Eens weggekwijnd - Блейк Пирс 3 стр.


Jilly kneep Riley’s hand stevig vast. Riley voelde dat het meisje zich helemaal niet op haar gemak voelde. Het was niet moeilijk om zich voor te stellen waarom. Hoewel het leven in Phoenix erg zwaar voor haar was geweest, was het wel de enige plek die ze kende.

“Waarom kan ik niet met April naar school?” vroeg Jilly.

“Volgend jaar zitten jullie op dezelfde school,” zei Riley. “Je moet eerst de brugklas afmaken.”

Ze vonden het hoofdkantoor en Riley liet de papieren aan de receptionist zien.

“We willen iemand spreken om Jilly bij deze school aan te melden,” zei Riley.

“Jullie moeten naar de studiebegeleider,” zei de receptionist glimlachend. “Loop maar mee.”

We kunnen allebei wel wat begeleiding gebruiken, dacht Riley.

De studiebegeleider was een vrouw van in de dertig met een krullende bruine haardos. Haar naam was Wanda Lewis, en haar glimlach was zo warm als maar kon. Riley dacht dat ze echt van hulp kon zijn. Een vrouw met deze baan had vast wel met meer leerlingen met onstuimige achtergronden gewerkt.

Mevrouw Lewis gaf ze een rondleiding door de school. De bibliotheek was netjes en geordend en stond vol met zowel computers als boeken. In de gymzaal waren meisjes vrolijk een potje basketbal aan het spelen. De kantine was schoon en levendig. Riley vond alles er werkelijk prachtig uitzien.

Tijdens de rondleiding stelde mevrouw Lewis vrolijk veel vragen aan Jilly over waar ze eerder naar school was geweest, en over haar interesses. Maar Jilly gaf amper antwoord op de vragen van mevrouw Lewis en stelde er zelf geen. Haar nieuwsgierigheid leek een beetje gewekt te worden toen ze bij het kunstlokaal kwamen. Maar zodra ze weer verder gingen, werd ze weer stil en teruggetrokken.

Riley vroeg zich af wat er in het hoofd van het meisje omging. Ze wist dat ze de afgelopen jaren slechte cijfers had gehaald, maar ze had eerder juist goede rapporten gehad. Eerlijk gezegd wist Riley bijna niks over Jilly’s schoolverleden.

Misschien haatte ze school wel.

Een nieuwe school, waar Jilly helemaal niemand kende, zou vast intimiderend zijn. En het zou natuurlijk niet makkelijk worden om haar achterstand bij te halen, aangezien het semester nog maar een paar weken te gaan had.

Aan het einde van de rondleiding wist Riley Jilly over te halen om mevrouw Lewis te bedanken. Ze spraken af dat Jilly morgen zou beginnen. Toen liepen Riley en Jilly naar buiten, de bijtende kou van januari in. Er lag nog een dun laagje sneeuw van gisteren op de parkeerplaats.

“Dus, wat vind je van je nieuwe school?” vroeg Riley.

“Gaat wel,” zei Jilly.

Riley wist niet of Jilly nukkig was of dat ze overdonderd was door alle veranderingen waar ze mee om moest gaan. Terwijl ze dichterbij de auto kwamen, zag ze dat Jilly hard aan het rillen en klappertanden was. Ze droeg een dikke jas van April, maar ze leek echt last te hebben van de kou.

Ze stapten de auto in en Riley zette de auto op contact en zette de verwarming aan. Zelfs toen de auto opwarmde, bleef Jilly rillen.

Riley liet de auto geparkeerd staan. Het was tijd om uit te vinden wat er aan de hand was met dit kind onder haar hoede.

“Wat is er?” vroeg ze. “Is er iets met de school wat je overstuur maakt?”

“Het is niet de school,” zei Jilly, van wie de stem nu trilde. “Het is de kou.”

“Het zal wel niet zo koud worden in Phoenix,” zei Riley. “Dit zal wel vreemd voor je zijn.”

Jilly’s ogen vulden zich met tranen.

“Het wordt soms wel koud,” zei ze. “Vooral ’s nachts.”

“Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is,” zei Riley.

Tranen begonnen over Jilly’s wangen naar beneden te stromen. Ze sprak met een zachte, gesmoorde stem.

“De kou doet me denken aan...”

Jilly viel stil. Riley wachtte geduldig tot ze verder zou praten.

“Mijn vader gaf me altijd overal de schuld van,” zei Jilly. “Hij gaf mij de schuld dat mijn moeder was weggegaan, en mijn broer, en hij vond het zelfs mijn schuld dat hij steeds ontslagen werd. Alles wat er mis ging was altijd mijn fout.”

