Hoe konden zij of haar vriendinnen dit onder woorden brengen?
Wat had een ander daar eigenlijk mee te maken om dat aan hen te vragen?
Riley was bij de cafetaria van de studentenvereniging aangekomen. Ze had nog geen ontbijt gegeten en begon zich net te realiseren dat ze honger had. Bij het buffet pakte ze spek en eieren en schonk voor zichzelf wat sinaasappelsap en koffie in. Toen keek ze rond op zoek naar een zitplaats.
Haar oog viel al snel op Trudy, die alleen aan een tafel zat, haar ontbijt zat te eten, met haar rug naar de anderen in de ruimte gekeerd.
Riley slikte nerveus.
Had ze het lef om bij Trudy aan tafel te gaan zitten?
Zou Trudy zelfs maar met haar praten?
Ze hadden sinds gisteravond geen woord meer gewisseld toen Trudy Riley bitter had verteld om te gaan slapen.
Riley verzamelde al haar moed en manoeuvreerde zich een weg door de ruimte naar Trudy’s tafeltje. Zonder iets te zeggen zette ze haar dienblad op de tafel en ging naast haar kamergenoot zitten.
Trudy hield even haar hoofd omlaag, alsof ze Riley’s aanwezigheid niet had opgemerkt.
Ten slotte zei Trudy zonder naar Riley te kijken: ‘Ik had besloten om de bijeenkomst over te slaan. Hoe was het?’
‘Het was klote,’ zei Riley. ‘Ik had het ook moeten overslaan.’
Ze dacht even na en voegde eraan toe: ‘Heather was er ook niet.’
‘Nee,’ zei Trudy. ‘Ik hoorde dat haar ouders vanmorgen zijn gekomen en haar meteen mee naar huis hebben genomen. Ik denk dat niemand weet wanneer ze weer naar school terugkomt en óf ze überhaupt nog terug zal komen.’
Trudy keek eindelijk naar Riley en zei: ‘Heb je gehoord wat er met Rory Burdon is gebeurd?’
Riley herinnerde zich hoe Hintz haar vannacht naar Rory had gevraagd.
‘Nee,’ zei ze.
‘De politie stond gisteravond laat op de deur van zijn appartement te bonken. Rory had geen idee wat er aan de hand was. Hij wist niet eens wat er met Rhea was gebeurd. Hij was doodsbang dat hij gearresteerd zou worden en hij wist niet eens waarom. De politie heeft hem ondervraagd totdat ze er uiteindelijk achter kwamen dat hij niet de dader was en zijn toen vertrokken.’
Trudy haalde lichtjes haar schouders op en voegde eraan toe: ‘Die arme gozer. Ik had zijn naam niet aan die stomme politiechef moeten geven. Maar hij bleef maar al die vragen stellen, ik wist niet wat ik anders moest zeggen.’
Er viel een stilte tussen hen. Riley merkte dat ze aan Ryan Paige moest denken en hoe ze zijn naam aan Hintz had gegeven. Had de politie Ryan gisteravond ook een bezoekje gebracht? Het leek niet onwaarschijnlijk, maar Riley hoopte van niet.
Hoe dan ook, ze voelde zich opgelucht dat Trudy tenminste bereid was om met haar te praten. Misschien zou Riley het nu kunnen uitleggen.
Ze zei langzaam: ‘Trudy, toen de politie daar aankwam, vroeg die vrouwelijke agent me wat ik wist en ik kon er niet over liegen. Ik moest vertellen dat je gisteravond met Rhea uit was geweest. Ik moest haar ook over Cassie, Gina en Heather vertellen.’
Trudy knikte. ‘Ik snap het, Riley. Je hoeft het niet uit te leggen. Ik begrijp het. En het spijt me … Het spijt me dat ik je behandeld heb als een...’
Opeens begon Trudy stilletjes te huilen, haar tranen vielen vrijuit op het dienblad met haar ontbijt.
Ze vroeg: ‘Riley, was het mijn schuld? Wat er met Rhea is gebeurd, bedoel ik.’
Riley kon haar oren nauwelijks geloven.
‘Waar heb je het over, Trudy? Natuurlijk niet. Hoe kan het jouw schuld zijn?’
‘Nou, ik was gisteravond zo stom en dronken en ik lette niet op wat er om me heen gebeurde en ik weet niet eens meer wanneer Rhea de Centaur’s Den verliet. De andere meiden zeiden dat ze alleen was vertrokken. Misschien als ik...’
Trudy’s stem vervaagde, maar Riley wist wat ze onuitgesproken liet...
‘... misschien als ik gewoon met Rhea mee naar huis was gelopen.’
En ook Riley voelde zich vreselijk schuldig.
