Misschien was het simpelweg het contrast. Bonte, vrolijke snoep op de plaats van een gewelddadige nachtmoord. Spatjes kleur op een bloedrode ondergrond. Misschien had het helemaal niks te betekenen.
“We hebben niet veel,” zuchtte ze tenslotte. “Maar het is een begin. Als we hieraan toevoegen dat hij waarschijnlijk een jonge man is, in ieder geval onder middelbare leeftijd, volgens de statistieken van de leeftijd waarop seriemoordenaars beginnen toe te slaan, en dan hebben we het voldoende teruggebracht om iets te presenteren. Ik zal de pathologen vragen ons wat meer concrete cijfers te geven op basis van wat ze hebben gevonden, dan kunnen we op z’n minst een beschrijving geven waar men naar kan uitkijken.”
Hetgeen een bijzonder schrale troost was, dacht ze, als de moordenaar vannacht weer een slachtoffer zou maken – en ze konden er bij lange na niets aan doen.
HOOFDSTUK ZES
Vannacht zou er een nieuw lichaam zijn.
Het was de vierde nacht, en dat betekende dat er een vierde lichaam moest komen.
Hij had de hele dag lang gereden, steeds dichter tot zijn doel. Ondanks dat hij flink opschoot werd hij steeds nerveuzer naarmate de zon boven zijn hoofd zich een weg over het hemeldek baande. Wanneer de avond viel moest hij op de juiste plek zijn, anders viel alles in duigen.
Hij mocht nu niet falen.
Hij wierp weer een blik op de mobiele telefoon die op zijn dashboard balanceerde. Het zat in een houder die aan een van de ventilatieklepjes vast was gemaakt. De online kaart update hier maar traag, het signaal was zo slecht. Gelukkig was de snelweg lang en recht, en hoefde hij niet af te slaan. Hij zou niet verdwalen, noch zijn bestemming per ongeluk voorbij rijden.
Hij wist precies waar hij heen moest. Het was helemaal voor hem uitgestippeld, in de sterren geschreven. Behalve dan dat dit patroon veel preciezer was dan die massa knipperende puntjes aan de nachthemel, en veel gemakkelijker te lezen. Natuurlijk kon een expert die patronen vinden, zelfs helemaal daarboven. Maar zijn patroon moest leesbaar zijn voor iemand die het normaal niet zou kunnen zien – en zien zouden ze, tegen de tijd dat hij klaar was.
Wie het zou worden was een tweede. Waar, en wanneer – ja, die werden door het patroon bepaald. Maar de wie was meer een kwestie van geluk, en dit was de reden waarom hij zijn been op en neer wiebelde boven de rem. Daarbij wipte zijn knie iedere keer op en sloeg bijna tegen het stuur.
Hij ademde diep in om zich te kalmeren, zoog de snel afkoelende lucht in. Je kon goed merken dat de zon aan het ondergaan was, maar het was nog niet te laat. De patronen hadden hem aangewezen wat hij moest doen, en nu ging hij dat gewoon doen. Daar moest hij vertrouwen in hebben.
De banden van zijn auto bulderden eindeloos over het gladde asfalt, een regelmatig achtergrondgeluid dat kalmerend werkte. Hij sloot even de ogen, erop vertrouwend dat de auto in een rechte lijn door zou rijden, en ademde weer diep in.
Hij trommelde met zijn vingers op de rand van het geopende raam, met een simpele en zich steeds herhalende maat, en begon zich te ontspannen. Het kwam allemaal goed. Evenals zijn auto hem al jaren niet in de steek had gelaten, altijd degelijk en betrouwbaar, zouden de patronen hem niet teleurstellen. Zolang hij maar de olie controleerde en het af en toe voor een servicebeurt bracht zou het blijven doorrijden. En als hij zichzelf op de juiste plek op de juiste tijd plaatste, zouden de patronen er zijn.
Ze waren overal om hem heen: de lijnen van de snelweg, recht en vernauwend in de verte, die hem precies vertellen waar hij naartoe moest. De reepjes wolken leken ook allemaal dezelfde richting op te wijzen, lange vingers die hem aanmoedigden zijn weg te vervolgen. Zelfs de bloemen aan de zijkant van de snelweg waren omgebogen, verwachtingsvol voorover leunend, als racestrepen die de kilometers onder zijn wielen opslokten.
Het begon allemaal op z’n plaats te vallen, net zoals die snoepjes waren gevallen voordat hij die vrouw bij dat tankstation had omgebracht. Het had hem precies aangegeven wat hij vervolgens moest doen, en had hem laten zien dat hij de juiste plaats was en het juiste slachtoffer had gevonden.
De patronen zouden uiteindelijk voor hem zorgen.
