De Lotgevallen van Tom Sawyer - Марк Твен 4 стр.


Doorgaans waren het alleen de oudere leerlingen, die in het bezit van gele kaartjes kwamen en het vervelende werk volhielden, totdat zij een bijbel veroverd hadden. Vandaar dat de uitdeeling van eene dergelijken prijs eene zeldzame merkwaardige gebeurtenis was, en hij die dat monsterwerk verricht had, was de held van den dag. Deze reuzenarbeid deed doorgaans een nieuw vuur van ijver in de borst van de leerlingen ontbranden, dat niet zelden een week of wat aanhield. Het is zeer wel mogelijk dat Toms verstandelijke vermogens nooit naar den prijs gehongerd of gedorst hadden, maar de wereldlijke mensch in hem had ontegenzeglijk sedert geruimen tijd verlangend uitgezien naar den roem en den luister, waarvan de uitdeeling vergezeld ging.

Op den daartoe bestemden tijd stond de catechiseermeester op en ging voor den predikstoel staan met een gesloten gezangboek in de hand, de wijsvinger tusschen de bladen verborgen, en verzocht om stilte. Als een catechiseermeester zijne gewone aanspraak op de zondagsschool houdt, is het gezangboek voor hem een even onmisbaar artikel als het blad muziek voor den zanger, die een solo op het orkest moet zingen, ofschoon noch het gezangboek noch het blad muziek wordt geraadpleegd.

Onze catechiseermeester was een klein, nietig mannetje van vijf en dertig jaren, met borstelig, zandkleurig bokkenhaar; hij droeg een staand boord, waarvan de bovenste rand bijna tot aan zijne ooren reikte, en welks scherpe punten boven de hoeken van zijn mond uitkwamen,  een schutsmuur die hem dwong altijd rechtuit te kijken, of wanneer een zijdelingsche blik vereischt werd, het geheele lichaam om te wenden. Zijn kin werd geschraagd door een breede, zich over het gansche boord uitstrekkende das, welks tippen van franje waren voorzien. De voorstukken van zijne schoenen liepen, naar het gebruik van dien tijd, puntsgewijs, in den vorm van een slede, naar boven, eene mode die de toenmalige jongelieden trachten te volgen, door geduldig en volhardend met hunne voeten stijf tegen den muur te gaan zitten.

De heer Walter had een ernstig gelaat en een hart als goud. Hij koesterde zulk een diepen eerbied voor gewijde dingen en plaatsen, en hield die zoo zorgvuldig van wereldsche zaken gescheiden, dat zonder dat hij het bemerkt had, zijne zondagsschoolstem een bijzondere klank had gekregen, welke op weekdagen geheel ontbrak.

Kinderen, dus begon hij, mag ik u verzoeken zoo recht en netjes te gaan zitten als gij kunt, en mij voor een paar minuten uwe geheele aandacht te schenken. Dus betaamt het aan brave jongens en meisjes. Ik zie een klein meisje uit het raam kijken; ik vrees dat zij denkt dat ik buiten sta,  misschien wel op een van die boomen, om een praatje met de vogeltjes te houden (toejuichend gegiegel). Het doet mij waarlijk goed, zoovele heldere, vriendelijke gezichtjes op eene plaats als deze bijeen te zien on te leeren wat braaf en goed is.

En in dien geest ging het voort. Het zal niet noodig zijn er meer bij te voegen, want de redevoering liep over een onderwerp, waarin weinig verscheidenheid is en dat wij allen honderd malen gehoord hebben.

Het laatste gedeelte der speech viel in het water door het hervatten der gevechten en andere vermakelijkheden onder sommigen der ondeugendste jongens en door een zich wijd en zijd verspreidend gefluister en gedraai, dat zelfs doordrong tot aan den voet van ongenaakbare rotsen als Marie en Sid. Doch zoodra Mr. Walters stem hare diepste tonen liet hooren, hield elk geluid eensklaps op en het eind der rede werd dankbaar, maar zwijgend begroet.

Dit gefluister had zijne oorzaak te danken aan een min of meer merkwaardig feit, het binnentreden van bezoekers. Deze waren de rechter Thatcher, vergezeld van drie andere personen, t. w. een stumperig oud mannetje, een zwaarlijvigen heer van middelbaren leeftijd met grijsachtig haar, en eene deftige dame, blijkbaar de echtgenoote van den dikken heer. De dame hield een klein kind bij de hand.

