Doodgebloed - Блейк Пирс 2 стр.


Ze stapte over de drempel, struikelde bijna over iets in de deuropening, maar spreidde toen haar armen uit en wikkelde Angus om in een omhelzing. Ze boog zich voorover, kuste hem zachtjes, sloot haar ogen even en ademde de vertrouwde geur van citrus en kruidenmuskus in.

Hij trok zich een beetje terug. Adele fronste en verstijfde. Ze deed haar ogen open en keek Angus aan.

"Eh, hé, Addie," zei hij en noemde haar bij de bijnaam die hij had gebruikt toen ze voor het eerst wat met elkaar kregen. "Welkom terug." Hij krabde nerveus aan zijn kin en Adele realiseerde zich dat hij iets over zijn schouder had vastgebonden.

Een plunjezak.

Ze deed een aarzelende, ongemakkelijke stap achteruit en struikelde opnieuw bijna over het ding bij de deur. Ze keek omlaag. Een koffer – niet de hare. Haar koffer en aktentas stonden nog in de gang waar ze ze had achtergelaten.

Ze keek van de koffer naar Angus' plunjezak en toen weer naar haar vriend.

"Hallo," zei ze aarzelend. "Is alles in orde?"

Nu ze keek, besefte ze dat de bril van Angus haar had afgeleid van zijn ogen, die rood omrand waren. Hij had gehuild.

"Angus, is alles goed met je?"

Ze reikte opnieuw naar hem, maar ditmaal ontweek hij het gebaar. Haar armen vielen als lood langs haar zij en ze staarde alleen maar. Alle euforie die in de lift door haar borst had gewerveld stroomde uit haar als lucht uit een ballon.

"Sorry, Addie," zei hij zachtjes. "Ik wilde wachten – om het je persoonlijk te vertellen."

"Vertellen – me wat precies te vertellen?"

Angus 'stem trilde toen hij haar in de ogen keek. "Jezus, ik wou dat het niet zo hoefde te zijn", zei hij. "Echt waar."

Adele voelde haar eigen tranen opkomen, maar ze onderdrukte ze. Ze was altijd goed geweest in het beheersen van haar emoties. Ze deed nog een kleine ademhalingsoefening; kleine gewoonten, verankerd door de jaren heen. Ze keek Angus strak in de ogen.

Hij wendde zijn blik af en wreef met korte, nerveuze gebaren met zijn handen over het hengsel van zijn plunjezak.

"Het is alles", zei hij zachtjes. "Ik zal je niet lastigvallen. Jij mag deze flat hebben. Ik betaal mijn deel van de huurovereenkomst voor het komende jaar. Dan heb je nog genoeg tijd."

"Tijd waarvoor?"

"Als je een nieuwe plek wilt zoeken. Of een andere huisgenoot." Hij verslikte zich in dit laatste woord en kuchte en schraapte zijn keel.

"Ik begrijp het niet… Ik dacht… Ik had gedacht…" Opnieuw onderdrukte ze de golf van emoties die in haar opzwol. Zoals het de dochter van een sergeant betaamde. Zoals het een volleerd agent betaamde. Ze bekeek hem van top tot teen en zag de glinsterende zilveren Rolex op zijn pols.

Jennifer had gelijk gehad. Hij had inderdaad een juwelier bezocht. Het horloge was iets dat hij al een tijdje wilde.

"God, Addie, kom op. Maak dit nou niet zo moeilijk. Je wist dat dit eraan zat te komen. Je had moeten weten dat dit eraan zat te komen…"

Ze staarde hem alleen maar aan, zijn woorden vlogen over haar heen als een gure wind. Ze schudde haar hoofd om het geluid van zich af te schudden en probeerde het te begrijpen. Maar hoewel ze hem kon horen, klonk het alsof zijn stem weergalmde vanuit een diepe put.

"Ik heb het niet gezien", zei ze eenvoudig.

"Typisch," zei Angus met een zucht. Hij schudde zijn hoofd en wees naar de keukentafel. "Daar ligt mijn sleutel. Alle rekeningen zijn betaald en de afschriften zitten onder de koffielade. Je moet Gregory water en eten geven, maar ik heb genoeg voor de maand ingekocht."

Adele had nog niet gedacht aan de schildpad die ze samen hadden gekocht. Ze had niet veel tijd gehad om ervoor te zorgen. Gelukkig had Angus dat wel.

"Wat bedoel je?" zei ze.

"Over Gregory? Ik dacht dat je hem misschien wel zou willen hebben. Ik neem hem wel als jij hem niet wil, maar ik wilde hem niet stelen als je er iets om gaf of…"

"Je mag die verdomde schildpad hebben. Ik bedoel, waarom zei je 'typisch'. Wat is er typisch?"

