27 Waar is iets om over te roemen? vernietigen. Welke wet? [de wet van] zaken? Nee, maar door de wet van het geloof. (Geloof is suggestie en auto-suggestie).
28 want wij erkennen, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit het geloof, ongeacht de werken der wet. (Paulus zet de houding van christenen ten opzichte van de wetten van Mozes uiteen. De essentie van deze verklaring is dat «een persoon niet wordt gerechtvaardigd door de werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus», dat wil zeggen, de wet (Torah) is alleen geldig totdat de «Verlosser» komt).
29 Is de God der Joden alleen, en niet der heidenen? Natuurlijk, en heidenen, (de bewering van monotheïsme).
30 want er is één God, die de besnedenen uit het geloof en de onbesnedenen uit het geloof rechtvaardigt. (Bevestiging van het monotheïsme).
31 wij dan door het geloof de wet te gronde richten? Niets, maar wij bevestigen de wet. (Geloof in Jezus Christus vestigt de wet).
Hoofdstuk 4
1 Wat heeft Abraham, onze vader, naar het vlees verkregen? (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).
2 Indien Abraham gerechtvaardigd wordt uit werken, hij heeft lof, maar niet voor God. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).
3 Want wat zegt de Schrift? Abraham geloofde God en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
4 de beloning van de doener wordt niet uit barmhartigheid toegerekend, maar uit plicht. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
5 maar dengene, die niet doet, maar gelooft in dengene, die den goddeloze rechtvaardigt, zijn geloof wordt toegerekend tot gerechtigheid. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
6 op dezelfde manier noemt David een gezegende persoon aan wie God rechtvaardigheid toerekent ongeacht zijn daden: (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
7 Welgelukzalig zijn zij, wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
8 Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de zonde niet toerekent. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
9 heeft deze zaligspreking betrekking op de besnijdenis of op de voorhuid? We zeggen dat het geloof van Abraham werd toegerekend aan rechtvaardigheid. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
10 Wanneer werd u aangerekend? na de besnijdenis of vóór de besnijdenis? Niet na de besnijdenis, maar vóór de besnijdenis. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
11 en hij ontving het teken der besnijdenis, [als] het zegel der gerechtigheid door het geloof, dat [hij] had in de voorhuid, zodat hij een vader werd van alle gelovigen in de voorhuid, zodat ook hun gerechtigheid toegerekend zou worden (redenerend over de besnijdenis, als «het zegel der gerechtigheid door het geloof»).
12 en door den Vader der besnedenen, niet alleen die besneden zijn, maar ook die wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen Vader Abraham, hetwelk hij in de voorhuid had. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof). (Redeneren over besnijdenis als «het zegel van gerechtigheid door geloof»).
13 Want het is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad, dat de belofte erfgenaam der wereld zal zijn, maar door de gerechtigheid des geloofs. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
14 Indien zij, die op de wet gegrondvest zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof tevergeefs, en is de belofte ondoeltreffend; (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de» gerechtigheid" van het geloof).
15 Want de wet brengt toorn voort, want waar geen wet is, is geen misdaad. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
16 Alzo door het geloof, opdat [het] door barmhartigheid zou zijn, opdat de belofte voor allen onveranderlijk zou zijn, niet alleen naar de wet, maar ook naar het geloof van de nakomelingen van Abraham, die de vader van ons allen is (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «gerechtigheid» van het geloof).
17 (gelijk geschreven is: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor het aangezicht Gods, welken hij geloofd heeft, die de doden levend maakt, en de niet-bestaande noemt als bestaande. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
18 en hij, boven de hoop, geloofde met hoop, waardoor hij de vader van vele volken werd, overeenkomstig hetgeen gezegd was: zo zal uw zaad zijn.»(Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
19 en omdat hij zich niet uitgeput had in het geloof, dacht hij niet dat zijn lichaam, bijna honderd jaar oud, al dood was, en de schoot van Sarrin dood was; (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenerend over de «gerechtigheid» van het geloof).
20 hij wankelde niet in de belofte van God door ongeloof, maar bleef standvastig in het geloof en gaf God eer (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
21 en hij weet heel zeker dat hij ook in staat is de belofte te vervullen. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
22 daarom werd het hem toegerekend tot gerechtigheid. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
23 maar niet alleen met betrekking tot hem staat geschreven wat hem werd toegerekend (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
24 maar ook met betrekking tot ons; het zal ook worden toegerekend aan ons die geloven in degene die Jezus Christus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
25 die verraden is voor onze zonden en opgestaan is voor onze rechtvaardiging. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof. De misvatting van al deze «abstracties» ligt in het feit dat er geen opstanding was, Jezus in coma raakte, Jezus werd gebruikt door de priesters van het zoroastrianisme uit Parthië om de volgelingen van Jezus te inspireren met de noodzaak van oorlog met Rome en om Palestina achter de schermen in te nemen).
