Maar het leek of haar lichaam haar slechts traag gehoorzaamde, en veel te laat reageerde. Ceres kon alleen maar rechtop gaan zitten, met de dekens om zich heen gewikkeld, en zelfs dat leverde een verse golf pijn op.
Ze zag Stephania met haar vinger over het flesje glijden. “Oh, maak je geen zorgen, Ceres. Er is een reden dat je je zo hulpeloos voelt. De genezers hebben me gevraagd om ervoor te zorgen dat je je dosis van hun medicijn kreeg, en dat heb ik gedaan. Een deel daarvan tenminste. Genoeg om je tam te houden. Maar niet genoeg om je pijn weg te nemen.”
“Wat heb ik gedaan dat je me zo erg haat?” vroeg Ceres, hoewel ze het antwoord al wist. Ze was intiem met Thanos geweest, en hij had Stephania afgewezen. “Is het echt zo belangrijk voor je dat Thanos je echtgenoot wordt?”
“Je praat met een dubbele tong, Ceres,” zei Stephania. Ze liet weer één van die glimlachjes zien waar Ceres geen warmte in kon ontdekken. “En ik haat je niet. Haat zou impliceren dat je het op de één of andere manier waard was om mijn vijand te zijn. Vertel eens, weet je iets over vergif?”
Alleen het woord al was genoeg om Ceres’ hartslag te doen versnellen. Angst welde op in haar borst.
“Vergif is zo’n elegant wapen,” zei Stephania, alsof Ceres niet aanwezig was. “Veel eleganter dan messen of speren. Je denkt dat je zo sterk bent omdat je met zwaarden mag spelen met de echte krijgsheren? Maar ik kon je vergiftigen terwijl je sliep, en het zou zo gemakkelijk zijn geweest. Ik had iets aan je slaapmiddel kunnen toevoegen. Ik had je simpelweg teveel kunnen geven, zodat je nooit meer wakker werd.”
“Mensen zouden het geweten hebben,” wist Ceres uit te brengen.
Stephania haalde haar schouders op. “Zou het ze iets kunnen schelen? In ieder geval, het zou een ongeluk zijn geweest. Arme Stephania. Ze probeerde te helpen, maar ze wist niet echt wat ze deed, en heeft onze nieuwste krijger te veel medicijnen gegeven.”
Ze hield spottend een hand voor haar mond en deed alsof ze verrast was. Het was zo’n perfecte mime van verbijsterde wroeging, er glinsterde zelfs een traan in haar ooghoek. Toen ze weer begon te praten, klonk ze compleet anders. Haar stem zat vol spijt en ongeloof. Het voelde alsof ze haar best deed om haar tranen te bedwingen.
“Oh nee. Wat heb ik gedaan? Het was mijn bedoeling niet. Ik dacht…Ik dacht dat ik alles precies zo had gedaan zoals ze me hadden vertelt!”
Toen lachte ze, en op dat moment zag Ceres haar voor wie ze echt was. Ze kon door de act heen kijken die Stephania zo zorgvuldig volhield. Hoe kon het dat niemand dat zag? vroeg Ceres zich af. Hoe konden ze niet zien wat er achter die mooie grijnsjes en delicate lachjes schuilging?
“Ze denken allemaal dat ik dom ben, weet je,” zei Stephania. Ze ging rechtop staan, en zag er nu een stuk gevaarlijker uit dan eerst. “Ik verzeker mezelf ervan dat zij denken dat ik dom ben. Oh, kijk niet zo bezorgd, ik ga je niet vergiftigen.”
“Waarom niet?” vroeg Ceres. Ze wist dat er een reden moest zijn.
Ze zag Stephania’s uitdrukking hard worden in het kaarslicht. Er verscheen een frons in de anders zo gladde huid van haar wenkbrauwen.
“Omdat dat te makkelijk zou zijn,” zei Stephania. “Na hoe jij en Thanos me vernederd hebben, wil ik jullie liever zien lijden. Jullie verdienen het.”
“Er is niets anders dat je me kunt aandoen,” zei Ceres, hoewel het op dat moment niet zo voelde. Stephania had naar haar toe kunnen lopen en haar op honderd verschillende manieren pijn kunnen doen, en Ceres wist dat ze nu machteloos was. Ceres wist dat het meisje van adel geen idee had van hoe ze moest vechten, maar op dat moment zou ze Ceres makkelijk aan kunnen.
“Natuurlijk wel,” zei Stephania. “Er zijn wapens die zelfs nog beter zijn dan vergif. De juiste woorden, bijvoorbeeld. Laten we eens zien. Welk van deze woorden doet het meeste pijn? Je geliefde Rexus is dood, natuurlijk. Laten we daar mee beginnen.”
