Verloofd - Морган Райс 5 стр.


Caitlin lette op de gezichten in de massa en kon niet geloven hoe onverschillig ze waren. Het was alsof dit een alledaagse, gewone gebeurtenis was, alsof het een populaire vorm van vermaak was. Ze voelde zich boos worden bij de barbaarsheid van deze samenleving en ze wenkte Caleb. Hij was ook aan de grond genageld door de scene, ze nam zijn hand en ze haastte zich door de poort met hem. Ze dwong zichzelf om niet te kijken. Ze vreesde dat als ze er te lang bij stilstond, dat ze dan niet in staat zou zijn om zichzelf ervan te weerhouden de bewakers aan te vallen.

“Deze plaats is barbaars,” zei ze, terwijl ze afstand namen van het griezelige tafereel en de geluiden van de zweep zwakker werden.

“Verschrikkelijk,” ging hij akkoord.

Terwijl ze verder gingen, probeerde ze het beeld uit haar hoofd te krijgen. Ze dwong zichzelf ertoe haar aandacht ergens anders op te vestigen. Ze keek naar een straatbord, en zag dat de naam van de straat waarin ze wandelden veranderd was in “Fleet Street.” Terwijl ze verder wandelden, begonnen de straten nog drukker te worden, nog dichter op elkaar, en de gebouwen en vele rijen van houten huizen waren nog dichter tegen elkaar aan gebouwd. Deze straat had ook verschillende winkels. Op een bord stond: “Scheren voor een Penny.” Voor een andere winkel hing het bord van een hoefsmid, met een hoefijzer dat er voorhing. Op een ander bord stond in grote letters geschreven, “Zadels voor Paarden.”

"Heb je een nieuw hoefijzer nodig, Juffrouw?" vroeg een plaatselijke winkelier aan Caitlin toen ze voorbij kwamen.

Ze had dit niet verwacht. "Hm…nee, bedankt," zei ze.

"En u, Meneer?" hield de man vol. "Wilt u zich laten scheren? Ik heb de schoonste messen van Fleet Street.”

Caleb glimlachte terug naar de man. "Nee, bedankt, maar ik ben OK."

Caitlin keek naar Caleb en realiseerde zich hoe pas geschoren hij er altijd uitzag, de hele tijd. Hij gezicht was zo glad, het zag eruit zoals porselein.

Toen ze verdergingen door Fleet Street kon Caitlin merken hoe de menigte veranderd was. De sfeer werd hier meer opgefokt, met verschillende mensen die in het openbaar van een drinkbus of uit glazen flessen dronken, rondstrompelden, te luid lachten en openlijk de vrouwen lastig vielen.

"JENEVER HIER! JENEVER HIER! "riep een jongen die amper ouder was dan tien, die een kist vast hield die gevuld was met kleine groene flessen met jenever. “KOOP NU JE FLES! TWEE KWARTJES! KOOP NU JE FLES!”

Caitlin werd opnieuw onder de voet gelopen toen de menigte nog dichter werd. Ze keek verder en zag een groep vrouwen met teveel make-up. Ze gingen gekleed in een zware kledij, met tonnen aan stof en met hun hemden naar beneden getrokken, waardoor het grootste gedeelte van hun borsten zichtbaar was.

"Wil je plezier maken?" riep een van de vrouwen. Ze was duidelijk dronken en stond wankel op haar benen. Ze benaderde een voorbijganger die haar ruw wegduwde.

Caitlin was verbaasd om te zien hoe ruw het er in dit stadsdeel aan toe ging. Instinctief voelde ze Caleb dichterbij komen en zijn hand rond haar middel slaan. Ze kon zijn beschermende houding aanvoelen. Ze gingen verder op hun eigen snelheid en liepen vlug verder door de menigte. Caitlin keek naar beneden om te controleren of Ruth nog steeds bij hen was.

De straat eindigde al vlug in een kleine voetgangersbrug. Toen ze er over wandelden, keek Caitlin naar beneden. Ze zag een groot bord waarop “Fleet Ditch,” stond en verbaasde zich over het uitzicht. Onder hen was iets wat leek op een klein kanaal, misschien drie meter breed, waarin volop vuil water stroomde. Middenin al dat water staken er alle mogelijke soorten van vuilnis en afval uit. Toen ze opkeek, zag ze mensen er in plassen en zag ze er anderen potten met uitwerpselen, kippenbotjes, huishoudelijk afval, en alle soorten van puin in gooien. Het leek op een immense stromende riool die het afval van de stad stroomafwaarts deed stromen.

