Wat al divagatien!
Ge vergist u. Ik divageer niet. En 't bewys? Zoo'n bakker is 'n specialiteit.
* * * * *En nu lezertenzy gyzelf behoort tot de specialiteit van de velen die niet lezen kunnentransponeer!
Ach, er wordt zooveel slecht voedsel geleverd uit heel andere bakkeryen, dan waar die gesofistikeerde miniatuur-lendekussentjes als brood worden uitgevent!
Specialiteit van rechtkennis bedorven melk!
Specialiteit van staatsmanswysheid taaie watten!
Specialiteit van broederliefde, mensenmin, vrede op aarde met obligaat-welbehagen, roode kruizen, filantropie, dierenbescherming, neger-wintersokjes, Javaannut-maatschappyen, weldadigheidskommissien sterke boter!
En, by al die specialiteiten, de zeer speciale specialiteit der frazen vuile eieren!
Alles saamgenomen! vergif!
Ik ben terdeeg aan 't komponeeren. Zie eens hoe quite right ik al die stinkende dingen on their right places heb gezet, om de oneetbaarheid van de broodjes te betoogen, waarop de maatschappy zich maagbedervend het gebit slee kauwt.
Ik hoop lezers te treffen die me hier verwyten dat ik onrechtvaardig ben. 't Zou me aangenaam zyn aanleiding te vinden tot dupliek op de beschuldiging:
Ge kunt niet wáár zyn, dat ge allen over één kam scheert.
De opmerking is onjuist, maar welgemeend. Wie naar waarheid zoekt, mag en moet zoo spreken. Welnu, ik veroordeel niet allen. Ik sprak ditmaal niet van personen. M'n uitval geldt noch rechter, noch pruikenmaker, noch jurist, noch minister, noch preeker, noch dierenbeschermster, noch sokjesbreister, noch Schlachtenbummler, noch zelfs die onzalige broodbakkers in één woord: niemand persoonlyk.
Ik maakte me driftig tegen de domme afgodery met het begrip: specialiteit, in 't algemeen. Dŕt is het onkruidje
We zullen te-zamen voortwieden in 'n volgend hoofdstuk. En dan geen woord meer over bakkers.
IV
Een vertelling.
't Wordt tyd dat onze FRITS 'n beroep kiest, zei m'nheer Van 't EEN-OF-ANDER tot z'n echtgenoot. Om 't geld is 't ons goddank niet te doen, maar toch
En m'nheer Van 't EEN-OF-ANDER streelde z'n buik.
In deze hartelykheid jegens zichzelf, lag iets als bevestiging van z'n innige overtuiging dat het hem goddank om 't geld niet te doen was, en tevens 'n voorspellende bezwering dat het ook z'n veelgeliefden FRITS goddank nooit zou te-doen zyn om 't geld. Mevrouw van 'T EEN-OF-ANDER was hetzonder de minste indecentie in gebaren, dit moet ik tot haar eer verzekerenvolkomen met m'nheer haar gemaal eens. FRITS zou 'n beroep kiezen. Want:
Een mens moet toch iets wezen in de wereld.
Zoo had m'nheer VAN 'T EEN-OF-ANDER gezegd.
Het is den lezer bekend hoe geleidelyk ik gewoon ben m'n vertellingen af te vertellen. Nooit 'n zysprong. Nooit 'n byweg. Nooit 'n uitweiding.
Zie eens dien CERVANTES in z'n Don Quichot 'n boek dat ik liever zou wenschen geschreven hebben dan den Faust! Ik, in m'n hoedanigheid van schryf specialiteitik moet toch Ťietsť zijn, niet waar?ik verzeker u, lezer, met verwyzing naar m'n IDEE 30, dat de Don Quichot meer ziel gekost heeft dan GÖTHE ooit bezat. Wat hy gespleten, en gebersten moet geweest zyn, de vertrapte graankorl CERVANTES, om dat boek te schryven, een der treurigste gedenkstukken van wat 'n mens lyden kan!
Dit wist ge niet, lezer! Ge meendevan den weg gebracht door de specialiteit die men school noemt, dat het 'n grappig werk was? Gy, zelf tranenlachend om zooveel koddigheid, hebt de tranen van smart niet gezien, die er druipen van dat boek. Misschien zal ik u die later eens aanwyzen.
Arme levenslange martelaar CERVANTES, gij de byna eenige schryver voor wien ik byna eerbied heb!