Ceres probeerde de schok die ze voelde niet te laten zien. Ze probeerde haar verdriet te onderdrukken, zodat het meisje het niet kon zien. Maar afgaande op de tevreden blik op Stephania’s gezicht moest er toch iets van te zien zijn.
“Hij is gestorven terwijl hij vocht voor jou,” zei Stephania. “Ik dacht dat je dat wel zou willen weten. Het maakt het zoveel… romantischer.”
“Je liegt,” zei Ceres, maar ergens diep vanbinnen wist ze dat Stephania niet loog. Ze zou alleen iets zeggen als ze wist dat Ceres kon controleren of het waar was, iets dat pijn deed en alleen maar meer pijn deed als ze erachter zou komen hoe het was gebeurd.
“Ik hoef niet te liegen. Niet als de waarheid zoveel beter is,” zei Stephania. “Thanos is ook dood. Hij is gesneuveld in de strijd om Haylon, op het strand.”
Ceres werd overspoeld door een nieuwe golf van verdriet. Het stroomde over haar heen en dreigde al haar gevoel van zelfbewustzijn weg te spoelen. Ze had ruzie gehad met Thanos voor zijn vertrek, over de dood van haar broer, en over het feit dat hij tegen het verzet ten strijde zou trekken. Ze had nooit gedacht dat dat de laatste woorden zouden kunnen zijn die ze tegen hem zou zeggen. Ze had een boodschap bij Cosmas achter gelaten zodat dat niet het geval zou zijn.
“Er is nog iets,” zei Stephania. “Je jongere broer? Sartes? Hij is nu in dienst van het leger. Ik heb ervoor gezorgd dat de soldaten hem niet oversloegen alleen omdat hij het broertje van Thanos’ wapenhouder is.”
Deze keer probeerde Ceres haar wel aan te vallen. De woede die haar vulde voedde haar. Maar ze was zo zwak dat ze geen schijn van kans maakte. Ze voelde haar benen verschrikt raken in de lakens van het bed, en ze viel op de grond. Ze keek op naar Stephania.
“Hoe lang denk je dat je broertje het volhoudt in het leger?” vroeg Stephania. Ceres zag haar uitdrukking veranderen in iets dat leek op een bespottelijke vorm van medelijden. “De arme jongen. Ze zijn zo wreed tegen de dienstplichtigen. Ten slotte zijn het vrijwel allemaal verraders.”
“Waarom?” wist Ceres uit te brengen.
Stephania spreidde haar handen. “Je hebt Thanos van me afgenomen, en dat was alles dat ik voor mijn toekomst gepland had. Nu zal ik jou alles afnemen.”
“Ik maak je af,” beloofde Ceres.
Stephania lachte. “Daar krijg je de kans niet voor. Dit”—ze reikte naar beneden en raakte Ceres’ rug aan, en Ceres moest op haar lip bijten om niet te schreeuwen—“is niets. Dat kleine gevecht in het Stadion was niets. Er wachten je gevechten die erger zijn dan je je kunt voorstellen, keer op keer, tot je sterft.”
“Denk je dat mensen het niet zullen opmerken?” zei Ceres. “Denk je dat ze er niet achter zullen komen wat je van plan bent? Je hebt me daarin laten gooien omdat je dacht dat ze in opstand zouden komen. Wat zullen ze doen als ze weten dat je hen verraad?”
Ze zag Stephania haar hoofd schudden.
“Mensen zien wat ze willen zien. In jouw geval lijkt het of ze hun krijgsprinses willen zien, het meisje dat net zo goed vecht als de mannen. Ze geloven het, en ze houden van je tot het moment dat je in het mikpunt van spot verandert. Ze zullen toekijken hoe je in stukken wordt gescheurd, maar niet voordat ze hebben gejuicht om dat ze willen dat dat gebeurt.”
Ceres kon alleen maar toekijken terwijl Stephania zich richting de deur bewoog. Het meisje stopte en draaide zich weer naar haar om, en heel even leek ze net zo lief en onschuldig als altijd.
“Oh, bijna vergeten. Ik probeerde je je medicijn te geven, maar je sloeg het uit mijn handen voor je ik genoeg kon geven.”
Ze haalde het flesje tevoorschijn, en liet het vallen. Ceres zag het uit elkaar spatten. De stukjes tolden over de vloer van Ceres’ kamer, en de splinters die bleven liggen zouden het zowel pijnlijk als gevaarlijk voor haar maken om terug in bed te klimmen. Ceres twijfelde er niet aan dat dit Stephania’s bedoeling was geweest.