Ze keek verder om te kijken waar het naartoe zou leiden en zag, ver weg in te verte, dat het naar de rivier leidde. Ze keerde haar hoofd af van de stank. Het was waarschijnlijk het verschrikkelijste dat ze in haar leven had geroken. Giftige gassen stegen op naar boven en maakten dat de verschrikkelijke stank in de straten de vergelijking met rozengeur kon doorstaan.

Ze haastten zich over de brug.

Toen ze over de brug gingen naar de andere kant van Fleet Street, was Caitlin opgelucht om te zien dat de straat eindelijk opener werd en iets minder op elkaar gepakt. Ook de stank werd minder. Na de verschrikkelijke stank van Fleet Ditch, deden de alledaagse straatgeuren haar niets meer. Ze realiseerde zich nu dat dit de reden was dat mensen zich gelukkig waanden om onder deze omstandigheden te leven: het ging er allemaal om over waar je aan gewend was, in welke context en tijdperk je leefde.

Terwijl ze wandelden, werd de buurt aangenamer. Ze kwamen voorbij aan een enorme kerk aan de linkerkant en in het stenen kunstwerk, in mooie kalligrafie stonden de woorden: “Saint Paul's” geëtst. Het was een enorm grote kerk met een mooi versierde voorkant die ver tot in de lucht rijkte en boven al de gebouwen errond uittorende. Caitlin verheugde zich erover hoe mooi de architectuur ervan was en dat zo’n gebouw nog perfect in de 21ste eeuw kon thuishoren. Het voelde zo niet op zijn plaats, zoals het boven al de kleine houten architectuur errond uittorende. Caitlin begon net te zien hoe zoveel kerken het stedelijke landschap van deze tijd domineerden, en hoe belangrijk ze waren voor het volk. Ze waren letterlijk alomtegenwoordig. En hun klokken, hoe luid ook, waren altijd aan het luiden.

Caitlin stond ervoor stil en bestudeerde de oude architectuur. Ze kon zich alleen maar afvragen of er misschien een aanwijzing voor haar binnenin lag.

"Ik vraag me af of we zouden binnengaan?" vroeg Caleb, die haar gedachten las.

Ze bestudeerde haar ring, met de inscriptie aan de binnenkant nog een keer.

Over de brug, Achter de Beer.

"Het zegt iets over een brug," zei ze, terwijl ze nadacht.

“We hebben net een brug overgestoken," antwoordde Caleb.

Caitlin schudde haar hoofd. Het voelde voor haar niet goed aan.

"Dat was gewoon een voetgangersbrug. Mijn instinct vertelt me dat dit niet de juiste plek is. Waar we ook naartoe moeten, ik voel aan dat het niet hier is.”

Caleb stond daar, en sloot zijn ogen. Eindelijk deed hij ze terug open. "Ik voel ook niets. Laten we verdergaan.”

"Laten we dichter bij de rivier blijven," zei Caitlin. “Als we een brug kunnen vinden, dan denk ik dat het bij de rivier zal zijn. En ik zou graag wat frisse lucht hebben.”

Ze zag een zijweg die naar de oever van de rivier leidde, met een ruw opgesteld straatbordje waar "St. Andrews Hill op stond.” Ze nam Calebs hand en leidde hem ernaar toe.

Ze wandelden langs de weg die zachtjes naar beneden ging en ze kon in de verte de rivier, die bruiste met botenverkeer, zien.

Dit moet de beroemde Londense rivier de Thames zijn, dacht ze. Dat moet wel. Ze herinnerde tenminste dit van de basis aardrijkskundelessen die ze gehad had.

Op het einde van deze straat stond een gebouw. Deze straat bracht hen niet helemaal tot beneden aan de rivier, daarom draaiden ze links een straat in die tot dicht bij de rivier leidde. Ze liep parallel, enkel vijftien meter er vandaan, en had de zeer gepaste naam "Thames Street.”

Thames Street was zelfs nog lieflijker en een heel andere wereld dan Fleet Street. De huizen waren hier leuker en op hun rechterkant stonden nog mooie eigendommen, met grote stukken land die in de richting van de rivier naar beneden liepen. De architectuur was beter uitgewerkt en mooier hier. Het was duidelijk dat dit stadsgedeelte voorbehouden was voor de rijken.