Tom was den ganschen morgen onrustig en ontevreden op zichzelven geweest en hij werd, telkens wanneer hij Amy Lawrences oog ontmoette, of haar van liefde getuigenden blik opving, door gewetenswroegingen gekweld. Maar toen hij het meisje aan de hand der dame zag, klopte zijn hart op eens van gelukzaligheid. In een oogenblik was hij met al zijne macht aan het uitdeelen van klappen, plukharen, gezichten trekken, in één woord, aan het gebruiken van die kunstgrepen, welke hem geschikt voorkwamen om een meisje te bekoren en hare toejuiching te winnen. En de reden van die opgetogenheid was de herinnering aan de vernedering in den tuin van zijn engel ondervonden.

De bezoekers kregen de eereplaats, en zoodra de heer Walter geëindigd had, stelde hij hen aan het schoolpersoneel voor. De man van middelbaren leeftijd bleek een zeer gewichtig persoon te zijn, niet minder dan een raadsheer,  in het kinderoog het meest verheven wezen, dat ooit heeft bestaan. Zij waren dan ook meer dan verlangend om te weten van wat voor stof hij gemaakt was en zaten half hoopvol, half angstig te luisteren of zij hem ook zouden hooren brullen. Hij kwam van Konstantinopel,  zeer ver van St. Petersburg; hij had dus gereisd en de wereld gezien, ja; zijne oogen hadden het rechtsgebouw der hoofdplaats aanschouwd, dat zeide men een koperen dak had.

De doodelijke stilte en de rijen van starende oogen waren getuigen van het ontzag, dat dit denkbeeld inboezemde. Hij was de groote raadsheer Thatcher, de eigen broeder van hun rechter. Jeff Thatcher stond dadelijk op om op gemeenzamen toon met den grooten man te spreken en door de gansche school benijd te worden. Het zou als muziek in zijne ooren geklonken hebben, indien hij het gefluister had kunnen verstaan.

Kijk eens, Jim! hij gaat naar hem toe! Kijk eens, hij geeft hem eene hand, een hand! Wou jij niet, dat je Jeff was?

Intusschen was het geheele personeel bezig zijn best te doen, om in een voordeelig licht te treden. De heer Walter trachtte uit te komen door het verrichten van allerlei soort van luidruchtige ambtsbezigheden, door orders te geven hier, straffen op te leggen daar, en terechtwijzingen uit te deelen, waar de gelegenheid zich maar voordeed. De bibliothecaris trachtte uit te komen door met onmogelijke pakken boeken van het eene einde van het lokaal naar het andere te loopen en door dat rumoer en die opschudding te maken, waarin zulke lieden behagen scheppen. De leeraressen trachtten uit te komen door zich vriendelijk tot de leerlingen voorover te buigen, die zij een oogenblik te voren een oorveeg gegeven hadden, en door coquet kleine vingertjes tegen stoute jongens op te heffen en de zoeten vriendelijk op de schouders te kloppen. De ondermeesters trachtten uit te komen door zachte vermaningen uit te deelen en door ander gezagsvertoon, dat blijk moest geven van hun slag om de orde te handhaven. De kleine jongens en meisjes trachten uit te komen door de lucht met proppen papier en het geluid van schuifende voeten te vervullen. En boven dit alles zat de groote man en liet een raadsheerlijken glimlach over de geheele school gaan en koesterde zich in den zonneschijn van zijn eigen grootheid, want ook hij trachtte uit te komen.

Er ontbrak nog slechts één ding, om des heeren Walters verrukking tot haar hoogste volkomenheid te brengen en dat was de kans om een bijbelprijs uit te deelen en een wonder te vertoonen. Verscheidene leerlingen bezaten een paar gele kaartjes, maar geen enkele had er genoeg; hij was reeds bij de wonderkinderen onder zijn leerlingen rond geweest en zou goud gegeven hebben om den Duitschen jongen eventjes met gezonde hersenen terug te hebben.

Juist op dit op ogenblik, toen alle hoop hem dreigde te ontvlieden, kwam Tom Sawyer uit de bank met negen gele, negen roode en tien blauwe kaartjes en verzocht om den bijbel.

Dit was een donderslag uit een onbewolkten hemel! Uit dien hoek zou Walter in geen tien jaar dergelijk blijk van naastigheid verwacht hebben. Maar er was niets aan te doen; daar lagen de bewijzen en zij waren echt. Aan Tom werd daarom eene eereplaats aangewezen in de nabijheid van den Raadsheer en de andere uitverkorenen, en het groote nieuws werd in de hoofdkwartieren verspreid. Het was eene verbazende verrassing, en de held werd tot des Raadsheers hoogte verheven, zoodat de school in plaats van één wonder er twee te aanschouwen kreeg. Al de jongens verteerden van afgunst, maar de bitterste kwellingen verduurden de knapen, die te laat bemerkten, dat zij tot dezen hatelijken luister hadden medegewerkt, door aan Tom kaartjes te verkoopen voor de schatten, die hij met het witten verdiend had. Dezen verachtten zichzelven als de dupes van een sluwen bedrieger, van een verraderlijken adder in het gras.

