Verloofd - Морган Райс 6 стр.


Over de Brug, Achter de Beer,

Met de Winden van de Zon, laten we Londen achter ons liggen.

"Wel, als we dit correct volgen, dan zijn we net ‘de brug over’. “’Het volgende zou ‘Achter de Beer’ zijn.” Caitlin keek hem aan. “Wat zou dat kunnen betekenen?"

“Ik wou dat ik het wist," zei hij.

"Ik heb het idee dat mijn vader dichtbij is," zei Caitlin.

Ze sloot haar ogen en wou dat er een aanwijzing zou komen.

Net op dat moment, haastte een jongeman zich langs hen heen. Hij droeg een grote stapel pamfletten met zit mee en hij riep in het voorbijgaan. "BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op! BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op!”

Hij kwam dichterbij en duwde Caitlin een pamflet in de handen. Ze keek naar beneden en zag, in grote letters, de woorden “Beren-Hondengevechten,” met een ruwe afbeelding van een stadion.

Ze keek naar Caleb, en hij keek haar op hetzelfde moment aan. Ze keken alle twee naar de jongen toen hij verdween in de richting van de weg.

“Beren-Hondengevechten?" vroeg Caitlin. “Wat is dat?”

“Ik herinner me het nu,” zei Caitlin. “Het was de populaire sport van de tijd. Ze zetten een beer in een cirkel en bonden hem aan een paal. Vervolgens werd hij gelokt met wilde honden. Ze zetten in op weddenschappen en wedden wie gaat winnen: de beer of de honden.”

"Dat is ziek," zei Caitlin.

"Dat raadsel,” zei hij. “‘Over de brug, en Achter de Beer. Denk je dat het dat zou kunnen zijn?”

Alsof ze een waren, draaiden ze zich alle twee om en volgden de jongen die nu ver weg verwijderd was, terwijl hij verder riep.

Ze gingen naar rechts aan de voet van de brug en wandelden langs de rivier. Ze waren nu aan de andere kant van de Thames en liepen nu door een straat met de naam "Clink Street." Deze kant van de rivier, zo merkte Caitlin, was weer helemaal anders dan de andere. Hier was het minder bebouwd, minder bevolkt. De huizen waren hier ook lager, ruwer en deze kant van de rivier was meer verwaarloosd. Er waren zeker minder winkels en dunnere menigten.

Ze kwamen al vlug bij een groot bouwwerk en Caitlin kon uit de tralies voor het raam en de bewakers er buiten, opmaken dat het een gevangenis was.

Clink Street, dacht Caitlin. Een gepaste benaming.

Het was een enorm uitgestrekt gebouw en terwijl ze er voorbijkwamen, zag Caitlin handen en gezichten tussen de tralies steken. Ze keken haar aan terwijl ze er langsgingen. Honderden gevangen zaten hier op elkaar gepakt en ze vielen naar haar uit. Ze riepen groffe dingen toen ze er voorbijgingen.

Ruth gromde terug en Caleb kwam dichterbij.

Ze wandelden verder en kwamen voorbij een straat met een bord met “Dead Man's Place” (Plaats voor Dode Mannen) erop. Ze keek naar haar rechterkant en zag nog een schavot dat voor een andere terechtstelling voorbereid werd. Een gevangene stond te beven op het platform en was geblinddoekt met een strop rond zijn nek.

Caitlin was zo afgeleid dat ze de jongen bijna uit het oog verloor en ze voelde hoe Caleb haar hand vastnam om haar verder door Clink Street te gidsen.

Toen ze verdergingen, hoorde Caitlin plots een ver geroep dat gevolgd werd door een gegrom. Ze zag de jongen in de verte het hoekje omgaan en hoorde dan een andere schreeuw. Ze werd dan opgeschrikt doordat ze de aarde onder zich voelde schudden. Ze had niet meer zoiets gevoeld sinds het Romeinse Colosseum. Ze realiseerde zich dat daar net achter de hoek een enorm stadion of iets dergelijks moest zijn.

Toen ze de hoek omgingen, was ze verbaasd door wat ze te zien kreeg. Het was een enorme cirkelvormige structuur die eruit zag als een miniatuur van het Colosseum. Ze was opgebouwd uit verschillende verdiepingen die de hoogte ingingen en werd afgesloten van het zicht. Aan elke kant waren er echter gebogen deuren die ernaartoe leidden. Ze kon het geroep nu luider horen, en het kwam duidelijk van achter de muren.