En daarby behoort m'n vonnis dat uw schryvery, als zóódanig, hier-en-daar beneden 't nulpunt staat. Wat drommel hebben wy te maken met al die malle vertellingen van herders en herderinnen, van liefdegekken en gekke liefden, waarnaar ge telkens uw held laat luisteren op z'n doornigen weg ter kruiziging?
Zóóveel voor 't vel?
Arme arme lieve CERVANTES. De tranen die uw boek bevlekken, zyn er niet minder kostbaar om. Integendeel!
Ah, zegt de lezer die hier gevatter wil zijn dan hem past, het afbreken van de jonker-FRITSgeschiedenis heeft dus ten doel
De kat die nog altyd achter de kachel zit on her right place allons, Roletten en Van Twisten, neemt er 'n voorbeeld aan! de kat is m'n getuige dat m'n pen krast als 'n raaf. Dat ik voortschryf met de snelheid van twintig knoopen in de sekonde. Sneller, sneller, ik schrijf als de bliksem, 't papier siddert, de inkt spat vooruit vooruit! Wat al letters noodig om dat woord te spellen, wat al woorden om dien zin te ronden geen tyd, geen tyd vooruit! De gedachten dringen my, stuwen my, overstelpen my. Er woelen en tournooien meer Don Quichotten in m'n hoofd, dan ooit werden afgeranseld door 'n onridderlyke wereld.
Waarachtig, ik heb geen uitweiding noodig om m'n blaadjes te vullen!
Enpraktisch-overtuigend, naar ik hoop!indien dit het geval ware, zou ik me wel wachten m'n fabriekmerk te bederven door u zoo'n denkbeeld in 't hoofd te zetten. Waar ik uitweid, doe ik dit omdat het me lust. Eenvoudiger reden zal er wel niet kunnen bestaan. Maar ik wyk niet af van m'n onderwerp, al schynt het zoo. Er is nauw verband tusschen m'n sympathie met den lyder van den Don QuichotŤschryverť noemen ze dat!en deze filippika tegen specialiteiten. Ook my zal men hier-en-daar koddig vinden
Bovendien, de verhandeling die nu volgt over de aller-scherpste kausticiteit van den baron 'T EEN-OF-ANDER, behoort integraal:
tot de geschiedenis van jonker FRITS,
tot de geschiedenis van 't parlementarismus,
tot de geschiedenis van onze eeuw,
tot de geschiedenis van zaagdeuntjes,
tot de geschiedenis van den Baäls-dienst der SPECIALITEITEN.
tot alle mogelyke geschiedenissen alzoo
ŤVermaakt er u meeť gelyk de groote kinderdichter HIERONYMUS VAN ALPHEN, enz.
* * * * *De baron van 'T EEN-OF-ANDER ging by buren, vrienden, magen, huis- stad-land-provincie-stand-en geloofsgenooten, voor 'n goed mens door. En ook hyzelf hield zich daarvoor. Maar hy werd door zichzelf en anderen miskend. De man was meer dan 'n goed mens. Hy was 'n diepdenkend wysgeer. Een ware Amerikaansche padvinder in de geheimenissen van het Zyn. Hy was 'n speurhond, 'n jagtvalk, 'n fret op de jacht naar waarheid. En wat-i vond, wist hy geestig te uiten. CERVANTES was niets by hem. Zelfs ik niet.
Endit verheft hem nňg hooger, indien er hooger standpunt denkbaar ishy was zoo fondamenteel-ingekankerd nederig, zoo evangelisch- kinderlyk onnoozel, dat de rechterhand van z'n oordeel niet wist welke paarlen de linkerhand van z'n welsprekendheid te-grabbel gooide. Als gy en ik, lezer, zeggen dat we onszelf als dom of onwetend beschouwen, houden we ons maar zoo. We beweren, eigenlyk op den keper beschouwd, heel intelligent te wezen. Ik noem dus zoo'n voorgeven maar nederigheid aan den buitenkant. Maar onze baron was inderdaad even sterk overtuigd van z'n intellektueele onwaarde, als anderen van de fatsoenlyke noodzakelykheid om zich nederig voortedoen.
Lang leve dus de baron 'T EEN-OF-ANDER.