***
Ondanks alle geruststellingen die hij zich probeerde aan te praten ging zijn hart als een bezetene tekeer van de zenuwen. De zon begon steeds verder zinken, raakte al de horizon aan, en hij had nog steeds geen geschikte persoon gevonden.
Maar nu kwam het geluk hem weer tegemoet – de serendipiteit van het op de juiste plaats op de juiste tijd zijn, en vertrouwen dat het universum de rest zou doen.
Ze liep achterwaarts langs de berm van de snelweg, een arm uitgestrekt, met haar duim omhoog. Ze had zich waarschijnlijk omgedraaid zodra ze hem hoorde aankomen. Zijn motor en het geluid van de wielen hadden hem aangekondigd ver voordat ze elkaar daadwerkelijk konden zien. Ze droeg een rugzak die er zwaar uitzag, met een opgerolde slaapzak erbovenop. Toen hij dichterbij kwam zag hij dat ze jong was. Niet ouder dan achttien of negentien, een onafhankelijke geest op weg naar een nieuw avontuur.
Ze was boterzacht en mooi, maar dat was onbelangrijk. Dat soort dingen was altijd onbelangrijk. De patronen, dat was het enige dat telde.
Hij stopte de auto even voorbij haar, en wachtte geduldig tot ze hem bereikte. “Hoi,” zei hij, terwijl hij het zijraam omlaag deed en zijn hoofd uitstak om haar aan te kijken. “Heb je een lift nodig?”
“Eh, ja,” zei ze. Ze keek hem wantrouwend aan en beet op haar onderlip. “Waar ga jij heen?”
“Naar de stad,” zei hij met een vaag gebaar vooruit. Het was een snelweg. Er zou aan het einde een stad zijn, en ze mocht zelf in haar hoofd bepalen welke. “Ik ben blij dat ik je heb gezien. Er zijn weinig auto’s op de weg rond deze tijd. Het zou een koude nacht zijn, hierbuiten.”
Ze glimlachte flauwtjes. “Ik kan dat wel aan hoor.”
Hij glimlachte terug, maar breder, sympathieker, en liet de glimlach zijn ogen bereiken. “Maar het kan beter,” zei hij. “Stap in. Ik zet je wel af bij een motel aan de rand van de stad.”
Ze weifelde nog steeds; een jonge vrouw bij een man alleen in de auto ging zitten – hoe aardig hij was deed er niet toe. Hij begreep wel dat ze sowieso nerveus zou zijn geweest. Maar haar blik ging over de weg en ze moest hebben gezien dat er zelfs nu, bij het vallen van de avond, in geen van beide richtingen enige andere koplampen te bespeuren waren.
Ze opende het portier met een zachte klik, schudde haar rugzak van haar schouders, en hij glimlachte, ditmaal voor zichzelf. Het enige dat hij hoefde te doen was te vertrouwen, en alles zou precies gaan zoals de patronen hadden gezegd.
HOOFDSTUK ZEVEN
“Oké, mag ik even de aandacht,” zei Zoe. Ze voelde zich al ogengemakkelijk, en dat werd er niet beter op toen het gebabbel in de kamer stopte en alle ogen zich op haar richten.
Shelley’s aanwezigheid aan haar zijde hielp de onplezierige druk niet te verminderen, het gewicht van de verwachtingen op haar schouders. De aandacht vestigde zich op haar als een brandspuit, voelbaar en schokkend. Dit was wat ze probeerde te vermijden waar ze kon, elke dag van haar leven.
Maar soms vereiste het werk het, en hoe graag ze het ook wilde, ze kon het Shelley niet aandoen om in haar eentje een profiel te presenteren. Niet waar zij de senior agent was.
Ze ademde in, liet haar blik glijden over al die politieagenten, die dicht op elkaar zaten in rijen van tijdelijke stoeltjes in de grootste vergaderruimte die sheriff rijk was. Toen keek ze weg, en vond een punt op de muur tegenover haar om tegen te spreken, veel minder intimiderend.
“Dit is het profiel waar we naar opzoek zijn,” vervolgde Zoe. “De verdachte is een man met een lengte van ongeveer een meter negenenzeventig, volgens de berekeningen van alle drie pathologen en het schaarse fysieke bewijs dat we op de plaatsen delict hebben gevonden. We denken ook dat hij een slank tot gemiddeld postuur heeft. Hij is niet bijzonder sterk, overweldigend of intimiderend.”
Shelley nam het van haar over en deed een stap naar voren voor haar moment in het voetlicht – iets dat ze prachtig in plaats van doodeng leek te vinden. Haar ogen glansden. “Hij maakt waarschijnlijk een ongevaarlijke indruk op de meeste mensen, tot op het moment van de moord. We denken dat hij zijn slachtoffers tot conversaties heeft weten te verleiden, en hen zelfs weg heeft weten te lokken van relatieve veiligheid, naar een open ruimte waar hij de situatie zodanig kon manipuleren dat hij achter hen kwam te staan. Hij is misschien zelfs charmant, beleefd.”