Het voelde aan als een vreemde buurt omdat ze veel draaiende en kerende zijstraten zag met grappige namen, zoals “Windgoose Lane” (Oude Ganslaan) en “Old Swan Lane” (Oude Zwaanlaan) en “Garlick Hill” (Lookheuvel) en “Bread Street Hill.” (De heuvel van Broodstraat) Trouwens, overal hing de geur van voedsel in de lucht en Caitlin voelde haar maag rammelen. Ruth jankte ook en ze wist dat ze honger had. Maar ze zag geen voedsel te koop.

"Ik weet het Ruth," voelde Caitlin mee. “Ik zal snel wat te eten vinden, ik beloof het.”

Ze wandelden en wandelden. Caitlin wist niet precies waarnaar ze aan het zoeken was en Caleb wist het ook niet. Het voelde nog altijd alsof het raadseltje hen naar overal kon leiden en dat ze niet veel concrete aanwijzingen hadden. Ze kwamen steeds verder in het hart van de stad, en ze wisten nog altijd niet zeker welke kant ze moesten opgaan.

Net toen Caitlin zich begon moe, hongerig en humeurig te voelen, kwamen ze bij een kruispunt. Ze hielden halt en keken naar boven. Een ruw houten bord vermeldde “Grace Church Street.” De visgeur hing hier zwaar in de lucht.

Ze stopte wanhopig, en keek naar Caleb.

"We weten zelfs niet waar we naar het zoeken zijn," zei ze. "Het zegt iets over een brug. Maar ik denk niet dat we ergens een brug gezien hebben. Zijn we hier gewoon onze tijd aan het verliezen? Zouden we dit niet op een andere manier moeten aanpakken?”

Caleb tikte haar plots op de schouder, en wees.

Ze draaide zich langzaam om, en was verbaasd door het uitzicht.

Grace Church Street leidde verder naar een kolossale brug. Het was een van de grootste bruggen die ze ooit gezien had. Haar hart vulde zich met nieuwe hoop. Een enorm bord erboven vermeldde: “London Bridge,” en haar hart ging sneller slaan. Deze straat was breder, een belangrijke verkeersader. Mensen, paarden, karren en verkeer in alle maten en soorten gingen verder op en af de brug.

Als ze echt op zoek waren naar een brug, dan hadden ze er duidelijk een gevonden.

*

Caleb nam haar hand en leidde haar in de richting van de brug waardoor ze zich in het verkeer mengden. Ze keek op en was overweldigd door het uitzicht. Dit was anders dan elke brug die ze voordien gezien had. De ingang werd voorafgegaan door een enorme gebogen poort, met bewakers aan iedere kant. Aan de bovenkant ervan waren meerdere punten waarop meerdere hoofden stonden waarvan het bloed uit de keel kwam omdat ze doorboord waren door staken. Het was een gruwelijk gezicht en Caitlin wendde haar blik af.

"Ik herinner met dit," zuchtte Caleb. “Van eeuwen geleden. Dit is hoe ze altijd hun bruggen versierden: met hoofden van gevangenen. Ze doen dit om andere criminelen te waarschuwen.”

"Het is verschrikkelijk," zei Caitlin, terwijl ze naar hoofd naar beneden hield, en ze wandelden vlug de brug op.

Aan de basis van de brug, waren stalletjes en verkopers vis aan het verkopen. Toen Caitlin in die kant opkeek, kon ze boten zien aankomen, maar ook arbeiders die de vis naar de modderige oevers droegen en uitgleden terwijl ze dat deden. De ingang naar de brug stonk naar de vis, zo erg dat ze haar neus moest dichtknijpen. Elke soort vis, sommigen bewogen nog, werd op de kleine geïmproviseerde tafels gelegd.

“Snapper, drie pence per pond!" riep iemand.

Caitlin haastte zich er voorbij, en probeerde weg te raken van de geur.

Toen ze verdergingen, verraste de brug haar opnieuw omdat ze ontdekte dat ze vol met winkels stond. Kleine stalletjes en verkopers stonden opgesteld aan iedere kant van de brug terwijl voetgangers, vee, paarden en koetsen zich een weg baanden door het midden. Het was chaotisch, een druk tafereel, met mensen die alle richtingen uitriepen terwijl ze hun waar verkochten.

"Leerlooien hier!" riep iemand.

"We villen je dier!" riep iemand anders.