Juist op dit op ogenblik, toen alle hoop hem dreigde te ontvlieden, kwam Tom Sawyer uit de bank met negen gele, negen roode en tien blauwe kaartjes en verzocht om den bijbel.

Dit was een donderslag uit een onbewolkten hemel! Uit dien hoek zou Walter in geen tien jaar dergelijk blijk van naastigheid verwacht hebben. Maar er was niets aan te doen; daar lagen de bewijzen en zij waren echt. Aan Tom werd daarom eene eereplaats aangewezen in de nabijheid van den Raadsheer en de andere uitverkorenen, en het groote nieuws werd in de hoofdkwartieren verspreid. Het was eene verbazende verrassing, en de held werd tot des Raadsheers hoogte verheven, zoodat de school in plaats van één wonder er twee te aanschouwen kreeg. Al de jongens verteerden van afgunst, maar de bitterste kwellingen verduurden de knapen, die te laat bemerkten, dat zij tot dezen hatelijken luister hadden medegewerkt, door aan Tom kaartjes te verkoopen voor de schatten, die hij met het witten verdiend had. Dezen verachtten zichzelven als de dupes van een sluwen bedrieger, van een verraderlijken adder in het gras.

De prijs werd aan Tom uitgereikt met al de loftuigingen, welke de catechiseermeester onder de bestaande omstandigheden uit zijn binnenste kon oppompen, doch waaraan slechts één ding ontbrak namelijk waarheid, want de arme man voelde instinctmatig, dat hij hier voor een geheim stond, hetgeen misschien het licht niet zien kon. Het was de ongerijmdheid zelve, dat deze knaap een voorraad van twee duizend schoven schriftuurlijke wijsheid had vergaard, aangezien ongetwijfeld reeds een dozijn te veel voor zijne krachten geweest zou zijn. Amy Lawrence was trotsch en verheugd en zij deed haar best Tom dit te doen zien, maar hij wilde niet kijken. Dit verwonderde haar; zij werd een weinig ongerust, kreeg toen een onbestemd gevoel van argwaan, dat kwam en verdween en weer terugkwam, totdat een steelswijs geworpen blik haar alles openbaarde. En toen brak haar hart en zij werd jaloersch en boos; zij begon te schreien en haatte de geheele wereld, en Tom met haar,  zoo dacht zij ten minste.

Tom werd aan den Raadsheer voorgesteld, maar zijn tong kleefde hem aan t verhemelte. Zijn hart bonsde,  gedeeltelijk ten gevolge van de angstwekkende grootheid van dien man, maar vooral omdat hij haar oom was. Indien het donker was geweest, zou hij wel op zijne knieën hebben willen vallen om hem te aanbidden. De Raadsheer legde zijne hand op Toms hoofd, noemde hem een aardig kereltje en vroeg hem, hoe hij heette. De jongen stamelde, hijgde naar adem en stootte eindelijk uit:

Tom!

Neen, niet Tom, niet waar? Gij heet?

Thomas!

Juist. Maar er behoort nog nog iets bij. Gij hebt toch ook een geslachtsnaam, niet waar en dien wilt gij mij immers wel mededeelen?

Zeg mijnheer uw anderen naam, Thomas, zeide de heer Walter, en voeg er mijnheer achter. Gij hebt toch manieren geleerd.

Thomas Sawyer, mijnheer.

Ziezoo, dat is een goede jongen. Een lieve jongen! Een aardig, manhaftig kereltje! Twee duizend verzen is een groot aantal, Thomas, een zeer groot aantal. Maar gij zult u nooit de moeite berouwen, ze geleerd te hebben. Want kennis is meerder waard dan al wat deze wereld ons geven kan, daar kennis ons groot en goed maakt. Gij zult eens een groot en een goed man worden, Thomas, en dan zult gij op het verleden terugzien en zeggen: Dat alles heb ik te danken aan het voorrecht van in mijn jeugd de zondagsschool bezocht te hebben; alles aan mijn brave meesters, alles aan den goeden catechiseermeester, die mij aanmoedigde en mij een bijbel gaf, een prachtigen, sierlijken bijbel, dien ik voorgoed mocht houden; alles aan mijne uitnemende opvoeding. Dat zult gij eens zeggen, Thomas, en voor geen geld ter wereld zult ge het genot willen missen deze twee duizend verzen in het geheugen geprent te hebben,  neen, waarlijk niet. En nu zult gij mij en deze dame wel iets willen mededeelen van hetgeen gij geleerd hebt, want wij stellen groot belang in vlijtige jongens. Zonder twijfel kent gij de namen der apostelen, niet waar? Wilt gij mij eens zeggen, wie de twee eersten waren, die den Heer volgden?