Maar, nogeens, hy werd miskend. Indien gy me nu al hierin op m'n woord gelooft, lezer, zult ge toch zeker verwonderd zyn te vernemen dat onder al die miskenners iemand is die u van naby bestaat, of dien ge, volgens het opschrift van den Delfi-tempelook al tot deun verlaagd! iemand dien 't uw plicht was van zeer naby te kennen. Ik bedoel uzelf, lezer. Gy, gy, gaaft onzen baron van 't E.O.A. niet wat hem toekomt. En ook omtrent my hebt ge misdreven. Ik stelde u goedmoedig in-staat den man te beoordeelen, te vereeren, te aanbidden, en ge gaat voorby alsof er niets geschied ware! Ik zal me moeten getroosten de geschiedenis van jonker FRITS nogeens te vertellen, in de hoop dat ge ditmaal wat minder lieve hemel, hoe moet ik zeggen om niet bybelsch- onbeleefd te zyn? Ik bedoel dat ge 't parelsnoer in eere houdt, dat ik u't is 'n geschenk van den baronzoo edelmoedig toewierp.
Ik sla nu den buik over. Ook 't geld Ťwaarom 't goddank niet te doen is.ť En we stappen rechtstreeks toe op de schatkamer der wysheid
Zie, gierig is-i niet. Daar geeft hy ons dezelfde kostbaarheid nogeens:
Een mens moet toch iets zyn, hooren we hem andermaal zeggen.
Eigenlyk is m'n geschiedenis van jonker FRITS hier uit. Of althans ik behoefde, wčl beschouwd, niet voorttegaan die te schryven. Want, ňf de lezer valt flauw van bewondering voor 't genie dat ik sprekend invoerde, ňf hy valt niet flauw, en is dan niet waardig de schoenen van den flauw-gevallen lezer te poetsen, laat staan 't slot van deze vertelling te vernemen.
Ik schryf dus nu 'n tijdje voort, voor m'n eigen liefhebbery.
Juist, edele man, juist! De mens moet, om niet niets te zyn, iets wezen! En gyzelf?
Dykgraaf, lid van
Precies! Lid van een-en-ander. Baron van 'T EEN-OF-ANDER. Welnu, ik heb ude eene helft van m'n lezers ligt in zwym, 't is uw schuld, verheven wreedaard! De andere helft is bezig met geen schoenen te mogen poetsenik heb u, dykgraaf, baron, en lid van een-en-ander
Ook van 't Bybelgenootschap
Ook van 't bybelgenootschap! Ik heb u een-en-ander te zeggen. Ik groet u met den naam van een-of-ander.
Niet waar, 'n mens moet iets zyn?
Heel juist! En niet alleen iets, maar zelfs een-en-ander.
Ge zyt dus Dykgraaf? Ge zyt lid
Van een-en-ander. En van 't Zendelinggenootschap! En van de Schoolkommissie! En van den Vredebond! En van 't Roode Kruis! En van 't Blauwe! En van
Om der liefde wil, overstelp me niet! 't Is om te bezwyken.
En van de Javaannut-maatschappy!
Hou op! Het duizelt me. Maak m'n lofzang niet onmogelyk door overkoking van de stof. Ge zyt, om iets te zyn
Och, ik beroem er me volstrekt niet op. Reeds m'n papa was regent van 'n oude-mannenhuis. En hy zei altyd dat 'n mens
Een mens moet iets wezen. En uwe zalige papa wŕs iets.
Hy was regent van 'n oude-mannenhuis. Ook gewezen oud-garde-noble van koning LOUIS. Want, 'n mens, zoo zeid-i altyd, 'n mens
Een mens moet iets zyn. Ik zie het, ge zoogt met moedermelk der vadren wysheid in. Om uwen lof
Lieve hemel, ik wist niet
Dat ge zoo verdienstelyk waart? Zoo-even vertelde ik reeds een-en-ander
Zoo heet ik.
Ja zoo heet ge, en dat zyt ge! Nu, ik deelde iets over uwe nederigheid aan m'n lezers mee. We zullen haar echter niet ontzien. Ik schroom niet u te zeggen dat ge reeds vóór uw geboorte een groot man waart door de verdienste van uw vader die, om niet niets te zyn, zich garde-noble had laten maken, en regent van een besjes-gesticht
Van 'n oude-mannenhuis!
Van 'n oude-mannetjeshuis! Ge waart voorbeschikt een-en-ander te zyn. Ge voeldet uw roeping, gy ruimdet alle hindernissen uit den weg, ge verhieft u boven stof en onstof, ge zweefdet en doorvleugeldet
Gut, ik wist niet dat ik zooveel byzonders uitrichtte. Ik ben dykgraaf geworden, en lid van
Van een-en-ander!