Angus zuchtte weer. "We hoeven dit echt niet zo te doen. Ik – ik weet niet wat ik anders moet zeggen."

"Iets. Je hebt niets gezegd. Ik kom na drie weken thuis op van een werkreis en tref daar de vriend met wie ik al twee jaar samen ben ingepakt aan, klaar om te vertrekken. Me dunkt dat ik op z’n minst iets van uitleg verdiend heb.”

"Ik heb je er een gegeven! Via de telefoon. Ik zei dat we moesten praten wanneer je terug was. Nou, hier is het gesprek. Ik moet ervandoor; ik heb een Uber besteld."

Vaag vroeg Adele zich met wat galgenhumor af of Angus zou worden opgehaald door dezelfde Uber-chauffeur.

"Via de telefoon?" Je had het toch over een filmavond? Je zei iets over uitgaan met je vrienden."

"Ja, Addie, en ik zei dat ik het beu was om jou niet bij me te hebben. Weet je dat deel van het gesprek nog? Jezus, voor een rechercheur kan je anders voor geen ene meter zien wat er vlak voor je neus gebeurt. Je bent twintig dagen weggeweest, Addie! Dit is de derde keer dit jaar. Soms lijkt het wel alsof ik een relatie heb met een telefoonapp, en dat is alleen nog maar als je tijd hebt voor een haastig gesprek van tien minuten.”

Adele schudde haar hoofd. Ze deed een stap achteruit, haalde haar eigen bagage uit de gang en sleepte die over de koffer in de deur. Gedurende die actie bleef ze fronsend haar hoofd schudden. "Dat is niet eerlijk."

"O nee?"

"Ik had gedacht…" Haar stem viel weg en weer schudde ze haar hoofd. Ze wierp een blik op haar linkerhand en voelde een plotselinge golf van verlegenheid. Vernedering was de enige emotie die ze nooit helemaal had leren onderdrukken. Ze voelde het door haar heen wervelen, als hete teer in haar buik borrelen. Ze voelde de woede in zich opkomen en perste haar tanden op elkaar. Met drie paspoorten, drie nationaliteiten, drie loyaliteiten opgroeien zoals Adele, dwong je te leren omgaan met allerlei soorten opmerkingen en speldenprikken, over haar uiterlijk en haar afkomst. Wat sommige dingen betrof kon ze veel hebben. Griezels aan boord van vliegtuigen kon ze gemakkelijk genoeg aan.

Maar kwetsbaarheid? Intimiteit? Als het daar verkeerd ging viel ze altijd een diepe put van zelfhaat, een put vervaardigd uit vernedering en angst. Ze voelde het nu zijn klauwen in haar zetten, haar kalmte verscheuren en haar muren afbreken.

"Prima," zei ze met een versteende blik. "Oké dan. Als je wilt vertrekken, vertrek dan."

"Kijk, zo hoeft het dus niet te gaan," zei Angus, en ze hoorde de pijn in zijn stem. "Ik kan het gewoon niet, Addie. Ik mis jou gewoon te veel."

"Dat heb je dan op een prachtige manier laten zien. En weet je wat de grap is? Jezus – ik kan het niet eens geloven." Ze snoof, vol afkeer van haar eigen domheid. "Ik dacht dat je met me wilde trouwen. Ik dacht dat je een aanzoek ging doen. Ha!"

Angus schudde zijn hoofd met kleine, schokkende bewegingen, waardoor zijn krullende haar meedeinde. "Je bent al getrouwd, Adele. En je bent loyaal – ik weet dat je niet vreemd zal gaan."

"Waar heb je het over?"

"Ik had het moeten weten toen we wat met elkaar kregen. Alle tekenen waren aan de wand. Maar je bent gewoon zo verdomd mooi, sexy, slim. Je bent de meest gedreven persoon die ik ken. Ik denk – ik denk dat ik het niet wilde zien. Maar je bent getrouwd met je baan. Ik sta op de tweede plaats. Altijd."

"Dat is niet -"

"Waar? Echt? Zeg het maar, als je het zelf gelooft. Zeg me dat je de volgende keer dat je een telefoontje krijgt dat je drie weken land de staat uit moet, dat het je het dan afslaat. Dat je dan vraagt om hier op kantoor te blijven. Zeg me dat je dat doet, en ik blijf. Ik ga dan terug onze kamer in en pak godverdomme stante pede uit. Zeg me dan dat je nee zegt als ze je oproepen."