Jilly snikte nu stilletjes.

“Ga verder,” zei Riley.

“Op een avond zei hij dat hij me weg wilde hebben,” zei Jilly. “Hij zei dat ik een dood gewicht was, dat ik hem tegenhield, en dat hij genoeg van me had en helemaal klaar met me was. Hij schopte me het huis uit. Hij deed de deuren op slot en ik kon niet terug naar binnen.”

Jilly slikte hard bij de herinnering.

“Ik heb het nog nooit in mijn leven zo koud gehad,” zei ze. “Zelfs niet nu, met dit weer. Ik vond een grote afvoerbuis in een greppel, en die was groot genoeg om in te kruipen, dus dat is waar ik die nacht doorbracht. Het was zo eng. Soms liepen mensen vlakbij me, maar ik wilde niet dat ze me zouden vinden. Ze klonken niet als mensen die me zouden helpen.”

Riley sloot haar ogen en stelde zich het meisje verstopt in de afvoerbuis voor. Ze fluisterde, “En wat gebeurde er toen?”

Jilly vervolgde, “Ik ben gewoon ineengedoken de hele nacht blijven zitten. Ik heb niet echt geslapen. De volgende ochtend ging ik terug naar huis en klopte ik op de deuren, riep ik naar Pappa en smeekte ik hem om me binnen te laten. Hij negeerde me, alsof ik er niet eens was. Toen ben ik naar de vrachtwagenparkeerplaats gegaan. Daar was het warm, en er was eten. Sommige vrouwen daar waren aardig tegen me, dus ik besloot om maar te doen wat nodig was om daar te blijven. En die nacht vond jij mij.”

Jilly werd kalmer naarmate ze meer vertelde. Ze leek opgelucht om het eindelijk te delen. Maar nu was het Riley die huilde. Ze kon bijna niet geloven wat dit arme meisje had doorgemaakt. Ze sloeg haar arm om Jilly heen en knuffelde haar stevig.

“Nooit meer,” zei Riley tussen haar snikken door. “Jilly, ik beloof je, je zult je nooit meer zo voelen.”

Het was een enorme belofte, en Riley voelde zichzelf nu klein, zwak, en breekbaar. Ze hoopte maar dat ze hem zou kunnen houden.

HOOFDSTUK DRIE

De vrouw bleef maar denken aan de arme Cody Woods. Ze wist zeker dat hij ondertussen overleden was. Het zou vast en zeker in de ochtendkrant staan.

En hoezeer ze ook genoot van haar warme thee en granola, het maakte haar humeurig dat ze zo lang op het nieuws moest wachten.

Wanneer komt die krant nou? vroeg ze zich af, kijkend naar de keukenklok.

De bezorging leek deze dagen steeds later en later te worden. Ze zou dit probleem natuurlijk niet hebben als ze voor een digitaal abonnement ging. Maar ze hield er niet van om het nieuws op haar computer te lezen. Ze vond het lekker om in een comfortabele stoel te zitten en het ouderwetse gevoel van een krant in haar handen te ervaren. Ze hield er zelfs van hoe de inkt soms aan haar vingers bleef zitten.

Maar de krant was altijd een kwartier te laat. Als het erger zou worden, zou ze moeten bellen om te klagen. Ze haatte het om dat te doen. Het liet altijd een nare nasmaak achter.

En de krant was hoe dan ook de enige manier om het nieuws over Cody te horen. Ze kon nou niet bepaald het Signet Revalidatie Centrum bellen om naar hem te vragen. Dat zou veel te verdacht zijn. Bovendien was ze, voor zover het personeel wist, al lang in Mexico met haar man, en niet van plan om ooit terug te komen.

Of ja, Hallie Stillians was in Mexico. Ze voelde zich een beetje verdrietig dat ze nooit meer Hallie Stillians zou kunnen zijn. Ze was nogal gehecht geraakt aan die alias. Het was zo lief geweest dat het personeel bij Signet haar verrast had met een taart op haar laatste dag.

Ze glimlachte bij de herinnering. De taart was kleurrijk versierd met sombrero’s en een berichtje:

Buen Viaje, Hallie en Rupert!

Rupert was de naam van haar denkbeeldige man geweest. Ze ging het missen om zo liefdevol over hem te praten.

Ze at de laatste happen van haar granola en bleef drinken van haar heerlijke zelfgemaakte thee, gemaakt volgens een oud familierecept. Het was een ander recept dan dat ze met Cody gedeeld had, en uiteraard zaten de speciale ingrediënten die ze er voor hem in had gedaan, er nu niet in.

