“Heb ik lang geslapen?” vroeg ze.
“Weet ik niet. Ik werd gewoon zelf wakker,” zei hij terwijl hij achterover leunde en zijn hand door zijn haar haalde. “Ik heb me vanavond vroeg gevoed. Daardoor sliep ik snel.”
Ze keek naar hem.
“Leg het me eens uit,” zei ze.
Hij keek haar aan.
“Voeden,” voegde ze toe. “Hoe werkt het? Moet je…mensen vermoorden?”
“Nee, nooit,” zei hij.
Het werd stil in de kamer terwijl hij zijn gedachten ordende.
“Zoals alles in het vampiersras is het ingewikkeld,” zei hij. “Het hangt af van de soort vampier die je bent, en het verbond waar je toe behoort. In mijn geval: ik voed me alleen met dieren. Voornamelijk herten. Die zijn er toch te veel, en mensen jagen er ook op – en niet eens om te eten.”
Zijn gezichtsuitdrukking werd donker.
“Maar andere verbonden zijn niet zo barmhartig. Zij voeden zich met mensen. Meestal ongewenste mensen.”
“Ongewenst?”
“Daklozen, zwervers, prostitués…zij die niet worden opgemerkt. Zo is het altijd geweest. Ze willen geen aandacht op het ras vestigen.
Daarom vinden wij ons verbond, mijn vampiersras, zuiverbloedig, en andere soorten onzuiver. Waar je je mee voedt… daarvan neem je de energie op.”
Caitlin zat na te denken.
“Hoe zit het met mij?” vroeg ze.
Hij keek haar aan.
“Waarom wil ik me soms voeden, en soms niet?”
Hij fronste zijn voorhoofd.
“Dat weet ik niet zeker. Met jou is het anders. Jij bent een halfbloed. Dat is heel zeldzaam… Ik weet wel dat je volwassen moet worden. Anderen worden in een enkele nacht veranderd. Bij jou is het een proces. Het kan even duren voor je stabiel bent, om alle veranderingen te ondergaan.”
Caitlin dacht terug en herinnerde zich haar hongersteken, hoe ze haar uit het niets hadden overweldigd. Hoe ze haar dwongen aan niets anders dan voeden te denken. Het was verschrikkelijk. Ze was doodsbang dat het weer zou gebeuren.
“Maar hoe zal ik weten wanneer het weer gebeurt?”
Hij keek haar aan. “Niet.”
“Maar ik wil geen mensen doden,” zei ze. “Nooit.”
“Dat hoeft ook niet. Je kunt je ook voeden met dieren.”
“Maar wat als het gebeurt als ik ergens niet weg kan?”
“Je zult het moeten leren beheersen. Daar is oefening voor nodig. En wilskracht. Het is niet gemakkelijk, maar wel mogelijk. Je kunt het beheersen. Iedere vampier maakt dit door.”
Caitlin dacht aan hoe het zou zijn om een levend dier te vangen en zich daarmee te voeden. Ze wist dat ze al sneller was geworden dan ooit, maar ze wist niet zeker of ze al zó snel was. En ze wist niet eens wat ze zou moeten doen wanneer ze daadwerkelijk een hert had gevangen.
Ze keek naar hem.
“Kun jij het me leren?” vroeg ze hoopvol.
Hij keek haar in haar ogen, en ze voelde haar hart kloppen.
“Voeden is heilig binnen ons ras. Men doet het altijd alleen,” zei hij zachtjes en verontschuldigend. “Behalve…” Hij werd stil.
“Behalve?” vroeg ze.
“In huwelijksceremonies. Om bruid en bruidegom te binden.”
Hij keek weg, en ze zag hem schuiven. Ze voelde het bloed naar haar wangen vloeien en het werd plotseling erg warm in de kamer.
Ze besloot het te laten gaan. Ze had nu geen hongersteken, en ze zou die weg wel betreden wanneer het erop aankwam. Ze hoopte dat hij dan aan haar zijde stond.
Daarnaast vond ze het stiekem allemaal maar niks: voeden, vampiers of zwaarden, of wat er dan ook mee te maken had. Wat ze echt wilde weten, was meer over hém. Of liever: hoe hij over haar dacht. Er waren zo veel vragen die ze hem wilde stellen. Waarom zette je alles op het spel voor mij? Ging het alleen om het zwaard vinden? Of was er nog wat anders? Als je eenmaal je zwaard vindt, blijf je dan bij mij? Zou je de regels over relaties met mensen voor mij verbreken?
Maar ze was bang.
In plaats daarvan zei ze dus: “Ik hoop dat we je zwaard vinden.”
Stom, dacht ze. Is dat het beste dat je kunt? Kun je nou nooit eens de moed bijeenschrapen om te zeggen wat je denkt?
