De Laatste Plaats In De Hindenburg - Charley Brindley 7 стр.


Op basis van de grootte van Kwajalein en de overvloed aan bomen en andere planten berekende Akela dat het eiland tot wel vierhonderd mensen kon huisvesten.

"Dat betekent," zei Akela tegen zijn vrouw, Karika, terwijl ze naast elkaar op hun slaapmatjes lagen, "dat onze kleinkinderen mensen zullen moeten uitsturen om nieuwe eilanden voor de groeiende bevolking te vinden."

Karika draaide zich om en hield haar hand onder haar hoofd. "En dat betekent dat je je kleinzoon zal moeten leren navigeren op zee." Ze glimlachte naar haar echtgenoot.

"Tegen dan zal ik te oud zijn om zelfs maar tot de zee te wandelen."

"Dan moet je je navigatievaardigheden misschien aan je zoon leren."

"Maar ik heb geen"

Ze onderbrak hem met een kus en ging tegen hem liggen voor een knuffel.

Hoofdstuk tien

Tegen middernacht zaten Donovan, Sandia en grootvader Martin in de overvolle wachtzaal van de spoeddienst van het Einstein Medical Center op de Old York Road.

Donovan had een rolstoel gehuurd in de loop van de dag en Sandia duwde grootvader het ziekenhuis binnen.

Ze wachtten bijna een uur voor ze bij de triageverpleegkundige terecht konden.

Toen de verpleegkundige aan Mr. Martin vroeg of hij de verantwoordelijke was, gaf hij haar zijn naam, rang en serienummer.

"Hij is een veteraan van de Tweede Wereldoorlog," zei Donovan "en hij heeft een tijdelijk probleem met verbale communicatie."

"Oké," zei ze, "laten we de gegevens van Sandia noteren en dan spreken we later wel over de financiële kant."

Nadat de verpleegkundige geluisterd had naar alle details over Sandia's probleem, gaf ze haar prioriteit niveau twee.

Ondertussen kwam Donovan te weten dat haar naam Sandia Ebadon McAllister was, dat ze eenentwintig was, dat ze nooit getrouwd geweest was en geen kinderen had en dat ze tot haar achtste naar school was geweest. De verdwijning van haar ouders leek samen te vallen met het einde van haar opleiding.

"Hoe snel zullen we een dokter kunnen spreken?" vroeg Donovan.

"Heel snel. Er is niemand anders in de wachtzaal met een niveau een of twee. Nu, zou ik graag haar verzekeringsgegevens noteren."

"Ze is niet verzekerd."

"Financiële situatie?"

"Haar familie heeft geen geld."

"Heeft ze zich aangemeld voor een ziekteverzekering via het werk?"

Obamacare? Donovan keek even naar Sandia.

Ze trok haar schouders op en schudde haar hoofd.

"Nee." zei Donovan.

"Meld u bij de financiële afdeling op het einde van de gang. Maggie zal haar helpen met haar inschrijving voor een ziekteverzekering en voor Medicaid. Wanneer ze de dokter kan spreken, zal haar naam worden afgeroepen door de intercom."

* * * * *

Maggie was net begonnen met het ingeven van de informatie op de website van de ziekteverzekering toen Sandia's naam door de intercom werd afgeroepen.

"Als je klaar bent, kan je terugkomen," zei Maggie, "en dan werken we dit af nadat Sandia onderzocht is."

"Oké." zei Donovan.

"Het is op het einde van de gang, rechts. Behandelkamer vier."

* * * * *

Donovan keek om zich heen in de steriele behandelkamer en parkeerde de rolstoel van Mr. Martin dan naast een porseleinen lavabo met pedalen in plaats van een kraan.

Een jonge vrouw in een witte laboschort kwam de ruimte binnen.

Donovan keek toe hoe ze het formulier bestudeerde op haar clipboard. Zonder ook maar iemand aan te kijken, bladerde ze naar de volgende pagina.

Ze was slank en innemend. Haar karamelkleurige haar was erg kort geknipt en gekamd als dat van een jongen. Ze was aantrekkelijk zoals een secretaresse dat kan zijn, met hemelsblauwe ogen die gehouwen leken uit de Mendenhallgletsjer. Er stak een stethoscoop uit een zak van haar labojas.

Donovan vond dat ze eruitzag als een schoolmeisje.

Ze keek even naar Donovan en Mr. Martin en dan viel haar blik op Sandia.