Ze begon rustig te zingen...

Ver van thuis

Zo ver van thuis

Deze kleine baby is ver van thuis

Je kwijnt weg

Van dag tot dag

Te treurig om te spelen, te treurig voor een lach

Cody had zo veel van dat liedje gehouden! Net als alle andere patiënten, en nog zoveel meer patiënten in de toekomst zouden er net zo dol op zijn. Die gedachte was hartverwarmend.

Precies op dat moment hoorde ze een dreun bij de voordeur. Ze haastte zich snel om de deur open te doen en naar buiten te kijken. Op de koude stoep lag daar de ochtendkrant. Trillend van opwinding pakte ze de krant op, ging ze snel terug naar de keuken en opende ze de krant op de pagina met overlijdensberichten.

En inderdaad, daar stond het:

SEATTLE – Cody Woods, 49, uit Seattle...


Ze stopte even. Dat was vreemd. Ze zou toch zweren dat hij haar verteld had dat hij vijftig was. Ze las verder...

... in het South Hills Ziekenhuis, Seattle, Wash.; Sutton-Brinks Uitvaartcentrum en Crematorium, Seattle.

Dat was het. Het was beknopt, zelfs voor een simpel overlijdensbericht.

Ze hoopte dat er ergens de komende dagen een mooi rouwbericht zou komen. Maar ze maakte zich zorgen dat er misschien niet zou zijn. Wie zou dat immers moeten schrijven?

Hij was alleen op de wereld, voor zover zij wist tenminste. Zijn ene vrouw was overleden, de andere had hem verlaten, en zijn twee kinderen spraken niet meer met hem. Hij had amper andere mensen aan haar genoemd; vrienden, familie, collega’s.

Kan het iemand iets schelen? vroeg ze zich af.

Ze voelde een bekende verbitterde woede in haar opkomen.

Woede jegens alle mensen in Cody Woods’ leven wie het niet kon schelen of hij leefde of dood was.

Woede jegens de glimlachende personeelsleden bij Signet, die deden alsof ze Hallie Stillians aardig vonden en zouden missen.

Woede jegens mensen overal ter wereld, met hun leugens en geheimen en gemeenheid.

Zoals ze zo vaak deed, beeldde ze zich in dat ze met zwarte vleugels over de wereld zweefde, en dood en verderf zaaide over alle verdorvenen.

En iedereen was verdorven.

Iedereen verdiende het om te sterven.

Zelfs Cody Woods zelf was verdorven en verdiende het om te sterven.

Want wat voor een man was hij wel niet echt geweest, om de wereld te kunnen verlaten met niemand die om hem gaf?

Een vreselijke man, dat moest wel.

Vreselijk en verwerpelijk.

“Zijn verdiende loon,” gromde ze.

Toen verdween haar woede als sneeuw voor de zon. Ze schaamde zich dat ze zoiets hardop had gezegd. Ze meende het immers niet. Ze herinnerde zichzelf eraan dat ze niets anders dan liefde en welwillendheid voelde voor werkelijk iedereen.

Bovendien was het bijna tijd om naar werk te gaan. Vandaag zou ze Judy Brubaker zijn.

Ze keek in de spiegel en zorgde er aandachtig voor dat de kastanjebruine pruik goed op haar hoofd zat en dat de zachte pony natuurlijk over haar voorhoofd viel. Het was een dure pruik en niemand had ooit opgemerkt dat het niet haar echte haar was. Onder de pruik was Hallie Stillians’ korte blonde haar donkerbruin geverfd en in een ander model geknipt.

Er was geen enkel spoor van Hallie over, ook niet in haar kledingkast of in haar manier van doen.

Ze pakte een hippe leesbril en hing deze aan een glimmend koord om haar nek.

Ze glimlachte tevreden. Het was slim om te investeren in degelijke accessoires, en Judy Brubaker verdiende het beste van het beste.

Iedereen hield van Judy Brubaker.

En iedereen hield van het liedje dat Judy Brubaker vaak zong, een liedje dat ze nu tijdens het aankleden ook hardop zong.

Geef geen piep

Droom lang en diep

Geef je over aan de sluimering

Laat je tranen maar drogen

Sluit gewoon je ogen

En je zult naar huis gaan in je slaap

Ze voelde zich overspoeld door vrede, genoeg vrede om met de hele wereld te delen. Ze had Cody Woods vrede gebracht.

En ze zou iemand anders die het nodig had ook snel vrede brengen.