Ja, omdat m'n vrouw zei dat het rondslenteren van 'n man in huis, zoo lastig was voor de booien, en dat m'n gekibbel met de tuinknechts 't humeur bederft. Ook heb ik aanleg tot zwaarlyvigheid.
Dit was zoo. We zagen dien buik reeds optreden als getuige tegen de mogelykheid van geldgebrek.
Ik werd wat dik. En als dykgraaf doe ik nu ééns in de maand 'n toertjen om de zitting van 't kollegie by te wonen. Want ik zeg maar, 'n mens moet
Een mens moet iets zyn. Juist daartoe heeft de goede Voorzienigheid ons hoog-water gegeven, om 't mensdom instaat te stellen tot het voortbrengen van dykgraven. Neem 't water weg, geen dyken. Zonder dyken, geen Graven. Zonder Graven 'n man te veel over den vloer, en gekibbel met de tuinluî. Allah akbar m'nheer VAN 'T EEN-OF-ANDER, allah akbar! gelyk de groote Profeet zoo wél gezegd heeft, zonder nog iets te weten van dykgraven en hoog-water. Ge moet iets zyn. Gy hebt het gezegd. Niet de waanwyze PYTHAGORAS heeft ditmaal gesproken, maar gy, gy, gy! Wát hebt ge gezegd? De mens moet iets zyn. Hoe hebt ge dat gezegd? Met de daad bewyzende dat ge oprecht waart. Gy wérd iets, dykgraaf en een-en-ander. Waarom hebt ge 't gezegd? Omdat uw verheven vader lid was in 'n besjeshuis
Regent van 'n oude-mannenhuis
Regent van 'n ouwe-mannenhuis! In welke omstandigheden hebt ge 't gezegd? Te midden van Ťbooienť dien ge in den weg liep, en kibbelend met 'n tuinknecht. We kunnen nu overgaan tot de schepping der wereld. In Genesis I vers 27, zien we den mens verschynen. Dat was zoo'n groote kunst niet, en wel beschouwd is Adams verdienste in dit opzicht bitter klein. Gy, Adam II, vergenoegdet u niet met de verschyning ge zaagt in, dat men iets wezen moest, en liet u dykgraaf maken, en lid van een-en-ander.
Maar ik wist inderdaad niet
Verheven onkunde! Schitterend wanbesef van eigen volkomendheid! Nederigheid in oneindige machtsverheffing! Ge wist het niet? Welnu dan, ik zal u eens al uw verdiensten terdeeg onder 't oog brengen. Ryk was uw vader, en ryk zyt gy
Ja, om 't geld is het me goddank niet te-doen.
Dat hoorden we zoo-even, toen gy uwen buik streeldelt. Ge waart ryk, maar met uw scherpzinnigheid zaagt ge in dat alle boeren achter uw rug u uitmaakten voor 'n stommerik, die geld had maar ook niets dan dat.
't Is waar, er is lomp volk onder die boeren.
Toch niet, Lomp zouden ze geweest zyn, indien ze u zoo-iets in 't gezicht hadden gezegd. Laat ons voortgaan. Straks zal de eene helft van m'n lezers ontwaken uit z'n flauwte, en dan moet ik u verlaten. Ge hebt gevoeld eigenlyk wel beschouwd van zeer naby bezien niemendal te wezen! Sjt sjt spreek me niet tegen, uit nog verder gedreven nederigheid. Uw scherpzinnigheid en zelfkennis is buiten twyfel en buiten debat. Uw vader in 't besjeshuis
Regent van 't oude-mannenhuis.
Uw vader, de regent van 't ouwe-mannetjeshuis, was in den hemel. Om daar te komen moet men iets zyn. En hy werd toegelaten als gewezen oud-garde-noble van koning LODEWIJK. Ge hoopt uw vader weertezien, en wilt niet beschaamd staan op de vraag: wie klopt daar? Uw adreskaart moest boeren, tuinluî, huisbedienden en hemelwachters eerbied inboezemen. Het besef uwer onwaarde deed uw omzien naar allerlei lidmaatschappen waartoe men nullen gebruiken kan. Uit schaamte over uw nutteloosheid zocht ge naar gelegenheid om iets te schynen. Gy eet, drinkt, slaapt, als 'n beest. Gy geniet en verteert als 'n beest maar veel meer dan 'n beest. Als 'n rivierpaard scheert ge de oevers kaal, en bracht niets voort