Voor het gebouw hingen honderden mensen rond. Het waren sommige van de meest ruwe mensen die ze ooit gezien had. Sommigen waren amper gekleed, vele hadden enorme buiken die vooruit staken, ongeschoren en ongewassen. Wilde honden zwierven tussen hen in en Ruth gromde. Haar rugharen stonden rechtop, ze was duidelijk gespannen.

Verkopers duwden hun karren in de modder en velen verkochten glazen jenever. Zoals de menigte eruit zag, leek het erop dat de meeste mensen deelnamen. De menigte behandelde elkaar ruw en de meesten leken dronken. Een ander rumoer steeg op uit de massa. Caitlin keek op en zag het bord dat over het stadion hing: “Beren-Hondengevechten.”

Ze voelde haar maag keren. Was deze samenleving echt zo wreed?

Het kleine stadion leek deel uit te maken van een complex. In de verte stond een kleiner stadion met een enorm bord waarop “Stierengevechten” stond. En daar, bij de zijkant, los van deze twee, was een ander grote cirkelvormige structuur—hoewel deze er anders uit zag dan de anderen. Deze had meer klasse.

"Kom naar het nieuwe toneelstuk van Will Shakespeare zien in het nieuwe Globe Theatre!" riep een voorbijgaande jongen die een hoop pamfletten vasthield. Hij liep recht op Caitlin af, en duwde haar een pamflet in de handen. Ze keek naar beneden en las: “het nieuwe toneelstuk van William Shakespeare: De Tragedie van Romeo en Julia.”

"Zul je er zijn, juffrouw?" vroeg de jongen. "Het is zijn nieuwe toneelstuk en het wordt voor de eerste keer in het nagelnieuwe theater, de Globe opgevoerd.”

Caitlin keek naar beneden naar het pamflet en voelde een golf van opwinding. Kon dit echt zijn? Gebeurde dit echt?

“Waar is het?" vroeg ze.

De jongen lachte. Hij keerde zich om en wees. "Maar het is hier rechtover, Juffrouw.”

Caitlin keek in de richting waar hij naar aan het wijzen was en zag in de verte een cirkelvormig gebouw met gestukte muren en een houten versiering in tudorstijl. De Globe. Shakespeare's Globe. Het was ongelooflijk. Ze was echt hier.

Aan de voorkant liepen duizenden mensen in het rond en ze kwamen binnen alle richtingen. Deze menigte zag er net zo ruw uit als de menigte die naar het berenlokken of het stierenlokken ging. Dat verraste haar. Ze had zich altijd voorgesteld dat mensen die naar theater van Shakespeare gingen beschaafder en gesofisticeerder zouden zijn. Ze had er nooit rekening mee gehouden dat dit vermaak voor de grote massa zou zijn—en dan nog de ruwste massa’s. Het leek op hetzelfde niveau als de beren-hondengevechten te staan.

Ja, ze zou graag een nieuw stuk van Shakespeare zien en ze zou graag naar de Globe gaan. Maar ze voelde zich vastbesloten om eerst haar missie te vervullen om de puzzel op te lossen.

Een nieuw gebrul brak los in het stadion voor beerlokken en ze draaide zich om. Ze concentreerde er al haar aandacht erop. Ze vroeg zich af of het antwoord op het raadsel gewoon achter deze muren te vinden was.

Ze richtte zich tot Caleb.

"Wat denk jij?" vroeg ze. “Zouden we moeten bekijken waarover het gaat?”

Caleb keek aarzelend.

“Het raadsel zei niks over een brug en een beer,” zei hij. Maar mijn zintuigen zeggen mij iets anders. Ik ben niet helemaal zeker—”

Ruth gromde plotseling, en liep dan weg, ze sprintte.

"Ruth!" riep Caitlin.

Ze was weg. Ze keerde zelfs niet terug om te luisteren en ze sprintte voor wat ze waard was.

Caitlin was geschokt. Ze had haar zich nog nooit zo zien gedragen, zelfs niet bij gevaar. Wat kon mogelijk zo haar aandacht trekken? Ze had nooit meegemaakt dat Ruth niet luisterde.

Caitlin en Caleb sprintten op hetzelfde moment haar achterna.

Maar zelfs met hun vampiersnelheid ging het traag, door de modder, en Ruth was veel sneller dan zij. Ze zagen haar draaien en keren door de massa en ze moesten zich een weg banen om haar in het zicht te houden. Caitlin kon in de verte zien dat Ruth een hoek om draaide en in een small steegje sprintte. Ze versnelde en Caleb ook. Ze duwde een man weg die in haar weg stond en draaide in het steegje, haar achterna.