“Hij komt niet uit de buurt,” voegde Zoe toe. “Hij zal een kentekenbord van buiten de staat op zijn auto hebben. We hebben niet kunnen achterhalen uit welke staat hij komt, maar hij is op reis, en gaat daar waarschijnlijk mee door.”
Beelden van de vrouwen die hij had omgebracht verschenen op het projectorscherm achter hen. Ze leefden daar alle drie nog, glimlachend – lachend zelfs – naar de camera. Ze waren normale, levensechte vrouwen – geen modellen of kopieën van hetzelfde uiterlijk, of met iets speciaals. Gewoon vrouwen die tot drie nachten geleden allemaal nog leefden en ademden en lachten.
“Vrouwen zijn zijn doelwit,” zei Zoe. “Eentje per nacht, op afgelegen plekken waar de kans op heterdaad betrapt te worden of door een bewakingscamera gefilmd te worden minimaal is. Het is er donker, verlaten, en geeft hem de tijd en ruimte om de moord te plegen.”
“Hoe worden we geacht hem te pakken met zo’n profiel?” deed een van de staatspolitieagenten van zich horen temidden van het briesende groepje voor haar. “Er zijn wel duizenden lange, slanke mannen met een kenteken van buiten de staat hier.”
“We begrijpen dat het niet veel is,” viel Shelley in, waarmee ze Zoe afschermde van de irritatie die ze duidelijk met iets onplezierigs wilde beantwoorden. “We kunnen alleen werken met wat we hebben. Het nuttigste dat we met deze informatie op dit moment kunnen doen is mensen waarschuwen om afgelegen plekken te vermijden, helemaal als ze benaderd worden door een man die aan deze beschrijving voldoet, om op hun hoede te zijn.”
“In de hele staat?” Deze vraag werd gesteld door een van de plaatselijke politieagenten, van het kleine team van de sheriff wiens station in Missouri ze hadden overgenomen voor zowel hun onderzoek als deze presentatie.
Zoe schudde haar hoofd. “In verscheidene staten. Hij is al door Kansas, Nebraska en Missouri gereisd. Dat is een redelijke aanwijzing dat hij over lange afstanden zal blijven reizen om zijn misdaden te plegen.”
Gedempte geluiden van irritatie klonken in de kamer, geprevelde en gegromde uitingen van onwil.
“Ik snap dat het een enorm gebied beslaat,” zei Zoe streng. “En ik begrijp dat dit een vage waarschuwing is. Maar we moeten doen wat we kunnen.”
“Wie gaat de persconferentie doen?” vroeg de plaatselijke sheriff. Zijn houding leek er een van gehavende autoriteit, alsof hij bezweken onder het gewicht van al deze ordehandhavers, gepropt in zijn kleine politiestationnetje.
Zoe aarzelde even. Ze haatte persconferenties. Ze kreeg vaak kritiek over hoe stijf en emotieloos ze overkwam wanneer ze over slachtoffers of de potentiele dreiging van verdere slachtoffers sprak.
“Mijn collega, Special Agent Shelley Rose, gaat met de media praten,” zei ze. Ze merkte op hoe Shelley’s hoofd verrast omhoog sprong. “We nodigen hen uit voor een televisieconferentie later deze middag.”
De agenten in de kamer begonnen hun stoelen op te pakken, en het gemompel in het zaaltje rees tot gesprekken op volle sterkte. Shelley kwam boog naar Zoe en mompelde zenuwachtig “ik heb nog nooit een persconferentie gedaan,” zei ze.
“Weet ik,” antwoordde Zoe. “Ik dacht dat het een mooie gelegenheid voor je zou zijn om ervaring op te doen. Dit is het beste moment ervoor, nu het onderzoek pas gestart is. Hoe langer het doorgaat zonder oplossing, hoe valser de journalisten worden. Geloof me maar. Als we hem niet pakken voor een tweede persconferentie nodig is doe ik die wel, als senior agent.”
Shelley knikte. Een vlaag van opwinding gaf haar lichte blosjes. “Tjesis. Kan je me met oefenen wat ik moet zeggen? Ik ben nooit eerder op TV geweest, niet eens op de achtergrond.”
Zoe kon een glimlach niet tegenhouden. Iets aan Shelley’s enthousiasme was aanstekelijk, ook al zou ze nog altijd nooit van z’n leven plezier beleven aan persconferenties. “Natuurlijk. Ik help je wel een tekst in elkaar te flansen.”