Wetenschappelijke analyse van de Bijbelse brieven van de apostelen. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel - Andrey Tikhomirov 9 стр.


19 Want wat men van God kan weten, is hun duidelijk, want God heeft het hun geopenbaard. («Goddelijke» bundels).

20 Want zijn onzichtbare dingen, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, vanaf de schepping der wereld door de beschouwing der schepselen, zijn zichtbaar, zodat zij niet reageren. («Goddelijke» bundels).

21 maar hoe, toen zij God kenden, zij hem niet verheerlijkten als God, en hem niet dankten, maar ijdel werden in hun gedachten, en hun dwaze hart verduisterd werd; Maar alles is volgens de wil van God!).

22 ze noemden zichzelf wijs en werden gek, (kritiek op verkeerd gedrag).

23 en de heerlijkheid van de onvergankelijke God werd veranderd in een beeld als een vergankelijk mens, en vogels, en viervoeters, en reptielen  (maar alles naar de wil van God!).

24 daarom heeft God hen overgegeven aan onreinheid in de begeerlijkheden hunner harten, zodat zij hun lichamen verontreinigd hebben. (Het centrale idee van deze boodschap is rechtvaardiging. Het vertelt over de zondigheid van alle mensen die verstrikt zijn in schandelijke hartstochten en niet in staat zijn om geestelijk te stijgen. Dit geldt in de eerste plaats voor de heidenen, die, nadat ze God en zijn geboden hadden gekend, zich toch overgaven aan afgoderij, daarom verwierp God ze van zichzelf en verraadde ze «in de begeerlijkheden van hun hart tot onreinheid. Heidenen-dit woord «Heilige» schrijvers duiden soms degenen aan die niet in de ware God geloven, of in het algemeen al degenen die zijn naam niet kennen en niet herkennen. Op sommige plaatsen in de Bijbel betekent dit woord christenen, niet van Joden).

25 zij vervingen de waarheid Gods door de leugen, en aanbaden en dienden het schepsel in plaats van de Schepper, die tot in eeuwigheid gezegend is, amen. (Kritiek op verkeerd gedrag).

26 daarom heeft God hen verraden aan schandelijke hartstochten; hun vrouwen hebben hun natuurlijke Gebruik vervangen door onnatuurlijk; (kritiek op verkeerd gedrag).

27 evenzo werden de mensen, die het natuurlijke gebruik van het vrouwelijke geslacht verlieten, ontstoken van begeerte naar elkaar, mannen beschamen de mensen en ontvingen in zichzelf de gepaste vergelding voor hun dwaling. (Kritiek op verkeerd gedrag).

28 en daar het hun niet aanging God in hun hart te hebben, zo gaf God hen over aan een verkeerd gemoed  om hoererij te doen.

29 zodat zij vol zijn van alle ongerechtigheid, hoererij, bedrog, gierigheid, boosaardigheid, vervuld van afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, (kritiek op «verkeerd» gedrag).

30 lasteraars, lasteraars, God-haters, misbruikers, zelf-loffers, trots, inventief voor het kwaad, ongehoorzaam aan de ouders, (kritiek op «verkeerd» gedrag).

31 roekeloos, verraderlijk, liefdeloos, onverzoenlijk, genadeloos. (Kritiek op verkeerd gedrag).

32 zij kennen de rechtvaardigen; het is de wet van God, dat zij die zulke dingen doen, des doods waardig zijn; maar zij doen ze niet alleen, maar zij keuren ook goed degenen, die ze doen. (Kritiek op verkeerd gedrag).

Hoofdstuk 2

1 daarom zijt gij niet onberispelijk, een iegelijk, die een ander oordeelt; want naar hetzelfde oordeel, dat gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want een ander oordeelt, doet gij hetzelfde. (De regel van Talion).

2 maar wij weten, dat er waarlijk een oordeel van God is over degenen, die zulke dingen doen. (De vermelding van het «oordeel van God», dat alles» correct" zal beoordelen, is een analogie met het menselijke oordeel).