Waar kon ze in godsnaam achteraan gegaan zijn? Caitlin vroeg het zich af. Ze vroeg zich af of het een straathond was. Of had ze misschien gewoon een kantelmoment bereikt door de honger en jaagde ze achter een maaltijd? Ze was immers een wolf. Caitlin had daaraan moeten denken. Ze had harder naar eten voor haar moeten gezocht hebben en vroeger.

Maar wanneer Caitlin de hoek omging en in de steeg keek, realiseerde ze zich vlug in shock wat het was.

Daar op het uiteinde van de steeg, zat een jong meisje van misschien acht jaar, in het stof, ineengedoken, aan het huilen, bevend. Een grote forse man, zonder hemd, torende boven haar uit. Hij had een enorm uitstekende buik, zijn borst en schouders waren bedekt met haar. Zijn gezicht zag er zeer boos uit. Hij miste een paar tanden, hij pakte een lederen riem en sloeg het arme meisje op haar rug, steeds opnieuw en opnieuw.

"Dat is wat er gebeurt wanneer je niet luistert!" schreeuwde de man op een kwaadaardige toon, terwijl hij zijn riem opnieuw ophief.

Caitlin was diep gekrenkt en zonder zelfs na te denken, bereidde ze zich voor om actie te ondernemen.

Maar Ruth was sneller. Ruth had een betere start en toen de man weer zijn arm naar achter deed, sprintte Ruth verder en sprong ze in de lucht, terwijl ze haar kaken wijd opensperde.

Ze beet zich vast in de voorarm van de man en zette haar tanden er helemaal in. Het bloed spoot overal, toen de man een onwezenlijke gil liet.

Ruth was woedend en was niet kalm te krijgen. Ze gromde en schudde haar kop naar achter en naar voor. Ze beet nog dieper in het vlees van de man en ze wou hem niet loslaten.

De man zwaaide Ruth heen en weer en kon dit alleen maar doen omdat hij zo dik en groot was.Ze was nog geen volgroeide wolf. Ze snauwde en dat was een geluid dat angstaanjagend genoeg was om zelfs het haar achteraan in Caitlins nek rechtop te zetten.

Maar deze man was duidelijk gewoon aan geweld. Hij zwaaide zijn dikke tot vlees geworden schouder in het rond en slaagde erin om Ruth tegen de bakstenen muur te slaan. Hij gebruikte vervolgens zijn andere hand en nam zijn riem als zweep om haar hard op de rug te slaan.

Ruth schreeuwde en krijste. Ze liet uiteindelijk los en viel op de grond.

De man, greep haar terug met beide handen vast terwijl de haat op zijn gezich te lezen stond. Hij was klaar om met al zijn kracht zijn riem te laten knallen op Ruth’s gezicht.

Caitlin kwam in actie. Vooraleer de man de riem kon laten knallen, boog ze naar voor en tastte ze met haar rechterhand af waar ze was. Ze greep hem naar de keel. Ze dreef hem terug bij zijn keel. Ze pakte hem op vanaf de grond. Ze tilde hem hoger dan zichzelf, totdat ze hem tegen een muur gooide en de bakstenen verkruimelden.

Ze liet hem daar voor zich uit hangen. Zijn gezicht werd blauw en hij stikte. Ze was veel kleiner dan hij, maar hij maakte geen kans tegen haar stalen greep.

Eindelijk liet ze hem vallen. Hij stond op en zocht naar zijn riem. Caitlin leunde achterover en sloeg hem hard in het gezicht. Ze brak zijn neus.

Vervolgens trapte ze hem op de borst. De trap was zo krachtig dat hij verschillende meters verder vloog. Hij kwam met zulk een kracht tegen de muur terecht dat hij een indruk in de bakstenen achterliet en uiteindelijk tegen de muur in elkaar zakte zoals een hoopje rommel.

Maar Caitlin kon nog altijd de woede door haar aders voelen lopen. Ze dacht aan dat onschuldige meisje en aan Ruth. Ze ze had in geen tijden, hoelang ze zich ooit kon herinneren, zo’n woede gevoeld. Ze kon zichzelf niet stoppen. Ze wandelde op hem af en sleurde de riem uit zijn hand. Ze greep hem vast en sloeg hem hard, recht op zijn enorme buik.

Hij trok zich recht en greep naar zijn maag.

Toen hij rechtop zat, sloeg ze hem hard en recht in het gezicht. Ze raakte zijn kin zorgde ervoor dat hij vlug achteruit vloog. De achterkant van zijn hoofd sloeg tegen de grond aan. Eindelijk was hij bewusteloos.