Donovan was er niet helemaal zeker van, maar het leek of haar gletsjerogen opwarmden tot een mediterraans blauw.

De vrouw draaide zich weg, liet haar clipboard op het aanrecht vallen en stapte op de warmwaterpedaal. Ze waste haar handen gedurende wat een buitensporige tijd leek en gebruikte daarbij ongeveer twee soeplepels antibacteriële zeep. Nadat ze het water van haar handen had geschud, bewoog ze ze heen en weer onder een grijze metalen bak die aan de muur hing. De bak piepte alsof hij geschrokken was en spuwde dan een lange, bruine, papieren handdoek uit.

Toen ze haar handen had afgedroogd, ging ze naar Sandia die naast haar grootvader stond. "Ik ben Grace." Ze stak haar hand uit.

Sandia staarde naar de uitgestoken hand.

Ik hoop dat ze snapt dat Sandia niet de snob uithangt. Ze heeft gewoon geen sociale vaardigheden. Hoe zou dat eigenlijk komen?

Toen ze geen reactie kreeg, nam Grace Sandia net boven de elleboog bij de arm en leidde haar naar de onderzoekstafel. "Ga hier maar zitten."

Sandia ging op de tafel zitten, schoof naar achter en fatsoeneerde haar bruine rok over haar knieën.

Grace haalde de stethoscoop uit de zak van haar jas en Donovan zag dat ze naar Sandia's linkerhand keek en dan naar de zijne.

"Waar hebt u pijn?" Grace sprak tegen Sandia terwijl ze naar haar hart luisterde met de stethoscoop.

"Hier." Sandia wees naar het midden van haar voorhoofd en bewoog haar vinger dan naar haar linkerslaap.

Grace haalde de stethoscoop uit haar oren en liet hem rond haar nek hangen. "En hier?" Ze raakte de bovenkant van Sandia's hoofd aan.

"Soms."

"Bent u misselijk 's morgens?"

Sandia keek naar Donovan.

"Pijn in je buik." zei hij.

Ze knikte en Grace noteerde iets op haar clipboard.

"Excuseer me, Grace." zei Donovan.

Ze trok een wenkbrauw op.

"Wanneer zal de dokter komen?"

"Mr. Martin"

"Mijn naam is niet Mr. Martin."

"Bent u Sandia's broer niet?"

"Nee."

"Haar oom?"

"Nee."

"Bent u familie?"

"Nee."

Ze keek even naar de het pasje dat aan het blauw-rode lint rond zijn nek hing. "Wie bent u?"

"Ik ben Donovan OFallon."

Het clipboard kletterde op het aanrecht. "Dan zal u buiten moeten wachten."

"Maar"

Ze wees naar de deur.

Voor hij de kamer buitenging, keek hij naar Sandia die er bezorgd uitzag. Hij probeerde haar gerust te stellen met een glimlach.

Toen hij de deur opende, hield Grace hem tegen. "Mr. O'Fallon."

"Ja?"

"Ik ben neurochirurg."

"Oh" Zakt door de grond. O-okay, sorry. Ik wacht wel in de wachtzaal als je me nodig hebt."

"Juist."

Hoofdstuk elf

Het hoofd van soldaat Martin stuiterde over de ruwe grond. Hij opende zijn ogen en zag vreemde vormen boven hem ronddraaien. Toen hij probeerde naar zijn hoofd te grijpen om het draaien te doen stoppen, realiseerde hij zich dat zijn polsen samengebonden waren over zijn buik. Zijn helm was weg, waardoor zijn achterhoofd over de takken, het zand en de stenen schraapte. Hij probeerde zijn hoofd van de grond te heffen, maar had de kracht er niet toe. Het enige wat hij zeker wist, was dat twee mannen hem bij zijn voeten vast hadden en dat ze hem ergens heen sleepten.

"Hou op!" probeerde hij te zeggen, maar het klonk als een gedempte grom.

Een van de mannen zei iets, maar hij begreep de woorden niet.

Blijkbaar was hij gevangengenomen, maar hij wist niet meer hoe of waar.

Ze kwamen aan bij een soort fort en de mannen legden hem op de rand. Hij opende zijn ogen en zag twee kaki silhouetten boven zich. Hij deed zijn best om te focussen, maar zijn ogen leken rond te dobberen alsof ze dronken knikkers waren.

Een van de silhouetten zei een paar woorden en de andere lachte. Martin realiseerde zich dat het Japanse soldaten waren.