3 denkt u werkelijk, mens, dat u aan het oordeel van God zult ontkomen door degenen die zulke dingen doen en (uzelf) hetzelfde te veroordelen? (De suggestie dat het onmogelijk is voor een persoon om het «oordeel van God"te vermijden).

4 of veronachtzaamt u de rijkdom van Gods goedheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid, en begrijpt u niet dat Gods goedheid u tot bekering leidt? («Goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het standpunt van Paulus).

5 maar vanwege uw koppigheid en niet-berouwvol hart verzamelt u toorn voor uzelf op de dag van de toorn en de openbaring van het rechtvaardige oordeel van God, («goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

6 die een iegelijk zal vergelden naar zijn werken, (de suggestie dat het onmogelijk is voor een persoon om het «oordeel van God"te vermijden).

7 voor hen die glorie, eer en onsterfelijkheid zoeken door volharding in een goede daad-eeuwig leven; (Talion ' s regel: als je je gedraagt zoals het priesterschap heeft ingesteld, dan zeggen ze: je zult eeuwig leven, je slecht gedragen, de priesters niet gehoorzamen, dan zeggen ze: God zal je straffen. Deze interpretatie is gunstig voor priesters-priesters van elke religie).

8 maar dengenen, die volharden, en zich niet aan de waarheid onderwerpen, maar zichzelven overgeven aan de ongerechtigheid: toorn en toorn. (Talion ' s regel: als je je gedraagt zoals ingesteld door het priesterschap, dan zeggen ze, je zult eeuwig leven, je slecht gedragen, de priesters niet gehoorzamen, dan zeggen ze, God zal je straffen. Deze interpretatie is gunstig voor priesters-priesters van elke religie).

9 droefheid en benauwdheid voor iedere ziel van een mens die kwaad doet, eerst een Jood, dan een Griek! (De Jood is in de eerste plaats immers «de uitverkorene van Jahweh», het Grieks-Grieks is in de tweede, ook het woord» Grieks" betekent in deze context alle nietJoden).

10 integendeel, glorie en eer en vrede voor iedereen die goed doet, eerst voor de Jood en daarna voor de Griek! (De Jood is in de eerste plaats de «uitverkorenen van Jahweh», het Griekse Grieks is in de tweede).

11 want er is geen huichelarij bij God. (Personificatie van God, die de heer van God begiftigt met menselijke trekken. God heeft geen gezichtswaarneming, dat wil zeggen, hij kiest niet een bepaalde persoon uit, maar dit is niet het geval, zie voorgaande verzen: 910).

12 zij die zonder de wet gezondigd hebben, zullen buiten de wet omkomen; en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen naar de wet veroordeeld worden (redenerend over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het standpunt van Paulus).

13 (Want niet de toehoorders der wet zijn rechtvaardig voor God, maar de uitvoerders der wet zullen gerechtvaardigd worden, (redeneren over de wet van Mozes-de Thora, «goddelijk» moraliseren, openbaren wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

14 Want wanneer de heidenen, die geen wet hebben, van nature wettig doen, zo zijn zij, die geen wet hebben, hun eigen wet; (redenerend over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het standpunt van Paulus).

15 Ze laten zien dat het werk van de wet in hun hart is geschreven, zoals blijkt uit hun geweten en hun gedachten, die nu elkaar beschuldigen, nu elkaar rechtvaardigen) (redeneren over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliseren, openbaren wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

16 op de dag dat God volgens mijn evangelie de verborgenheden der mensen zal oordelen door Jezus Christus. (Redeneren over de wet van Mozes  de Thora,» goddelijk" moraliseren, onthullen wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

17 Zie, U wordt een Jood genoemd, en u troost uzelf met de wet, en u beroept zich op God, (redenerend over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit Paulus ' gezichtspunt voor Joden).

18 en gij kent [zijn] wil, en gij begrijpt het beste door te leren van de wet (redeneren over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliseren, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het standpunt van Paulus).

17 Zie, U wordt een Jood genoemd, en u troost uzelf met de wet, en u beroept zich op God, (redenerend over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliserend, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit Paulus ' gezichtspunt voor Joden).