Maar Caitlin was nog altijd niet voldaan. De laatste dagen was het moeilijk om haar woede op te roepen. Wanneer het gebeurde, kon ze het gevoel niet afzetten.

Ze stond recht en plaatste een voet op zijn keel. Ze bereidde zich voor om de man terplekke te doden.

“Caitlin!" riep een scherpe stem.

Ze keerde zich om en nog steeds ziedend van woede, zag ze dat Caleb naast haar stond. Hij schudde langzaam zijn hoofd, met een vermanende blik.

“Je hebt genoeg schade aangericht. Laat hem gaan.”

Er was iets in de stem van Caleb dat haar raakte.

Tegenstribbelend hief ze haar voet op.

In de verte, zag ze een groot bad dat gevuld was met rioolwater. Ze kon de dikke, donkere vloeistof over de randen zien lopen en kon de stank van waar ze stond ruiken.

Perfect.

Ze tastte naar beneden en hief de man tot boven haar hoofd, ook al woog hij gemakkelijk 150 kilo. Ze droeg hem door de steeg. Ze gooide hem, met het hoofd eerst, in het vat met rioolwater.

Hij landde met een plons. Ze zag dat hij, tot aan zijn nek, vastzat in de uitwerpselen. Ze hield wel van het idee dat hij wakker werd en zich realiseerde waar hij was. Eindelijk voelde ze zich voldaan.

Goed, dacht ze. Het is waar je thuishoort.

Caitlin dacht onmiddellijk aan Ruth. Ze rende naar haar toe en onderzocht de tekening van de riem op haar rug; ze huiverde en kwam langzaam terug op haar poten. Caleb ging er ook naartoe en onderzocht haar, terwijl Ruth haar snuit op de schoot van Caitlin legde en huilde. Caitlin kuste haar op het voorhoofd.

Ruth schudde hen plotseling van zich af en dartelde dan door de steeg, op zoek naar het meisje.

Caitlin keerde zich om en herinnerde zich het plots. Ze haastte zich ook naar haar toe.

Ruth rende naar het meisje en begon haar gezicht te likken. Het hysterisch huilende meisje stopte langzaam en was afgeleid door Ruths tong. Ze zat daar in de modder in haar besmeurde, vuile jurk, helemaal bedekt met tekeningen van de riem op haar rug, doorlopen van het bloed en keek verrast naar Ruth.

Haar natte ogen gingen wijd open, terwijl Ruth haar bleef likken. Eindelijk kwam ze traag en aarzelend recht. Ze streelde Ruth. Vervolgens stond ze op en gaf ze haar een knuffel. Ruth reageerde op haar en kwam dichterbij.

Caitlin vond dat dit verbazingwekkend was. Ruth had dit van meisje stratenver ontdekt. Het was of de twee elkaar altijd al gekend had.

Caitlin ging er naartoe en knielde neer naast het meisje. Ze reikte haar de hand en hielp haar rechtop te zitten.

"Ben je OK?" vroeg Caitlin.

Het meisje keek haar verbaasd aan en keek dan naar Caleb. Ze knipperde verschillende keren met haar ogen en vroeg zich af wie deze mensen konden zijn.

Eindelijk knikte ze van ja. Haar ogen waren wijd open en ze leek te bang om te spreken.

Caitlin richtte zich tot haar en wreef het verwarde haar uit haar gezicht. “Het is OK," zei Caitlin. "Hij zal je geen, pijn meer doen.”

Het meisje zag eruit alsof ze weer zou gaan huilen.

"Ik ben Caitlin," zei ze. "En dit is Caleb.”

Het meisje keek hen aan, maar sprak nog niet.

"Wat is jouw naam?" vroeg Caitlin.

Na verschillende seconden, antwoordde het meisje eindelijk: “Scarlet."

Caitlin glimlachte. “Scarlet," herhaalde ze. "Zo’n mooie naam. Waar zijn je ouders?"

Ze schudde haar hoofd. "Ik heb geen ouders. Hij is mijn voogd. Ik haat hem. Hij slaat me elke dag. Zonder reden. Ik haat hem. Alsjeblief, zorg ervoor dat ik niet naar hem terug moet. Ik heb niemand anders.”

Caitlin richtte zich naar Caleb en zag hoe hij haar aankeek. Beiden dachten ze tezelfdertijd aan hetzelfde.

"Je bent veilig nu,” zei Caitlin. “Je hoeft je geen zorgen meer te maken. Je kunt met ons meekomen.”

Scarlet deed haar ogen wijd open omdat ze verrast was, en ze verheugde zich. Ze glimlachte bijna.

"Echt?" vroeg ze.

Назад Дальше