Een van de silhouetten zei een paar woorden en de andere lachte. Martin realiseerde zich dat het Japanse soldaten waren.

Een hek piepte open en sloeg tegen het hoofd van soldaat Martin. Een van de soldaten schopte hem uit de weg van het hek. Een andere soldaat zette zijn voet op de schouder van Martin om hem over de versteviging te duwen.

Martin schreeuwde het uit toen hij van de helling in een gracht rolde. Hij landde op zijn gezicht in een stroom van stinkende troep. Hij draaide zijn hoofd opzij en hapte naar lucht. Zijn wazige zicht werd nog slechter door de slijmerige modder die aan zijn gezicht kleefde.

Nadat hij zich op zijn zij gerold had, kon hij zijn handen optillen om in zijn ogen te wrijven, maar het hielp niet. Er bleven vormeloze objecten rond hem draaien alsof hij op een scheve paardenmolen in een wolkenfabriek zat.

Hij duwde zich recht tot hij rechtop zat en realiseerde zich dat de stank die uit de troep opsteeg de afvoer moest zijn van een Japanse latrine.

Er verscheen een silhouet boven hem. Hij probeerde weg te kruipen en klauwde aan de aarde.

"Rustig maar, soldaat, ik heb je vast."

Het was een Amerikaanse stem van de man die hem uit de gracht trok.

"Laat me dat touw van je handen halen."

Iemand anders goot water over zijn hoofd. Hij probeerde van het water te drinken.

"Wacht even, vriend, laat me die viezigheid van je gezicht halen. Daarna kan je wat drinken."

Hij sloot zijn ogen en voelde het koele water in zijn nek lopen.

"Hier, drink even, maar niet te veel." De man hield een veldfles tegen zijn lippen.

Het voelde zo goed om het water in zijn mond te hebben. Hij smaakte de bekende, muffe, metaalachtige toets van de veldfles, maar het deerde hem niet. Voor Martin leek het water wel een zoet, bruisend drankje.

"Ik denk dat hij shellshock heeft." zei de eerste man.

"U hebt gelijk, kapitein."

"Ken je hem, Duffy?"

"Ja, kapitein, hij is een hospik, soldaat William Martin. Ik zag hem drie Japanse tanks uitschakelen, helemaal alleen."

"Nonsens. Hoe zou een man dat kunnen doen?"

"Ik heb het met mijn eigen ogen gezien." Duffy vertelde de officier over de tanks. "Het luik op de derde tank ging open en er stond een Jap in de opening. Hij schoot Martin in zijn been. Hij viel en probeerde weg te kruipen, maar de drie granaten ontploften. Hij was te dicht, de explosie heeft hem stevig geraakt."

Waaarg. Martin probeerde om water te vragen.

"Een klein beetje maar." Soldaat Duffy hield de veldfles tegen de lippen van Martin. "Zorg dat je je niet verslikt."

"Kijk eens of je zijn been kan doen stoppen met bloeden."

"Ja, kapitein. Zijn achterhoofd is ook toegetakeld."

Martins zicht werd wat helderder en hij herkende een van de mannen; hij was een marineofficier met kapiteinsbalken op zijn schouder.

Hij gluurde rond en probeerde bij zijn positieven te komen. Ze bevonden zich in een soort van diepte met hoge verstevigingen rondom hen. Bovenop de wanden lagen rollen prikkeldraad. Twee gewapende bewakers stonden bij een hek. Het moet daar geweest zijn dat ze hem erin hebben gegooid.

"Alles oké, soldaat Martin?" vroeg de kapitein.

Martin knikte. "Ja, a-a-alles oké." Achter de kapitein, zo'n twintig meter verder, zag hij een terrein afgezet met prikkeldraad waar honderd of meer Amerikaanse soldaten gevangengehouden werden.

"O jee," zei Duffy, "hier komt generaal Meetlat."

Martin zag een kleine Japanse officier doelgericht op hen afkomen. Hij had twee gewapende soldaten mee die elk aan een kant mee marcheerden. Ze waren niet erg groot, maar ze waren allebei groter dan de officier.

De Japanse officier wees met zijn stick naar Martin en zei iets.

De twee soldaten grepen Martin bij zijn armen en rukten hem recht.

"Hoeveel soldaten Amerikanen heb je op het eiland tegen gisteren?" vroeg de officier.

Martin was in de war door de vraag. "Wat?"