Tom trok aan een der knoopen van zijn buis en keek den Raadsheer bedremmeld aan. Hij bloosde en sloeg de oogen neder. Den heer Walter zonk het hart in de schoenen. Hij wist, dat de jongen zelf de eenvoudigste vraag niet beantwoorden kon. Waarom vroeg de Raadsheer hem? Toch voelde hij zich verplicht te spreken en zeide:

Antwoord mijnheer, Thomas! Wees niet bang.

Tom stond op heete kolen.

Ik weet zeker, dat gij het mij wel zult willen zeggen, zeide de dame. De namen der twee eerste discipelen waren?

David en Goliath!

Laat ons over het overige van het tooneel meedoogend een sluier werpen.

Hoofdstuk V

Om halfelf begon de oude klok van het kleine stadje te luiden en aanstonds stroomde de goede gemeente naar den morgendienst. De kinderen van de Zondagsschool verspreidden zich in het gebouw en bezetten de banken met hunne ouders, om behoorlijk onder toezicht te zijn. Tante Polly kwam, gevolgd door Tom, Sid en Marie. Tom werd naast de koorgang geplaatst, ten einde zoo ver mogelijk van het open raam en de verleidelijke zomertooneelen daar buiten te wezen. De schare trok op naar de zijvleugels; de oude en behoeftige postmeester, die betere dagen gekend had; de Mayor en zijne vrouw,  want men had te St. Petersburg, onder andere overtolligheden, ook een Mayor: de kantonrechter; de knappe, opgedirkte, veertigjarige weduwe Douglas, een goedhartige ziel die er warmpjes inzat en wier op den heuvel gelegen heerenhuis het eenige paleis der plaats uitmaakt, het onbekrompenste huis waarop St. Petersburg kon bogen, als t op feesten geven aankwam; de gebogen en eerwaardige burgemeester met zijn echtgenoot; de advocaat Riverson, de nieuwe notabele; daarna de belle van het stadje, gevolgd door een troep met prachtige overhemden pronkende hofmakers, toen eenige jeugdige stedelijke ambtenaren, die op de knoppen hunner rottingen zuigende, in het voorportaal een ronden muur van gepommadeerde en glimlachende bewonderaars hadden gevormd, totdat het laatste meisje de revue gepasseerd had; en eindelijk de modeljongen, Willie Mufferson, die zoo zorgvuldig op zijn moeder past. Hij vergezelde zijn mama altijd naar de kerk en was de trots van alle matronen. De jongens echter haatten hem, omdat hij zoo braaf was en nog meer omdat hij steeds als voorbeeld werd aangehaald. Zijn witte zakdoek hing als iederen Zondag, toevallig uit den zak van zijn buis. Tom had geen zakdoek; hij noemde het dragen van zulk een weeldeartikel kwasterig.

Toen de gemeente vergaderd was, werd de klok nog eens geluid om de tragen en talmend te waarschuwen, en daarop ontstond er een plechtige stilte in de kerk, nu en dan afgewisseld door het gegiegel en gefluister van de koorjongens op de galerij. Koorknapen giegelen en fluisteren gewoonlijk den geheelen dienst door. Ik ken maar ééne plaats, waar zulks het geval niet was, maar ik ben vergeten waar die ligt. Het is ook vele, vele jaren geleden, sinds ik haar bezocht en ik herinner mij er nauwelijks iets meer van; alleen ligt mij flauw bij, dat het ergens in het buitenland was.

De predikant gaf het gezang op en las het voor met innig zelfbehagen en op een eigenaardige wijze, welke in die streek zeer bewonderd werd. Zijne stem, begonnen in een gemiddelden toon, klom gestadig, totdat zij een zeker punt bereikt had (meestal het voorlaatste woord van den regel en plofte dan onmiddellijk als de straal van een fontein naar beneden) aldus:



Hij werd beschouwd als een puikjuweel in de kunst van voorlezen. Op godsdienstige bijeenkomsten werd hij altijd uitgenoodigd om te reciteer en, en zoodra hij zijne stem verhief, sloegen de dames de handen ineen, on ze daarna machteloos in haar schoot te laten vallen, keken met zwemmende oogen naar boven en schudden het hoofd, als wilden zij uitroepen: Woorden kunnen het niet weergeven; het is te schoon, te schoon voor deze wereld!

Назад Дальше