Ze zou zichzelf tenslotte dezelfde vraag kunnen stellen.
Áls ze niet alleen vanuit de Centaur’s Den was vertrokken en áls ze er was geweest toen Rhea zich klaarmaakte om weg te gaan en áls ze had aangeboden om met Rhea mee naar huis te lopen...
Dat woord: als...
Riley had nooit beseft hoe naar een woord zou kunnen zijn.
Trudy bleef zachtjes huilen en Riley wist niet wat ze kon doen om haar zich beter te laten voelen.
Ze vroeg zich half af waarom ze zelf niet huilde.
Natuurlijk had ze gisteravond in haar eigen bed gehuild. Maar ze had toch echt nog niet genoeg gehuild, niet om zoiets vreselijks. Er was vast nog meer gehuil voor haar in petto.
Ze zat aan haar ontbijt te plukken terwijl Trudy haar ogen afveegde, haar neus snoot en een beetje tot rust kwam.
Trudy zei: ‘Riley, ik vraag me steeds af wáárom? Waarom Rhea bedoel ik? Was het iets persoonlijks? Haatte iemand haar genoeg om haar te vermoorden? Ik zie niet eens in hoe dat mogelijk is. Niemand haatte Rhea. Waarom zou iemand Rhea haten?’
Riley gaf geen antwoord, maar ze vroeg zich hetzelfde af. Ze vroeg zich ook af of de politie al antwoorden gevonden had.
Trudy vervolgde: ‘En was het iemand die we kennen die haar vermoord heeft? Is een van ons misschien de volgende? Riley, ik ben bang.’
En weer gaf Riley geen antwoord.
Ze was er echter zeker van dat Rhea haar moordenaar had gekend. Ze wist niet waarom ze het zeker wist. Het was niet alsof ze politieagent was ofzo of echt iets over criminelen wist. Maar iets in haar onderbuik vertelde haar dat Rhea haar moordenaar had gekend en had vertrouwd, tot het te laat was om zichzelf te redden.
Trudy keek Riley doordringend aan en zei toen: ‘Jij lijkt niet bang te zijn.’
Riley voelde zich onthutst.
Voor het eerst drong het tot haar door...
Nee, ik ben niet bang.
Ze had elke andere vreselijke emotie in de wereld gevoeld, schuld, verdriet, shock en ja, afschuw. Maar haar afgrijzen verschilde op de een of andere manier met de angst voor haar eigen leven. De afschuw die ze voelde was voor Rhea zelf, afschuw over het verschrikkelijke van wat haar was overkomen.
Maar Riley was niet bang.
Ze vroeg zich af of het kwam door wat er al die jaren geleden met haar moeder was gebeurd, het geluid van dat schot, de aanblik van al dat bloed, het onbegrijpelijke verlies waar ze zelfs vandaag nog mee worstelde?
Had het ergste trauma dat ze ooit had meegemaakt, haar sterker gemaakt dan andere mensen?
Om de een of andere reden hoopte ze bijna van niet. Het leek niet helemaal goed om zo sterk te zijn, sterk op manieren die andere mensen niet waren.
Het leek gewoon niet helemaal...
Het kostte Riley een paar seconden om het woord te vinden.
Menselijk.
Ze huiverde een beetje en zei toen tegen Trudy: ‘Ik ga terug naar de kamer. Ik moet echt wat slapen. Ga je mee?’
Trudy schudde haar hoofd.
‘Ik wil hier gewoon een tijdje zitten’, zei ze.
Riley stond op van haar stoel en gaf Trudy een snelle knuffel. Toen maakte ze het dienblad met haar ontbijt leeg en verliet de studentenvereniging. Het was geen lange wandeling terug naar de studentenkamer en ze was opgelucht dat ze onderweg geen verslaggevers zag. Toen ze bij de voordeur van het studentenhuis aankwam, wachtte ze even. Nu drong het tot haar door waarom Trudy nu niet met haar mee terug had willen komen. Ze was er gewoon nog niet klaar voor om het studentenhuis weer onder ogen te zien.
Toen Riley voor de deur stond, kreeg zij er ook een raar gevoel van. Natuurlijk had ze de nacht hier doorgebracht. Ze woonde hier.
Maar na enige tijd buiten te hebben doorgebracht, waar een terugkeer naar normaliteit was verklaard, was zé er wel klaar voor om terug te gaan naar het gebouw waar Rhea vermoord was?
Ze haalde diep adem en liep door de voordeur naar binnen.
Eerst dacht ze dat ze zich goed voelde. Maar toen ze door de gang liep, werd het vreemde gevoel dieper. Riley had het gevoel alsof ze onder water liep en bewoog. Ze liep regelrecht naar haar eigen kamer en stond op het punt de deur te openen toen haar ogen naar de kamer in de gang werden getrokken, de kamer die Rhea en Heather gedeeld hadden.