Adele staarde hem aan. De pijn in zijn stem en in zijn ogen prikten in haar trots en ze liep weer helemaal leeg. Ze bekeek zijn ogen vanachter de bril. Ze had zich niet gerealiseerd hoe lang zijn wimpers waren, de wimpers boven zijn donkere blik. Het deed pijn om naar hem te kijken, dus wendde ze haar blik af.

"Zie je wel," zei hij na een korte stilte. "Dat kun je niet. Je kunt niet beloven dat je mij op de eerste plaats zet. Ik hoop dat het het waard is, Addie. Het is maar een baan."

Hij begon langs haar heen de gang in te lopen.

Adele draaide zich niet om. Ze gaf er de voorkeur aan zonder te zien de kleine ruimte van hun krappe appartement in te staren.

"Dat is het niet," zei ze en ze luisterde naar het geluid van Angus' voetstappen die steeds van verder weg klonken. "Het is niet zomaar een baan…" Ze balde haar vuisten langs haar lichaam. "Dat is het niet."

Ze hoorde hem een diepe zucht slaken. Ze voelde hoe hij naar haar keek, halverwege de gang. Even hoopte ze half dat hij terug zou keren en haar zou vertellen dat het allemaal een grote fout was. Maar even later zei hij: "Er ligt eten in de magnetron, Addie. Ik heb ook wat restjes in de koelkast bewaard. Daar kan je denk ik nog een paar dagen mee voort."

Toen klonk het geluid van de liftdeuren, het geschuifel van voeten en rollende wielen, en toen Adele zich omdraaide, was Angus weg.

HOOFDSTUK TWEE

De sterren knipoogden naar Marion, schalks fonkelend licht dat getuige was van de gang van de vierentwintigjarige vrouw van de kleine coffeeshop naar het hart van de stadsnacht. De vele geuren van de Seine walmden door de lucht en brachten haar de geur van muskus en van de bakkerijen die voor de nacht gesloten waren. Het gebrul van de toeters van ongeduldige chauffeurs verving de gebruikelijke geluiden van bellen die normaal door de stad galmden. Ze hoorde een zacht, zoemend geluid. Luisterde slechts even en plaatste toen het geluid als dat van een toeristenboot die langs de boogconstructie van de Pont d'Arcole schoot.

Marion ademde zachtjes uit toen ze van de coffeeshop het trottoir op liep en alles in zich opnam. Dit was haar stad. Ze woonde hier al haar hele leven en was niet van plan er ooit te vertrekken. Ook al werd je honderd, dan vond je nog steeds niet alle avonturen die deze historische plaats verborg. Ze knikte een groet naar een ouder echtpaar dat langs haar liep. Ze herkende hen van het kruispunt van hun nachtelijke routines.

"De nacht in, zie ik?" zei de oude man in schor, gedempt Frans met het lichte accent van een man van het platteland. Hij knipoogde terwijl hij langsliep en kromp ineen toen hij een oorvijg kreeg van Madame.

"Zoals altijd, Monsieur," riep Marion met een glimlach terug. "Ik ga wat vrienden ontmoeten."

Ze nam afscheid van het paar met een knikje en een verende tred. Daarna slenterde ze over het trottoir, liep naar de rivier en sloeg de hoek om. Ze liep vaak 's avonds laat alleen – het had haar nooit gestoord. Dit deel van de stad was immers goed verlicht, vol lantaarnpalen en verkeerslichten die weerkaatsten op het glas van de vele ramen van de appartementen en winkels.

Ze liep over het trottoir en sloeg een andere straat in, in de richting van de club waar haar vrienden haar opwachtten. Ze snelde over de verlichte looppaden terwijl ze op haar telefoon keek en een ongeopend bericht zag.

Maar voordat ze de sms kon lezen, hoorde Marion een geluid achter haar dat haar even afleidde van haar telefoon. Ze tuurde de verlichte straat in, bekeek de stenen trappen en trappenhuizen van de vele opdoemende gebouwen. Op een steenworp afstand hinkte een man voort, met een kleine bundel op één arm. Er ging een moment voorbij. Toen maakte de bundel een huilgeluid en de man boog beschaamd zijn hoofd, maakte sissende geluiden en probeerde het kind te kalmeren.

Marion glimlachte naar de man en zijn baby en richtte haar aandacht weer op haar telefoon. Ze tikte op het scherm om het bericht te lezen. Maar voordat dit haar lukte…

"Hallo kleine vrouwtje, is alle dingen goed en wel?"