18 en gij kent [zijn] wil, en gij begrijpt het beste door te leren van de wet (redeneren over de wet van Mozes  de Thora, «goddelijk» moraliseren, openbarend wat goed en wat slecht is, vanuit het standpunt van Paulus).

19 en ik weet van mijzelf, dat gij een leidsman zijt voor de blinden, een licht voor hen, die in duisternis zijn.

20 de leraar der onwetenden, de leraar der kleinen, die een voorbeeld van kennis en waarheid in de wet heeft; (analogieën, vergelijkingen).

21 Hoe komt het dat wanneer je een ander onderwijst, je jezelf niet onderwijst? (Analogieën, vergelijkingen).

22 als u predikt niet te stelen, steelt u dan? zeg: «pleeg geen overspel», pleegt u overspel? verafschuwende afgoden, laster je? (Redeneren over de wet van Mozes  de Thora,» goddelijk" moraliseren, onthullen wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

23 beroept gij u op de wet, maar onteert gij God door de overtreding der wet? (Redeneren over de wet van Mozes  de Thora,» goddelijk" moraliseren, onthullen wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

24 om uwentwil, gelijk geschreven is: de naam Gods wordt gelasterd onder de heidenen. (Redeneren over de wet van Mozes  de Thora,» goddelijk" moraliseren, onthullen wat goed en wat slecht is, vanuit het oogpunt van Paulus).

25 de besnijdenis is nuttig, indien gij de wet houdt; maar indien gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis onbesneden geworden. (Redeneren over de" voordelen «en» niet-voordelen" van Besnijdenis).

26 Indien nu een onbesnedene de inzettingen der wet in acht neemt, zal zijn voorhuid hem dan niet als besnijdenis worden toegerekend? (Redeneren over de" voordelen «en» niet-voordelen" van Besnijdenis).

27 en die van nature onbesneden is, die de wet vervult, die zal u niet veroordelen, een overtreder der wet in de Schriften en de besnijdenis? (Redeneren over de" voordelen «en» niet-voordelen" van Besnijdenis).

28 want hij is geen Jood, die van buiten is, en niet de besnijdenis, die van buiten in het vlees is; (redenerend over de» weldaden «en» niet-weldaden" van de besnijdenis).

29 maar de Jood, die van binnen is, en de besnijdenis, die in het hart is, naar den geest, en niet naar de letter; zijn lof is niet uit het volk, maar uit God. (De noodzaak om de vervulling van de Mozaïsche wet voor de opkomende heidense christenen op te heffen. Zoals bekend uit Handelingen, was dit onderwerp de belangrijkste bron van controverse in de vroege kerk en werd besproken op het Apostolisch Concilie in Jeruzalem (Handelingen, hoofdstuk 15). In de brief aan de Romeinen geeft de apostel Paulus gedetailleerde argumenten ter verdediging van de beslissing van het Concilie over de niet-noodzaak van het naleven van de wet voor gedoopte heidenen en bespreekt rechtvaardiging door geloof, zonde en de wet).

Hoofdstuk 3

1 Wat is dan het voordeel een Jood te zijn, of wat is het nut der besnijdenis? (Joden hebben altijd de rite van de besnijdenis met speciale zorg in acht genomen. Tegen de tijd van het Nieuwe Testament werd de besnijdenis het belangrijkste uiterlijke verschil tussen een Jood en een niet-Jood, een soort symbool van het Jodendom.

Een groot voordeel in alle opzichten, en vooral, dat het woord van God aan hen is toevertrouwd. (Vooral Slavisch.)  vooral, de meeste, de meeste van allemaal).

3 waarvoor dan? als sommigen ontrouw waren, zal hun ontrouw Gods trouw vernietigen? (Rechtvaardiging door het «ware» geloof).

4 niets. God is getrouw, maar ieder mens is een leugenaar, gelijk geschreven is: Gij zijt rechtvaardig in uw woorden, en zult zegevieren in uw recht. (God heeft altijd gelijk, de mens heeft altijd ongelijk.)