Maar zijn energie was te intens, en als ze bij hem in de buurt was, was het moeilijk voor haar om helder te denken.
“Ik hoop het ook,” antwoordde hij. “Het is geen gewoon wapen. Het wordt al eeuwenlang begeerd door onze soort. Er wordt gezegd dat het het allerbeste Turkse zwaard is dat ooit is gemaakt, van een metaal dat alle vampiers kan doden. Daarmee zouden we onoverwinnelijk zijn. Zonder, echter…”
Hij zweed, blijkbaar bang om de gevolgen uit te spreken.
Caitlin wilde dat Sam hier was, wilde dat hij hen kon helpen zoeken naar haar vader. Ze keek weer rond door de schuur. Ze zag geen recente tekenen dat hij hier geweest was. Ze wenste opnieuw dat ze haar telefoon niet onderweg kwijt was geraakt. Dat zou de zaken zo veel makkelijker hebben gemaakt.
“Sam sliep hier altijd,” zei ze. “Ik wist zeker dat hij hier zou zijn. Maar ik weet dat hij naar dit dorp terug zou keren – heel erg zeker. Hij zou nergens anders heen gaan. Morgen gaan we naar school, en praat ik met mijn vrienden. Ik zal hem vinden.”
Caleb knikte. “Je denkt dat hij weet wie jullie vader is?” vroeg hij.
“Ik…weet het niet,” antwoordde ze. “Maar ik weet dat hij een stuk meer over hem weet dan ik. Hij heeft altijd al geprobeerd hem te vinden. Als er iemand wat weet, is hij het wel.”
Caitlin dacht terug en herinnerde zich al die keren met Sam, hoe hij altijd zocht, haar nieuwe aanwijzingen liet zien en nooit teleurgesteld werd. Zijn verlangen om hun vader te zien was overweldigend, als iets levends in zijn binnenste. Zij voelde het ook wel, maar niet zo sterk als hij. Om meerdere redenen was zijn teleurstelling moeilijker aan te zien.
Caitlin dacht aan hun slechte jeugd, aan alles dat ze hadden gemist, en werd plotseling overmand door emotie. Een traan welde op in haar ooghoek, en ze veegde hem snel en beschaamd weg, en hoopte dat Caleb het niet had gezien.
Maar dat had hij wel. Hij keek op en bekeek haar aandachtig.
Hij stond langzaam op en ging naast haar zitten. Hij was zo dichtbij dat ze zijn energie kon voelen. Het was intens en haar hart begon te bonzen.
Hij haalde zachtjes een vinger door haar haren om het uit haar gezicht te halen. Toen liet hij hem langs haar ooghoek glijden, en toen langs haar wang.
Ze hield haar gezicht omlaag en staarde naar de vloer, bang om zijn blik te kruisen. Ze voelde hoe hij haar bestudeerde.
“Maak je geen zorgen,” zei hij met zijn zachte, diepe stem die haar compleet op haar gemak stelde. “We zullen je vader vinden. En dat zullen we samen doen.”
Maar dat was niet waar ze zich zorgen over maakte. Ze maakte zich zorgen over hem, Caleb. Zorgen over wanneer hij haar zou verlaten.
Ze vroeg zich af of hij haar zou kussen als ze haar gezicht naar hem wendde. Ze wilde dolgraag de aanraking van zijn lippen voelen.
Maar ze was bang om haar hoofd te draaien.
Het voelde alsof ze pas uren later de moed bijeen had geschraapt om haar hoofd bij te draaien.
Maar hij had zijn gezicht al afgewend. Hij leunde licht achterover tegen het hooi, ogen gesloten, slapend met een lichte glimlach op zijn gezicht dat verlicht werd door het haardvuur.
Ze kroop dichter tegen hem aan en leunde achterover, en legde haar hoofd op enkele centimeters van zijn schouder. Ze raakten elkaar bijna.
En bijna was genoeg voor haar.
TWEE
Caitlin deed de deur van de schuur zachtjes dicht en tuurde naar de met sneeuw bedekte wereld. Wit zonlicht kaatste overal vanaf. Ze bracht haar handen naar haar ogen, en voelde een pijn die ze niet eerder zo erg had ervaren: haar ogen barstten bijna uit elkaar.
Caleb kwam vanuit de hut naast haar staan, terwijl hij een dunne, doorzichtige stof om zijn armen en nek wikkelde. Het leek haast op huishoudfolie, maar het leek in zijn huid op te lossen zodra hij het erop deed. Ze kon niet eens zien of het er nog zat.
“Wat is dat?”