Ze draaide zich om, geschrokken door het gebroken Frans en door de plotselinge nabijheid van de man en zijn kind. Hij liep nu naast haar en maakte om de paar stappen kirrende geluiden naar het bundeltje in zijn armen. Ze fronste naar hem en raapte haar moed bijeen. Vervolgens stopte ze haar telefoon weg. De sms zou moeten wachten. Ze hield er nooit van wanneer er werd gezegd dat Parijs zo ongastvrij was als sommigen in de toeristische districten wel zouden willen.

De man droeg zijn glimlach als make-up en zijn ogen fonkelden joviaal. Ze deden haar denken aan de weinige sterren die zich een weg hadden weten te banen door de stadslichten.

"Alle dingen zijn prima", knikte ze. "Hoe is uw avond?"

De man haalde zijn schouders op, waardoor de wollen muts op zijn hoofd een beetje verschoof. Hij trok de muts met zijn vrije hand van zijn hoofd, en plaatste hem op het bundeltje in zijn arm.

Dit kwam haar nogal vreemd voor, en dat zei ze ook. Het was zoals haar moeder altijd zei: een Parijse vrouw mag nooit bang zijn voor haar mening.

"Zo verstik je het kind," zei ze, wijzend naar de muts.

De man knikte alsof hij ermee instemde, maar deed niets om het kledingstuk te verschuiven. Het leek haast alsof hij ergens op stond te wachten. Hij krabde aan zijn rode haar, dat in losse, bezwete lokken langs zijn gezicht viel.

Even later ving hij haar blik. "Het kind houdt van schaduw", zei hij. Zijn Frans had nog altijd een zwaar accent. "Zeg, ken jij de koers naar – naar – hoe zeg je dat – de waterstructuur? Nee – hmm, de brug!"

Marion schudde haar hoofd, even verward, maar glimlachte toen weer naar de man en keek net zo vriendelijk naar hem als hij naar haar. "Er zijn wel meer bruggen. De dichtstbijzijnde is langs deze straat, aan de overkant van de promenade en dan de trap af bij de kade."

De man kromp in verwarring ineen, schudde zijn hoofd en tikte tegen zijn oor. "Wat is dit?"

Ze herhaalde de instructies zorgvuldig. Het was duidelijk dat deze man een verdwaalde toerist was, hoewel ze zijn accent niet helemaal kon plaatsen.

Opnieuw kromp de man ineen, stak zijn vrije hand verontschuldigend in de lucht en schudde nogmaals zijn hoofd.

Marion zuchtte. Ze keek over haar schouder, de straat in, naar de richting van de club. Haar vrienden zouden daar zitten wachten. Toen richtte ze haar aandacht weer op de man en zijn kind. Haar ogen schoten naar zijn smekende uitdrukking en ze voelde een golf van medelijden.

"Ik zal het u laten zien, oké? Het is niet zo ver hiervandaan. Komt u maar mee, meneer." Ze draaide zich om en keerde op haar schreden terug. Ze onderdrukte alle bittere gedachten over toeristen, gedachten die door de helft van de stadsbevolking als de absolute waarheid werden beschouwd. Ze had helemaal niets tegen toeristen, ook al waren ze een beetje dom.

De man leek haar ditmaal wel goed genoeg te begrijpen en viel in de pas, met zijn armen om zijn kind met de muts er bovenop.

"Jij is een demon", zei de man op een intens dankbare toon.

Marion fronste.

De man aarzelde, en corrigeerde zichzelf toen fervent, “Nee – ik bedoel engel. Spijt me heel erg. Geen demon – jij is een engel!"

Marion lachte en schudde haar hoofd. Met een knipoog zei ze: "Misschien ben ik ook een beetje demon, hmm?"

Ditmaal was het de beurt aan de man om te lachen. De baby huilde weer onder de muts en de man draaide zich om en fluisterde zachtjes tegen zijn kind.

Ze staken de straat over en Marion leidde de man de trap af bij de kade. De brug was al in zicht, maar de man leek zo afgeleid door zijn kind dat Marion hem niet in steek wilde laten zonder hem er rechtstreeks naar toe te brengen.

Toen ze de trap afdaalden en onder een vochtig, stenen viaduct doken, werd het gebied minder verlicht. Er waren nu veel minder mensen.

"We zijn er," zei de man, en zijn Frans was ineens aanzienlijk verbeterd.

Marion wierp een blik op hem en merkte toen iets vreemds op. De man merkte haar blik op en haalde verontschuldigend zijn schouders op. Hij liet de deken vallen. Een kleine speelgoedbaby – het soort dat huilde als het in de buik werd gedrukt – was aan de onderarm van de man vastgebonden. De plastic ogen van de baby staarden Marion aan.

Назад Дальше