5 Maar indien onze ongerechtigheid de waarheid Gods openbaart, wat zullen wij zeggen? Zal God niet onrechtvaardig zijn wanneer hij zijn toorn uitdrukt? (Ik spreek volgens de menselijke redenering). (Paulus redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

6 niets. Want hoe kan God anders de wereld oordelen? (Paulus redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

7 Want indien de trouw Gods door mijn ontrouw verhoogd wordt tot Gods eer, waarom zou ik anders als een zondaar geoordeeld worden? (Paulus redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

8 en zouden wij geen kwaad doen, opdat het goede uitgave, gelijk als sommigen ons lasteren, en zeggen, dat wij alzo leren? Het oordeel over hen is rechtvaardig. (Paulus redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

9 Wat is het? hebben we een voordeel? Geenszins. Want wij hebben reeds bewezen dat zowel Joden als Grieken allen onder de zonde zijn (Paulus" bewees «dat"alles onder de zonde is»).

10 gelijk geschreven is: er is niet een rechtvaardige; maar alles is naar de wil Gods!).

11 Er is niemand die verstaat, niemand zoekt God; maar alles is naar de wil van God!).

12 zij zijn allen afgedwaald, zij zijn allen waardeloos; er is niemand die goed doet, er is niet één. (Iedereen gedraagt zich verkeerd).

13 hun strottenhoofd is een open kist; zij bedriegen met hun tong; het venijn der adders is op hun lippen. (Asp (Grieks)  een giftige slang).

14 hun mond is vol laster en bitterheid. (Iedereen gedraagt zich verkeerd).

15 hun voeten vergieten snel bloed, (iedereen gedraagt zich verkeerd).

16 verderf en verderf is op hun wegen, (iedereen gedraagt zich «verkeerd»).

17 zij kennen de weg van de wereld niet. (Iedereen gedraagt zich verkeerd).

18 Er is geen vreze Gods voor hun ogen. (Iedereen gedraagt zich verkeerd).

19 maar wij weten, dat de wet, indien zij iets zegt, spreekt tot degenen, die onder de wet zijn, zodat alle mond versperd wordt, en de gehele wereld schuldig wordt voor God.

20 Want uit de werken der wet zal geen vlees voor zijn aangezicht gerechtvaardigd worden; want de zonde wordt door de wet gekend. (De wet van Mozes is verkeerd).

21 maar nu, onafhankelijk van de wet, is de waarheid van God verschenen, waarvan de wet en de profeten getuigen («de waarheid van God, waarvan de wet en de profeten getuigen «en» onafhankelijk van de wet" handelen, is alleen zogenaamd waar!).

22 de waarheid van God is door het geloof in Jezus Christus in allen en op alle gelovigen, want er is geen verschil («de waarheid van God door het geloof in Jezus Christus in allen en op alle gelovigen», met andere woorden, geloof in Jezus Christus en alle werken! En alles, zeggen ze, zal geweldig zijn!).

23 want iedereen heeft gezondigd en is beroofd van de heerlijkheid van God (iedereen gedraagt zich «verkeerd»).

24 vrij gerechtvaardigd zijnde, door Zijn genade, door de verzoening in Christus Jezus (Paulus benadrukt dat alleen geloof het verzoenende offer van Jezus Christus is en geeft «vrijelijk rechtvaardiging, door Zijn genade»).

25 die God heeft geofferd als een offer van verzoening in zijn bloed door het geloof, tot het getuigenis van Zijn gerechtigheid in de vergeving van zonden die te voren zijn begaan (de dood van Jezus wordt in het Nieuwe Testament begrepen als een verlossend offer aan God de vader voor de zonden van alle mensen).

26 In de tijd van Gods lankmoedigheid, naar het getuigenis zijner gerechtigheid in de tegenwoordige tijd, laat het blijken dat hij een rechtvaardige en rechtvaardigende gelovige is in Jezus. (Paulus benadrukt dat alleen geloof het verzoenende offer van Jezus Christus is en geeft «vrijelijk rechtvaardiging, door Zijn genade»).

Назад Дальше