“Huidwikkels,” zei hij, omlaag kijkend terwijl hij het telkens opnieuw zorgvuldig om zijn arm en schouders wikkelde. “Dat zorgt ervoor dat we in het zonlicht kunnen lopen. Anders zou onze huid verbranden.” Hij keek naar haar. “Jij hebt het niet nodig—nog niet.”
“Hoe weet je dat?” vroeg ze.
“Geloof me,” zei hij grijnzend. “Dat zou je weten.”
Hij reikte in zijn broekzak en haalde er een klein flesje oogdruppels uit, leunde achterover en deed een paar druppels in allebei zijn ogen. Hij draaide zich om en keek naar haar.
Het moest duidelijk zichtbaar zijn dat haar ogen pijn deden, want hij plaatste zachtjes zijn hand op haar voorhoofd. “Doe je hoofd naar achteren,” zei hij.
Dat deed ze.
“Open je ogen,” zei hij.
Toen ze dat deed, deed hij een druppel in haar beide ogen.
Het prikte idioot veel, en ze deed haar ogen dicht en liet haar hoofd zakken.
“Au,” zei ze terwijl ze in haar ogen wreef. “Als je boos op me bent, zeg dat dan gewoon.”
Hij grijnsde. “Sorry. In het begin brandt het, maar je zult eraan wennen. Je overgevoeligheid zal binnen een paar seconden verdwijnen.”
Ze knipperde en wreef in haar ogen. Uiteindelijk keek ze op en voelden haar ogen weer geweldig. Hij had gelijk: alle pijn was weggegaan.
“De meeste vampiers gaan nog steeds niet naar buiten bij daglicht als het niet hoeft. We zijn overdag allemaal zwakker. Maar soms moet het gewoon.”
Hij keek haar aan.
“Die school van jou,” zei hij. “Is die ver weg?”
“Maar een korte wandeling,” zei ze, en ze nam zijn arm en leidde hem door de besneeuwde tuin. “Oakville high. Dat was mijn school, tot een paar weken geleden. Een van mijn vrienden móét weten waar hij is.”
*
Oakville High zag er nog precies zo uit als Caitlin zich herinnerde. Het was onwerkelijk om hier terug te zijn. Ze keek omhoog en het voelde alsof ze alleen maar een korte vakantie had genomen, en dat ze nu weer haar normale leven oppakte. Ze liet zichzelf zelfs eventjes geloven, maar een paar seconden, dat de gebeurtenissen van de afgelopen paar weken allemaal een rare droom waren geweest. Het voelde goed.
Maar toen ze omkeek en Caleb naast zich zag staan, wist ze dat er helemaal niets normaal was. Als er iets nog onwerkelijker was dan hier terugkeren, was het wel terugkeren met Caleb aan haar zijde. Ze zou haar oude school betreden met deze beeldschone man aan haar zijde, meer dan een meter tachtig, met brede schouders, geheel gekleed in zwart, de hoge kraag van zijn lange leren jas rond zijn nek die onder zijn halflange haar door liep… Hij zag eruit alsof hij zo van de kaft van een populair tienertijdschrift was gekomen.
Caitlin stelde zich voor hoe de andere meisjes zouden reageren wanneer ze haar met hem zagen lopen. Ze was nooit heel populair geweest, en jongens hadden haar nooit veel aandacht geschonken. Ze was ook niet onpopulair – had een paar goede vrienden gehad – maar ze stond ook niet in het midden van de aandacht van de populairdere mensen. Ze dacht dat ze ergens in het midden zat. Toch herinnerde ze zich dat ze geminacht werd door een paar populairdere meisjes, die allemaal bij elkaar bleven om met hun neuzen omhoog door de gangen te lopen en iedereen te negeren die zij niet net zo perfect vonden als zichzelf. Misschien zouden zij haar nu wél opmerken.
Caitlin en Caleb liepen de trap op en gingen de school door de brede dubbele deuren binnen. Caitlin keek naar de grote klok: half 9. Perfect. De eerste les was net voorbij en de gang zou zich elk moment vullen. Zo zouden ze minder opvallen. Dan hoefden ze zich geen zorgen te maken over beveiliging of gangpassen.
Precies op dat moment ging de bel en binnen een paar tellen stroomde de gangen vol.
Het mooie aan Oakville was dat het een geheel andere wereld was dan die verschrikkelijke highschool in New York. Hier was nog steeds genoeg loopruimte, ondanks de volgestroomde gang. Grote, glazen ramen lieten licht binnen. Overal waren bomen te zien. Het was bijna genoeg om haar weer terug te doen verlangen. Bijna.
Ze had schoon genoeg van school. Technisch gezien was ze maar een paar maanden van haar slagen af geweest, maar ze vond dat ze in de afgelopen paar weken meer had geleerd dan ze zou hebben geleerd als ze die laatste maanden in een klaslokaal had gezeten voor een officieel diploma. Ze vond het leuk om te leren, maar ze zou net zo gelukkig zijn als ze nooit meer terug hoefde.