“Kaarswas hier! De beste kaarswas hier!”

“Dakbedekking!”

“Haal hier je brandhout!”

“Verse schrijfveren! Veren om te schrijven en perkament!”

Terwijl ze verder gingen, waren er mooiere winkels, en sommigen verkochten stukken zoals juwelen. Caitlin kon het niet helpen maar ze moest denken aan de gouden brug in Florence, aan haar tijd met Blake en aan de armband die hij haar had gekocht.

Op het moment was ze overweldigd door emotie, ze gleed naar de kant en hield zich vast aan de reling. Ze keek verder. Ze dacht aan al de levens die ze al geleefd had, aan al de plekken waar ze al geweest was en voelde zich overweldigd. Was dit echt allemaal waar? Hoe kon een mens zoveel levens geleefd hebben? Of zou ze hier gewoon uit ontwaken, terug in haar appartement in New York City, en denken dat al dit gewoon de langste, gekste droom van haar leven was geweest?

"Ben je OK?" vroeg Caleb, terwijl hij naast haar kwam lopen. "Wat is er?”

Caitlin veegde vlug een traan weg. Ze kneep zichzelf in de wang, en realiseerde zich dat ze niet aan het dromen was. Het was allemaal echt en dat schokte haar nog het meest.

“Niets," zei ze vlug, en ze zette een geforceerde glimlach op. Ze hoopte dat hij haar gedachten niet had kunnen lezen.

Caleb stond naast haar en samen keken ze recht uit op het midden van de Thames. Het was een brede rivier en volledig verstopt door verkeer. Zeilboten in elke maat baanden er zich een weg door en deelden het water met roeiboten, vissersboten en ieder soort van vaartuig. Het was een drukke waterweg en Caitlin verheugde zich op de grootte van al de verschillende boten en zeilen waarvan sommigen meters in de lucht klommen. Ze vond het leuk dat het water kalm bleef ook al waren er zoveel vaartuigen. Er waren geen geluiden van motoren of motorboten. Er was gewoon het geluid van de zeilen die in de wind fladderden. Het maakte haar rustig. De lucht daarboven was met de constante bries ook nog eens fris en eindelijk zonder geurtjes.

Ze richtte zich naar Caleb en ze gingen verder met wandelen langs de brug met Ruth op de hielen. Ruth begon nu opnieuw te janken en Caitlin kon nu haar honger voelen. Ze wilde halt houden. Maar overal waar ze rondkeek, kon ze nog steeds geen eten vinden. Ze kreeg zelfs als maar meer honger.

Toen ze het midden van de brug bereikten, was Caitlin opnieuw geschokt door het uitzicht voor haar. Ze had niet gedacht dat er, na het zien van de hoofden op de staken, nog iets had kunnen zijn dat haar zou kunnen choqueren. Maar dit dus wel.

Daar, recht in het midden van de brug, stonden drie gevangenen met lussen rond hun nek, geblinddoekt, amper gekleed en amper nog in leven op een schavot. Een beul stond achter hen, hij droeg een zwarte kap met gaten voor zijn ogen.

"De volgende ophanging is om een uur!” schreeuwde hij uit. Een dichte en nog groter wordende menigte gaarde zich rond het schavot en was schijnbaar aan het wachten.

"Wat hebben zij misdaan?" vroeg Caitlin aan een van de mensen in de menigte.

"Ze werden betrapt bij het stelen, juffrouw," zei hij, terwijl hij nog niet eens de moeite deed om in haar richting te kijken.

“Een werd betrapt op het beledigen van de Koningin!” voegde een oud vrouwtje eraan toe.

Caleb leidde haar weg van het gruwelijke tafereel.

“Het kijken naar executies lijkt hier wel een dagelijkse sport te zijn," was het commentaar van Caleb.

“Het is wreed," zei Caitlin. Ze verbaasde zich erover hoe verschillend deze samenleving was van de hedendaagse en hoe tolerant men hier was tegenover wreedheid en geweld. Dit was Londen, een van de meeste beschaafde plekken van 1599. Ze kon zich amper voorstellen hoe de wereld eruit zag buiten een beschaafde stad zoals de deze. Het was verbazend hoeveel de samenleving en de regels ervan veranderd waren.

Ze waren eindelijk de brug over en toen ze aan de brugbasis aan de andere kant stonden, keerde Caitlin zich om naar Caleb. Ze keek naar haar ring en las weer hardop:

Назад Дальше