Ze liep ernaartoe en zag dat de deur was afgesloten en verzegeld met politielint.
Riley stond daar en voelde zich plotseling vreselijk nieuwsgierig.
Hoe zag het er daar nu uit?
Was de kamer schoongemaakt sinds ze hem voor het laatst had gezien?
Of lag het bloed van Rhea daar nog?
Riley werd door een vreselijke verleiding gegrepen om het lint te negeren, die deur te openen en naar binnen te lopen.
Ze wist beter dan aan die verleiding toe te geven. En natuurlijk zou de deur op slot zijn.
Maar toch …
Waarom voel ik me zo?
Ze stond daar en probeerde deze mysterieuze drang te begrijpen. Ze begon zich te realiseren dat het iets met de moordenaar zelf te maken had.
Ze kon het niet helpen om te denken...
Als ik die deur open, dan kan ik in zijn gedachten kijken.
Het sloeg natuurlijk nergens op.
En het was echt een angstaanjagend idee om in een kwade geest te kijken.
Waarom? bleef ze zich afvragen.
Waarom wilde ze de moordenaar begrijpen?
Waarom voelde ze in vredesnaam zo’n onnatuurlijke nieuwsgierigheid?
Voor het eerst sinds dit hele vreselijke iets gebeurd was, voelde Riley zich opeens heel bang...
... niet vóór zichzelf, maar ván zichzelf.
HOOFDSTUK ZES
De volgende maandagochtend voelde Riley zich zwaar ongemakkelijk toen ze op haar stoel gleed voor haar geavanceerde psychologieles.
Het was tenslotte de eerste les waaraan ze deelnam sinds Rhea’s moord van vier dagen geleden.
Het was ook de les waarvoor ze had geprobeerd te studeren voordat zij en haar vriendinnen naar de Centaur’s Den waren gegaan.
Het werd vandaag schaars bezocht. Veel studenten hier bij Lanton voelden zich nog niet klaar om weer aan het studeren te gaan. Trudy was er ook, maar Riley wist dat haar kamergenoot zich ook ongemakkelijk voelde bij deze haast om weer ‘normaal’ te worden. De andere studenten waren allemaal ongewoon stil toen ze hun plaats innamen.
Het zien van professor Brant Hayman die de kamer binnenkwam, stelde Riley wat meer op haar gemak. Hij was jong en knap op een corduroy geklede academische manier. Ze herinnerde zich dat Trudy tegen Rhea zei...
‘Riley maakt graag indruk op professor Hayman. Ze heeft een oogje op hem.’
Riley kromp ineen bij de herinnering.
Ze wilde zeker niet denken dat ze een ‘oogje’ op hem had.
Het was alleen dat ze toen ze een eerstejaars student was ze voor het eerst bij hem had gestudeerd. Hij was toen nog geen professor geweest, alleen student-assistent. Ze vond toen al dat hij een geweldige leraar was. Informatief, enthousiast en soms vermakelijk.
Vandaag was de uitdrukking van Dr. Hayman ernstig toen hij zijn aktetas op zijn bureau zette en naar de studenten keek. Riley besefte dat hij meteen ter zake zou komen.
Hij zei: ‘Luister, er is een olifant in deze kamer. We weten allemaal wat het is. We moeten de lucht klaren. We moeten het openlijk bespreken.’
Riley hield haar adem in. Ze was ervan overtuigd dat ze wat er nu ging gebeuren niet leuk zou vinden.
Toen zei Hayman...
‘Kende iemand hier Rhea Thorson? Niet alleen als kennis, niet alleen als iemand die je soms op de campus tegenkomt. Echt goed kennen, bedoel ik. Als een vriendin.’
Riley stak voorzichtig haar hand op en Trudy ook. Niemand anders in de klas deed dat.
Hayman vroeg toen: ‘Wat voor soort gevoelens hebben jullie door moeten maken sinds ze vermoord werd?’
Riley kromp een beetje ineen.
Het was tenslotte dezelfde vraag die ze de verslaggevers vrijdag aan Cassie en Gina had horen stellen. Riley was erin geslaagd om de verslaggevers te ontwijken, maar moest ze die vraag nu wel beantwoorden?
Ze herinnerde zichzelf eraan dat dit een psychologieles was. Ze waren hier om dit soort vragen te behandelen.
En toch vroeg Riley zich af...
Waar moet ik beginnen?
Ze was opgelucht toen Trudy begon te praten.
