunnen verdragen als hij iets van spot in haar ogen zag.

“Dat vind ik fantastisch, Oliver,” knikte ze. “Het is heel belangrijk om dromen te hebben die je kunt najagen. Wie is je favoriete uitvinder?”

Oliver herinnerde zich het gezicht van Armando Illstrom op de vervaagde foto in zijn boek.

“Armando Illstrom,” zei hij. “Hij is niet erg bekend, maar hij heeft veel coole dingen uitgevonden. Hij heeft zelfs geprobeerd om een tijdmachine te bouwen.”

“Een tijdmachine?” zei juffrouw Belfry fronsend. “Dat is opwindend.”

Oliver knikte. Haar bemoedigende woorden gaven hem de zelfverzekerdheid om meer te vertellen. “Zijn fabriek is hier vlakbij. Ik zat erover te denken om hem een bezoek te brengen.”

“Dat moet je doen,” zei juffrouw Belfry met haar warme glimlach. “Zie je, toen ik net zo oud was als jij was ik dol op natuurkunde. Alle andere leerlingen pestten me, ze begrepen niet waarom ik liever circuits wilde maken dan met poppen spelen. Maar op een dag kwam mijn absoluut favoriete natuurkundige naar de stad om een aflevering van zijn tv-show op te nemen. Ik ging erheen en sprak naderhand met hem. Hij zei tegen me dat ik mijn passies nooit moest opgeven. Zelfs als andere mensen tegen me zeiden dat het raar was om er interesse in te hebben. Als ik een droom had dan moest ik die volgen. Als ik dat gesprek niet had gehad, zou ik hier vandaag niet geweest zijn. Onderschat nooit hoe belangrijk het is om aangemoedigd te worden door iemand die je begrijpt, vooral wanneer het lijkt alsof niemand dat doet.”

De woorden van juffrouw Belfry raakten Oliver diep. Voor het eerst die dag voelde hij zich levendig. Hij was nu vastberaden om de fabriek te vinden en zijn held te ontmoeten.

“Bedankt, juffrouw Belfry,” zei hij met een grote grijns. “Ik zie u bij de volgende les!”

En terwijl hij met een huppel in zijn pas de gang uit ging, hoorde hij juffrouw Belfry hem naroepen, “Altijd je dromen volgen!”

HOOFDSTUK DRIE

Oliver sjokte richting de bushalte, vechtend tegen de windstoten. Hij was gefocust op zijn troost, op het enige lichtpuntje in dit duistere nieuwe hoofdstuk van zijn leven: Armando Illstrom. Als hij de uitvinder en zijn fabriek kon vinden, zou het leven in elk geval draaglijk zijn. Misschien kon Armando Illstrom zijn bondgenoot worden. Een man die ooit had geprobeerd een tijdmachine uit te vinden zou toch zeker wel het soort persoon zijn dat kon opschieten met een jongen die onzichtbaar wilde zijn. Als er iemand om kon gaan met Olivers eigenaardigheden, dan was hij het wel! Hij zou in elk geval een nog grotere nerd zijn dan Oliver! Oliver rommelde in zijn zak en haalde het stukje papier tevoorschijn waar hij het adres van de fabriek op gekrabbeld had. Het was verder van zijn school verwijderd dan hij had gedacht. Hij zou een bus moeten nemen. Hij zocht in zijn andere zak naar wat kleingeld en ontdekte dat hij net genoeg over had van de lunch om de busreis te betalen. Opgelucht en vol verwachting liep hij verder naar de bushalte.

Terwijl hij op de bus wachtte gierde de wind om hem heen. Als het nog erger werd, zou hij niet eens meer rechtop kunnen staan. Sterker nog, de mensen die hem passeerden hadden daar al moeite mee. Als hij niet zo vermoeid was geweest van zijn eerste schooldag, had hij het misschien vermakelijk gevonden. Maar nu kon hij alleen maar aan de fabriek denken.

Eindelijk kwam de bus. Het was een oud, versleten voertuig dat zijn beste tijd gehad had.

Oliver klom naar binnen, betaalde voor zijn buskaartje en ging achterin zitten. De bus stonk naar vette frietjes en uien. Olivers maag knorde en herinnerde hem eraan dat hij waarschijnlijk het avondeten zou missen. Misschien was het niet zo slim geweest om geld uit te geven aan de bus in plaats van aan eten. Maar het vinden van Armando’s fabriek was het enige lichtpuntje in Olivers troosteloze bestaan. Als hij dit niet deed, wat had het dan allemaal nog voor zin?

Назад Дальше