"Hoeveel?" schreeuwde de officier en dan sprak hij tegen de soldaat rechts van Martin.

De soldaat sloeg Martin in de ribben met het uiteinde van zijn geweer.

Martin kreunde en zonk voorwaarts, maar de soldaat hield hem recht.

"Hou daarmee op." zei de Amerikaanse kapitein. "Hij is een non-combattant. Hij weet niets over het aantal troepen."

"Non-combat?" vroeg de Japanse officier. "Hij doodt drie keizerlijke Japanse tanks. Dat jij noemt non-combat?"

"Hij is een hospik."

"Hij is moordenaar van trouwe Japanse soldaten en zal behandeld worden zoals moordenaar." Hij keek kwaad naar Martin. "Hoeveel vliegdekschepen jullie hebben daar op het water?" Hij wees met zijn stick naar de oceaan.

Martin staarde hem een ogenblik aan. "William S. Martin, soldaat eerste klas, 18569488."

De Japanse officier schreeuwde iets naar zijn soldaten.

Een van de soldaten trok Martins handen op zijn rug terwijl de andere zijn wapen op hem gericht hield.

De Japanse soldaat bond Martins handen vast en dwong hem dan op zijn knieën.

De officier gaf nog een bevel en de andere Japanse soldaat haalde zijn bajonet boven, maakte hem vast aan de loop van zijn geweer en hield de scherpe punt tegen Martins borst.

"Hoeveel tanks Amerikanen jullie hebben ginder hier?"

Martin kneep zijn ogen dicht en klemde zijn tanden op elkaar. "William S. Martin, soldaat eerste klas, 18569488."

De Japanse officier schreeuwde tegen zijn soldaten. De eerste Japanse soldaat trok zijn geweer terug, klaar om Martin ermee tegen het hoofd te slaan, maar voor hij een aanloop kon nemen, lieten de andere twee Amerikaanse soldaten zich op de grond vallen en trokken Martin mee naar beneden.

De drie Japanners keken omhoog in de richting van het geluid van iets dat door de lucht floot. Een seconde later ontplofte een mortier bovenop het fort. Er volgden er nog drie die twintig meter verder landden. Het bombardement met mortieren werd gevolgd door het verre geluid van geweervuur.

"Dat zijn onze jongens!" schreeuwde de Amerikaanse kapitein.

De Japanse officier keek op en zag dat zijn bewakers aan het hek wegrenden.

Geweervuur deed de aarde in het rond vliegen op de top van het fort en dan werd een Bangaloretorpedo onder de afsluiting geduwd. De torpedo explodeerde en blies een opening van meer dan tien meter in de prikkeldraad. Dan kwam een volledig peloton Amerikaanse mariniers door de opening en van het fort gechargeerd.

De Japanse officier schreeuwde een bevel naar zijn twee soldaten. Ze tilden hun geweer op en schoten de Amerikaanse kapitein en soldaat Duffy door het hoofd.

Hij schreeuwde opnieuw en de twee soldaten renden naar waar de andere krijgsgevangenen opgesloten zaten in een kooi en begonnen in het wilde weg te vuren naar de ongewapende Amerikaanse soldaten. Een twaalftal andere Japanse soldaten renden naar de kooi en begonnen de krijgsgevangenen te executeren.

De Japanse officier haalde zijn pistool boven en richtte het op Martins linkerslaap.

Een schot weerklonk en Martin kromp ineen.

Het pistool van de Japanse officier viel in Martins schoot. Dan zag hij dat de officier dood op de grond lag met een kogelgat in zijn voorhoofd.

Martin draaide zich om op zijn knieën om het pistool op te rapen. Toen hij het vasthad, mikte hij zo goed hij kon naar de Japanse soldaten die nog steeds met hun geweren en pistolen in de kooi aan het schieten waren. Hij haalde de trekker over en bleef schieten tot het wapen leeg was.

Steeds meer mariniers kwamen het terrein opgelopen terwijl ze naar de Japanners schoten.

De Japanse soldaten weigerden zich over te geven, zelfs toen hun munitie op was. Ze gooiden hun nutteloze wapens neer en begonnen de Amerikanen fysiek aan te vallen.

Twintig minuten later kwam een majoor via het hek het terrein binnen.

Martin zat op zijn knieën met zijn voorhoofd in de grond geduwd. Zijn handen waren nog steeds op zijn rug gebonden.

Назад Дальше