Hoofdstuk 5
1 Zo hebben wij, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, (van Paulus ' gezichtspunt is het bewijs gevonden van de «gerechtigheid» des geloofs).
2 door wie wij door het geloof toegang hebben gekregen tot die genade waarin wij staan en roemen in de hoop op de heerlijkheid van God. (Verhandeling over genade).
3 en niet alleen dit, maar we roemen ook over beproevingen, wetende dat geduld voortkomt uit verdrukking (redeneren over beproevingen en geduld).
4 vanuit geduld ervaring, vanuit ervaring hoop, (redeneren over de ervaring van hoop en geduld).
3 en niet alleen dit, maar we roemen ook over beproevingen, wetende dat geduld voortkomt uit verdrukking (redeneren over beproevingen en geduld).
4 vanuit geduld ervaring, vanuit ervaring hoop, (redeneren over de ervaring van hoop en geduld).
5 maar de hoop beschaamt ons niet, want de liefde Gods is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is. («Goddelijke» bundels).
6 Want Christus, toen wij nog zwak waren, is op zekere tijd voor de goddelozen gestorven. («Goddelijke» bundels).
7 want bijna niemand zal voor den rechtvaardige sterven; tenzij voor den weldoener, misschien zal iemand besluiten te sterven. («Goddelijke» bundels).
8 Maar God bewijst zijn liefde voor ons door het feit dat Christus voor ons stierf toen wij nog zondaars waren. («Goddelijke» bundels).
9 daarom nu te meer, gerechtvaardigd zijnde door Zijn bloed, laat ons door Hem behouden worden van Toorn. («Goddelijke» bundels).
10 Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, hoeveel te meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door zijn leven. («Goddelijke» bundels).
11 en dit is niet genoeg, maar wij roemen ook op God door onzen Heere Jezus Christus, door Welken wij nu verzoening ontvangen hebben. («Goddelijke» bundels).
12 Daarom, gelijk de zonde in de wereld gekomen is door één mens, en de dood door de zonde, alzo is de dood overgegaan in alle mensen; want in hem hebben allen gezondigd. («Goddelijke» bundels).
13 want vóór de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, daar er geen wet is. («Goddelijke» bundels).
14 maar de dood heeft geregeerd van Adam tot Mozes toe, en over hen, die niet gezondigd hebben, gelijk de overtreding van Adam, die het beeld van de toekomst is. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).
15 maar de gave der genade is niet als een misdaad. Want indien er velen gedood zijn door de misdaad van één, dan is des te meer de genade van God en de gave door de genade van één mens, Jezus Christus, overvloedig voor velen. («Goddelijke» bundels).
16 en de gave is niet als [het oordeel] over iemand die gezondigd heeft; want het oordeel over een [misdaad] is tot veroordeling; maar de gave der genade is tot rechtvaardiging van vele misdaden. («Goddelijke» bundels).
17 Want indien door de overtreding van de ene dood door de ene regeerde, hoeveel te meer zullen degenen, die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid aannemen, in het leven regeren door de ene Jezus Christus. («Goddelijke» bundels).
18 daarom, gelijk door de overtreding van één alle mensen veroordeeld worden, alzo zijn door de gerechtigheid van één alle mensen gerechtvaardigd ten leven. («Goddelijke» bundels).
19 Want gelijk velen door de ongehoorzaamheid van één mens zondaars geworden zijn, alzo zullen velen door de gehoorzaamheid van één rechtvaardig worden. («Goddelijke» bundels).
20 maar de wet kwam daarna, en zo vermenigvuldigde de misdaad. En toen de zonde zich vermenigvuldigde, begon de genade («goddelijke» bundels) overvloedig te worden.
21 opdat, gelijk de zonde regeert tot den dood toe, alzo de genade regeert door de gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. («Goddelijke» bundels).
Hoofdstuk 6
1 Wat zullen we zeggen? moeten we in zonde blijven zodat genade zich kan vermenigvuldigen? Echt niet. (Paulus ' verhandelingen over zonde).
2 Wij zijn aan de zonde gestorven; hoe kunnen wij daarin leven? (Paulus ' verhandelingen over zonde).
3 Weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? («Goddelijke» bundels).
4 en wij zijn met hem begraven door den doop in den dood, opdat, gelijk Christus uit de doden is opgestaan door de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij wandelen in een vernieuwd leven. («Goddelijke» bundels).