Ze zag het meisje van adel haar hand uitstrekken naar de kaars die de kamer verlichtte, en in het moment voordat ze hem uitblies, werd Stephania’s glimlach vervangen door iets heel wreeds.
“Ik zal dansen op je begrafenis, Ceres. Dat beloof ik je.”
HOOFDSTUK ZEVEN
“Ik blijf zeggen dat we hem moeten openrijten en zijn lichaam moeten achterlaten voor de andere soldaten van het Rijk.”
“Dat zeg je omdat je een idioot bent, Nico. Zelfs als het ze zou opvallen dat er nog een extra lichaam is bij gelegd, wie zegt dan dat het hen iets kan schelen? Daarbij moeten we hem dan helemaal naar beneden brengen, naar een plek waar ze hem zien. Nee. We moeten losgeld voor hem vragen.”
Thanos zat in de grot waar de rebellen zich momenteel schuilhielden, en luisterde terwijl ze over zijn lot ruzieden. Zijn handen waren vastgebonden, maar ze hadden in ieder geval hun best gedaan om zijn wonden te verbinden, en ze hadden hem bij een klein vuur gezet zodat hij niet zou bevriezen terwijl ze besloten of ze hem nu wel of niet in koelen bloede moesten afmaken.
De rebellen zaten bij de andere vuren en bespraken wat ze konden doen om te voorkomen dat het eiland in handen van het Rijk zou vallen. Ze spraken zachtjes zodat Thanos de details niet kon horen, maar hij wist al waar het op neer kwam: ze waren aan het verliezen, en niet zo’n beetje ook. Ze zaten nu in de grotten omdat ze nergens anders meer heen konden.
Na een tijdje kwam degene die overduidelijk hun leider was tegenover Thanos zitten. Hij kruiste zijn benen op de harde stenen vloer van de grot. Hij duwde een stuk brood naar hem toe, dat Thanos hongerig verslond. Hij wist niet hoe lang het geleden was sinds hij voor het laatst had gegeten.
“Ik ben Akila,” zei de man. “De commandant van dit verzet.”
“Thanos.”
“Alleen Thanos?”
Thanos kon de nieuwsgierigheid in zijn stem horen, en zijn ongeduld. Hij vroeg zich af of de man had geraden wie hij was. Hoe dan ook, de waarheid leek op dat moment de beste optie.
“Prins Thanos,” gaf hij toe.
Akila zat daar een paar seconden tegenover hem, en Thanos vroeg zich af of hij nu zou sterven. Het was al kantje boord geweest toen de rebellen hadden gedacht dat hij slechts iemand van adel zonder naam was. Nu ze wisten dat hij lid was van de koninklijke familie en dicht bij de koning stond die hen onderdrukte, leek het onmogelijk dat ze iets anders zouden doen dan hem afmaken.
“Een prins,” zei Akila. Hij keek naar de anderen, en Thanos ving een glimp van een glimlach op. “Hey, jongens, we hebben hier een prins.”
“Dan moeten we zeker losgeld voor hem vragen!” riep één van de rebellen uit. “Hij zou een fortuin waard zijn!”
“We moeten hem zeker afmaken,” beet een ander. “Denk eens aan wat zijn soort ons allemaal heeft aangedaan!”
“Oké, dat is genoeg,” zei Akila. “Concentreer je op het naderende gevecht. Het wordt een lange nacht.”
Thanos hoorde de andere man licht zuchten terwijl ze zich weer tot hun kampvuren wendden.
“Dus het gaat niet goed?” zei Thanos. “Je zei eerder al dat jouw kant aan het verliezen was.”
Akila wierp hem een scherpe blik toe. “Ik weet wanneer ik mijn mond moet houden. Misschien moet jij dat ook doen.”
“Je denkt na over of je me toch zal doden,” merkte Thanos op. “Ik denk niet dat ik veel te verliezen heb.”
Thanos wachtte. Dit was niet het soort man waar hij antwoorden uit kon trekken. Er was iets hards aan Akila. Onverzettelijk en recht door zee. Thanos dacht dat hij hem gemogen zou hebben als ze elkaar onder betere omstandigheden ontmoet hadden.
“Goed dan,” zei Akila. “Ja, we verkiezen. Jullie Imperialen hebben meer mannen dan wij, en het kan jullie niet schelen hoeveel schade jullie aanrichten. De stad ligt onder vuur vanaf het land en vanaf het water, zodat niemand weg kan. We vechten vanaf de heuvels, maar zij kunnen nieuwe troepen aanvoeren vanaf het water, dus er is niet veel dat we kunnen doen. Draco mag dan een beul zijn, maar hij is wel een slimmerik.”