HOOFDSTUK VIER

Riley’s hart bonsde en haar longen brandden van het harde en snelle ademhalen. Ze had een bekend deuntje in haar hoofd.

“Follow the yellow brick road …”

Ondanks dat ze moe en buiten adem was, vond ze het wel grappig. Het was een vroege en koude morgen, en ze was het zes mijl lange hindernisparcours buiten bij Quantico aan het rennen. Het parcours had de bijnaam ‘Yellow Brick Road.’

De Amerikaanse mariniers die het gebouwd hadden het zo genoemd. De mariniers hadden iedere mijl gemarkeerd met een gele baksteen. FBI-leerlingen die het parcours doorstonden kregen een gele baksteen als beloning.

Riley had haar gele baksteen jaren geleden al gewonnen. Maar toch rende ze zo nu en dan het parcours nog een keer, gewoon om te verzekeren dat ze het nog steeds kon. Na de emotionele stress van de afgelopen dagen had Riley wat complete fysieke uitputting nodig om haar hoofd leeg te maken.

Tot nu toe had ze al een aantal uitdagende hindernissen overwonnen en was ze onderweg langs drie gele bakstenen gekomen. Ze was over geïmproviseerde muren geklommen, had zichzelf over barrières getrokken en was door nagemaakte ramen gesprongen. Zojuist had ze zichzelf langs een steile rotswand omhoog getrokken aan een touw, en nu ging ze langzaam weer terug naar beneden.

Toen ze op de grond aankwam, keek ze omhoog en zag ze Lucy Vargas, een slimme jonge agente met wie ze graag werkte en sportte. Lucy was vanochtend graag Riley’s sportmaatje. Ze stond hijgend bovenaan de rotswand en keek naar beneden naar Riley.

Riley riep naar haar, “Kun je een oudje als ik niet bijhouden?”

Lucy lachte. “Ik doe het rustig aan. Ik wil niet dat je jezelf uitput, niet op jouw leeftijd.”

“Hou je voor mij maar niet in hoor,” riep Riley terug. “Geef alles wat je hebt.”

Riley was veertig, maar ze had haar fysieke training nooit laten versloffen. Het was cruciaal om snel te kunnen bewegen en hard te kunnen slaan wanneer je oog in oog stond met menselijke monsters. Pure fysieke kracht had vaker dan eens levens gered, waaronder haar eigen leven.

Desondanks werd ze niet blij toen ze keek naar het volgende obstakel; een ondiepe plas met ijskoud, modderig water waar prikkeldraad boven hing.

Dit zou lastig gaan worden.

Ze had zich goed aangekleed voor het winterweer en droeg een waterdichte jas. Maar alsnog zou het kruipen door de modder haar kletsnat en ijskoud maken.

Daar gaan we dan, dacht ze.

Ze gooide zichzelf naar voren, de modder in. Het ijzige water zorgde voor een sterke schok door haar hele lichaam. Alsnog dwong ze zichzelf om te kruipen, en ze maakte zichzelf nog platter toen ze het prikkeldraad langs haar rug voelde schampen.

Een knagend verdoofd gevoel speelde op, en bracht een ongewilde herinnering omhoog.

Riley was in een pikkedonkere kruipruimte onder een huis. Ze was zojuist ontsnapt uit een kooi waar ze was vastgehouden en gemarteld door een psychopaat met een gasbrander. Door de duisternis wist ze niet hoelang ze gevangen had gezeten.

Maar het was haar gelukt om de deur van de kooi open te breken, en nu kroop ze blindelings rond op zoek naar een uitgang. Het had pas geregend, en de modder onder haar was plakkerig, koud en diep.

Terwijl haar lichaam steeds meer verdoofd raakte van de kou, sloop een heftige wanhoop haar hoofd in. Ze was zwak van het slaapgebrek en de honger.

Ik kan het niet, dacht ze.

Ze moest dat soort ideeën uit haar hoofd wegduwen. Ze moest blijven kruipen en zoeken. Als ze niet zou ontsnappen, zou hij haar uiteindelijk vermoorden, net als dat hij zijn andere slachtoffers vermoord had.


“Riley, gaat het wel?”

Lucy’s stem doorbrak Riley’s herinnering aan een van haar meest aangrijpende zaken. Het was een gebeuren dat ze nooit zou vergeten, al helemaal niet omdat haar dochter later door dezelfde psychopaat gevangen werd genomen. Ze vroeg zich af of ze ooit echt bevrijd zou zijn van die flashbacks.

Назад Дальше