Terwijl ze door de hal liepen, zocht Caitlin naar bekende gezichten. Ze liepen vooral voorbij eerste- en tweedejaars, en ze zag niemand uit haar laatste klas. Maar terwijl ze voorbij die kinderen liepen, was ze verrast door de reacties op het gezicht van elk meisje: ze staarden letterlijk naar Caleb. Geen enkel meisje probeerde het ook maar te verbergen, of kon zelfs maar wegkijken. Het was ongelooflijk. Het was net alsof ze met Justin Bieber door de gang liep.
Caitlin draaide zich om en zag dat alle meisjes stil stonden, nog steeds starend. Een aantal fluisterden met elkaar.
Ze keek naar Caleb, en vroeg zich af op hij het had opgemerkt. Zo ja, dan liet hij daar niets van merken, en het leek hem zeker niet te deren.
“Caitlin?” klonk een geschokte stem.
Caitlin draaide zich om en zag Luisa daar staan, een van haar vriendinnen voordat ze verhuisde.
“Oh mijn God!” voegde Luisa opgewonden toe, en opende haar armen voor een omhelzing. Voordat Caitlin kon reageren had Luisa haar al omhelsd. Caitlin beantwoordde de omhelzing. Het voelde goed om een bekend gezicht te zien.
“Wat is er met je gebeurd?” vroeg Luisa in opgewonden haast, zoals ze altijd praatte. Haar lichte Spaanse accent was hoorbaar, want ze was hier nog maar een paar jaar geleden heen verhuisd vanuit Puerto Rico. “Ik ben in de war! Ik dacht dat je verhuisd was!? Ik sms’te je en stuurde je chatberichten, maar je antwoordde nooit –”
“Het spijt me zo,” zei Caitlin. “Ik ben mijn telefoon kwijt en ik ben nooit in de buurt van een computer geweest en–”
Luisa luisterde niet. Ze had Caleb opgemerkt en staarde hem als betoverd aan. Haar mond viel letterlijk open.
“Wie is je vriend?” vroeg ze uiteindelijk, bijna fluisterend. Caitlin glimlachte: ze had haar vriendin nog nooit van de wijs gebracht zien worden.
“Luisa, dit is Caleb,” zei Caitlin.
“Aangenaam,” zei Caleb met een glimlach, en hij reikte haar zijn hand.
Luisa bleef gewoon staren. Ze bracht langzaam en verdwaasd haar hand omhoog, duidelijk te geschokt om te praten. Ze keek naar Caitlin, en begreep niet hoe zij zo’n man aan de haak had geslagen. Ze keek anders naar Caitlin, bijna alsof ze niet meer wist wie ze was.
“Uhm…” begon Luisa met grote ogen, “…uhm…zeg eens…waar…uhm…hebben jullie elkaar ontmoet?”
Heel even dacht Caitlin na over hoe ze zou antwoorden. Ze glimlachte toen ze zich voorstelde hoe ze Luisa alles vertelde. Dat zou ze niet geloven.
“We hebben elkaar…na een concert ontmoet,” zei Caitlin.
Dat was in ieder geval gedeeltelijk waar.
“Oh mijn God, wat voor concert? In de stad? The Black Eyed Peas!?” vroeg ze gehaast. “Ik ben zó jaloers! Die heb ik altijd al willen zien!”
Caitlin glimlachte bij de gedachte aan Caleb op een rockconcert. Om de een of andere reden kon ze zich dat niet voorstellen.
“Uhm….niet echt,” zei Caitlin. “Luisa, luister, het spijt me dat ik je onderbreek, maar ik heb niet veel tijd. Ik moet weten waar Sam is. Heb jij hem gezien?”
“Natuurlijk. Iedereen heeft hem gezien. Hij is vorige week teruggekomen. Hij zag er raar uit. Ik vroeg hem waar jij was, en wat er met hem aan de hand was, maar dat wilde hij niet zeggen. Hij slaapt waarschijnlijk in die lege schuur waar hij zo van houdt.”
“Nee,” antwoordde Caitlin. “Daar waren we net.”
“Echt? Sorry, dat wist ik niet. Hij is tweedejaars, dus zo vaak zie ik hem niet. Heb je geprobeerd hem via chat te bereiken? Hij zit altijd op Facebook.”
“Ik ben mijn telefoon—” begon Caitlin.
“Neem de mijne,” onderbrak Luisa haar, en voor ze was uitgesproken duwde ze haar telefoon in Caitlins hand.
“Facebook staat al open. Gewoon inloggen en je kunt hem een bericht sturen.”