Thanos knikte. “Dat is hij zeker.”
“Ja, jij was er waarschijnlijk bij toen hij dit allemaal plande,” zei Akila.
Nu begreep Thanos het. “Is dat waar je op hoopt? Dat ik op de hoogte ben van hun plannen?” Hij schudde zijn hoofd. “Ik was er niet bij. Ik wilde hier niet zijn, en ik ben alleen maar gekomen omdat ze me onder toezicht naar het schip escorteerden. Als ik er wel was geweest, zou misschien hebben gehoord hoe ze planden om mij in mijn rug te steken.”
Hij dacht aan Ceres, over de manier waarop hij was gedwongen om haar achter te laten. Dat deed hem meer pijn dan al het andere bij elkaar. Als iemand in een machtspositie probeerde om hem af te maken, vroeg hij zich af, wat zouden ze dan met haar doen?
“Je hebt vijanden,” stemde Akila in. Thanos zag zijn vuisten ballen en ontspannen, alsof de lange strijd om de stad kramp veroorzaakte. “Het zijn zelfs dezelfde vijanden als die van mij. Maar ik weet niet of dat jou tot mijn vriend maakt.”
Thanos keek de grot rond, naar het schokkend lage aantal soldaten dat er over was. “Op dit moment ziet het eruit alsof je alle vrienden nodig hebt die je kunt krijgen.”
“Je bent nog altijd een man van adel. Je hebt je positie vanwege het bloed van gewone mensen,” zei Akila. Hij zuchtte weer. “Het ziet ernaar uit dat als ik je afmaak, ik doe wat Draco en zijn meesters willen. Maar je hebt me ook duidelijk gemaakt dat als ik losgeld vraag, ik niets voor je krijg. Ik heb een gevecht te winnen, en geen tijd om gevangenen in de buurt te houden als ze niets weten. Dus wat moet ik nu met je doen, Prins Thanos?”
Thanos kreeg de indruk dat hij serieus was. Dat hij daadwerkelijk een betere oplossing zocht. Thanos dacht snel na.
“Ik denk dat je me het beste kunt laten gaan,” zei hij.
Akila moest lachen. “Leuk geprobeerd. Als dat het beste is dat je hebt, blijf dan stil zitten. Ik zal proberen dit zo pijnloos mogelijk te maken.”
Thanos zag zijn hand naar één van zijn zwaarden glijden.
“Ik meen het,” zei Thanos. “Ik kan je niet helpen om de slag om het eiland te winnen als ik hier vast zit.”
Hij kon Akila’s ongeloof zien, zijn overtuiging dat het een val moest zijn. Thanos ging snel verder. Hij wist dat hij, om te overleven, deze man moest zien te overtuigen dat hij het verzet wilde helpen.
“Je hebt zelf gezegd dat één van de grootste problemen is dat het Rijk haar vloot heeft,” zei Thanos. “Ik weet dat ze voorraden op de schepen hebben achtergelaten omdat ze onmiddellijk de aanval in wilden zetten. Dus kunnen wij de schepen nemen.”
Akila stond op. “Hebben jullie dit gehoord, jongens? De prins hier heeft een plan om de schepen van het Rijk af te nemen.”
Thanos zag de rebellen dichterbij komen.
“Wat zou dat uitmaken?” vroeg Akila. “We bezetten hun schepen, en wat dan?”
Thanos deed zijn best om het uit te leggen. “We kunnen dan in ieder geval een ontsnappingsroute voor een aantal mensen uit de stad bieden, en voor je soldaten. Daarbij hebben de soldaten van het Rijk dan geen voorraden meer, waardoor ze niet lang door kunnen gaan. En dan zijn er nog de ballistae.”
“Wat zijn dat?” riep één van de rebellen uit. Hij zag er niet bepaald uit als een veteraan. De meesten van hen eigenlijk niet, merkte Thanos.
“Vlammenwerpers,” legde Thanos uit. “Wapens die ontworpen zijn om andere schepen te beschadigen. Maar als we ze zouden inzetten tegen de soldaten op de kust…”
Akila zag er in ieder geval uit alsof hij de mogelijkheden overwoog. “Dat zou iets kunnen zijn,” gaf hij toe. “En we kunnen de schepen die we niet gebruiken in brand steken. Draco zou zijn mannen terug kunnen trekken om te proberen zijn schepen terug te krijgen. Maar hoe kunnen we die schepen bezetten, Prins Thanos? Ik weet dat waar jij vandaan komt, een prins krijgt wat hij wil. Maar ik betwijfel dat dat ook van toepassing is op Draco’s vloot.”