‘Schuldig. Ik had het kunnen voorkomen. Ik was samen met haar in de Centaur’s Den voordat het gebeurde. Ik merkte het niet eens toen ze wegging. Als ik maar gewoon met haar mee naar huis was gelopen... ‘
Trudy’s stem stierf weg. Riley verzamelde de moed om te spreken.
‘Ik voel hetzelfde,’ zei ze. ‘Ik ben in mijn eentje gaan zitten toen we allemaal in de Den kwamen en ik heb geen aandacht aan Rhea besteed. Misschien als ik...’
Riley zweeg even en voegde eraan toe: ‘Dus ik voel me ook schuldig. En nog iets. Egoïstisch, denk ik. Omdat ik alleen wilde zijn.’
Dr. Hayman knikte. Met een sympathieke glimlach zei hij: ‘Dus geen van beiden is met Rhea mee naar huis gelopen.’
Na een pauze voegde hij eraan toe: ‘Een zonde van verzuim.’
Riley schrok een beetje van de uitspraak.
Het leek vreemd genoeg ongeschikt voor wat Riley en Trudy hadden verzuimd om te doen. Het klonk te goedaardig, lang niet dringend genoeg, nauwelijks een kwestie van leven en dood.
Maar het was natuurlijk waar; voor hoe het was geëindigd.
Hayman keek naar de rest van de klas.
‘Hoe zit het met de rest van jullie? Heb je ooit hetzelfde gedaan of niet gedaan in een vergelijkbare situatie? Heb je ooit, zullen we zeggen, een vriendin ‘s nachts ergens alleen heen laten lopen terwijl je eigenlijk met haar mee naar huis had moeten lopen? Of misschien heb je gewoon iets verwaarloosd om te doen dat misschien belangrijk voor de veiligheid van iemand anders was geweest? Iemands autosleutels niet afgepakt als ze te veel gedronken hadden? Een situatie genegeerd die tot letsel of zelfs de dood heeft geleid?’
Een verward gemompel kwam bij de studenten vandaan.
Riley besefte dat het echt een moeilijke vraag was.
Als Rhea niet vermoord was, dan zouden Riley en Trudy namelijk nooit meer aan hun ‘zonde van verzuim’ hebben gedacht.
Dat zouden ze helemaal vergeten.
Het was nauwelijks een verrassing dat ten minste een aantal studenten het moeilijk vonden om het zich op welke manier dan ook te herinneren. En de waarheid was dat Riley het ook niet met zekerheid over zichzelf kon herinneren. Waren er andere keren geweest dat ze had verzuimd om op iemands veiligheid te letten?
Was ze misschien verantwoordelijk geweest voor de dood van anderen of was het gewoon dom geluk geweest?
Na enkele ogenblikken gingen er verschillende terughoudende handen omhoog.
Toen zei Hayman: ‘En de rest van jullie? Hoeveel van jullie kunnen het zich gewoon niet met zekerheid herinneren?’
Bijna alle andere studenten staken hun hand op.
Hayman knikte en zei: ‘Oké dan. De meesten van jullie hebben misschien ooit dezelfde fout gemaakt. Dus hoeveel van de mensen hier voelen zich schuldig voor de manier waarop ze gehandeld hebben of voor wat ze waarschijnlijk hadden moeten doen, maar niet gedaan hebben?’
Er was meer verward gemompel en zelfs een paar die naar adem snakten.
‘Wat?’ vroeg Hayman. ‘Niemand? Waarom niet?’
Een meisje stak haar hand op en stamelde: ‘Nou... het was anders, omdat... ik denk, omdat... er niemand vermoord is, denk ik.’
Er was een algemeen gemompel van instemming.
Riley zag dat er een andere man het klaslokaal binnen was gestapt. Het was Dr. Dexter Zimmerman, de voorzitter van de Psychologie afdeling. Zimmerman leek net buiten de deur naar de discussie te hebben staan luisteren.
Ze had het vorige semester een vak bij hem gehad - sociale psychologie. Hij was een oudere, verfomfaaide, vriendelijk ogende man. Riley wist dat dr. Hayman tegen hem opkeek als naar een mentor. Eigenlijk aanbad hij hem bijna. Veel studenten deden dat ook.
Riley’s gevoelens over professor Zimmerman waren meer een mengeling. Hij was een inspirerende leraar geweest, maar op de een of andere manier had ze geen band met hem zoals de meeste anderen. Ze wist niet precies waarom niet.
Hayman legde de klas uit: ‘Ik heb Dr. Zimmerman gevraagd om vandaag langs te komen en aan de discussie deel te nemen. Hij zou ons echt moeten kunnen helpen. Hij is zo ongeveer de meest inzichtelijke man die ik ooit in mijn leven heb ontmoet.’