Bijna Weg - Блейк Пирс 4 стр.


Cassie, die graag een goede indruk wilde maken, schraapte haar keel en deed een poging tot een vriendelijke begroeting. ‘Hallo, kinderen. Ik ben Cassie. Ik vind het heel leuk om hier te zijn en ik kijk ernaar uit om voor jullie te zorgen.’

Ella glimlachte verlegen. Marc bleef onafgebroken naar de vloer staren. En Antoinette keek haar lang en uitdagend aan. Zonder een woord te zeggen, wendde ze zich af.

‘Als ik geëxcuseerd mag worden, Papa,’ zei ze tegen Pierre. ‘Ik moet mijn huiswerk nog maken voordat ik ga slapen.’

‘Natuurlijk,’ zei Pierre, en Antoinette zweefde weer naar boven.

Cassie voelde haar gezicht gloeien door de opzettelijke afwijzing. Ze vroeg zich af of ze iets moest zeggen, om de sfeer te verlichten of te proberen Antoinettes onbeleefde gedrag goed te praten, maar ze kon niet op de juiste woorden komen.

Margot mompelde woedend: ‘Ik zei het toch, Pierre. Dat tienerhumeur begint nu al,’ en Cassie realiseerde zich dat zij niet de enige was die genegeerd was door Antoinette.

‘Ze doet haar huiswerk tenminste, ondanks dat niemand haar daarbij helpt,’ snauwde Pierre terug. ‘Ella, Marc, stellen jullie jezelf eens voor aan Cassie.’

Er viel een korte stilte. Dit ging duidelijk niet lukken zonder ruzie. Maar misschien kon ze de spanning doorbreken met een paar vragen.

‘Nou, Marc, ik weet hoe je heet, maar ik wil graag weten hoe oud je bent,’ zei ze.

‘Ik ben acht,’ mompelde hij.

Ze wierp een blik op Pierre en zag een duidelijke gelijkenis. Het warrige haar, de stevige kin, de felblauwe ogen. Ze fronsten zelfs op dezelfde manier. De andere kinderen hadden ook donker haar, maar Ella en Antoinette hadden fijnere gelaatstrekken.

‘En Ella, hoe oud ben jij?’

‘Ik ben bijna zes,’ kondigde het meisje trots aan. ‘Ik ben jarig op de dag na Kerstmis.’

‘Dat is een leuke dag voor een verjaardag. Dan krijg je vast heel veel extra cadeautjes.’

Ella lachte verrast, alsof dit een voordeel was waar ze nog niet eerder aan had gedacht.

‘Antoinette is de oudste. Zij is twaalf,’ zei ze.

Pierre klapte in zijn handen. ‘Goed, nu is het bedtijd. Margot, laat jij Cassie het huis zien nadat je de kinderen in bed hebt gelegd. Ze moet haar weg kunnen vinden. Schiet een beetje op. We moeten om zeven uur weg.’

‘Ik moet me nog klaarmaken,’ zei Margot op ijzige toon. ‘Leg jij de kinderen in bed, en vraag de butler om deze bende op te ruimen. Ik laat Cassie het huis wel zien.’

Pierre slaakte een geërgerde zucht, wierp een snelle blik op Cassie en perste zijn lippen op elkaar. Ze vermoedde dat haar aanwezigheid hem zijn woorden deed inslikken.

‘Naar boven en naar bed,’ zei hij, en de kinderen liepen met tegenzin achter hem aan de trap op. Met enige opluchting zag ze dat Ella zich omdraaide en even naar haar zwaaide.

‘Kom mee, Cassie,’ beval Margot.

Cassie volgde Margot door een deur aan de linkerkant naar een formele lounge met kostelijke design-meubels en wandtapijten aan de muren. De kamer was gigantisch, en koud; er brandde geen vuur in de enorme openhaard.

‘Deze lounge wordt zelden gebruikt, en de kinderen mogen hier niet komen. Hierachter ligt de grote eetkamer, daarvoor gelden dezelfde regels.’

Cassie vroeg zich af hoe vaak de reusachtige, mahoniehouten eettafel gebruikt werd. Hij zag er gloednieuw uit en ze telde zestien stoelen met hoge rugleuningen. Drie vazen, van dezelfde soort als die Marc net had gebroken, stonden op de donkere, gepolijste wandtafel. Ze kon zich niet voorstellen dar er in deze strenge, stille kamer ooit gezellige gesprekken tijdens het eten werden gevoerd.

Hoe zou ik het vinden om in zo’n huis op te groeien, waar hele kamers verboden terrein waren omdat de meubels beschadigd zouden kunnen raken? Ze vermoedde dat een kind zich waarschijnlijk minder belangrijk zou voelen dan het meubilair.

‘Dit noemen we de Blauwe Kamer.’ Het was een kleinere lounge, met marineblauw behang en grote deuren met glazen ruitjes. Cassie vermoedde dat ze uitkwamen op een terras of een binnenplaats, maar het was donker en het enige wat ze kon zien was de reflectie van het zachte licht in de ramen. Ze wou dat er lampen met hogere wattages in het huis hingen – alle kamers waren somber, met schaduwen die in de hoeken kleefden.

Haar oog viel op een beeldhouwwerk... de sokkel van het marmeren beeld was gebroken, dus het lag met het gezicht naar boven op tafel. Het gezicht was emotieloos en onbewogen, alsof het steen een lijk bedekte. De ledematen waren blokkerig en ruw uitgehouwen. Cassie rilde en wendde zich af van de griezelige aanblik.

‘Dat is een van onze meest waardevolle stukken,’ informeerde Margot haar. ‘Marc heeft het vorige week omgegooid. We laten het binnenkort repareren.’

Cassie dacht aan de vernielzuchtige energie van het jongetje, en de manier waarop zijn schouder tegen de vaas was gekomen. Was dat echt per ongeluk geweest? Of was er een onbewust verlangen om het glas te doen versplinteren, om opgemerkt te worden in een wereld waar bezittingen prioriteit leken te hebben?

Margot leidde haar terug naar de hal. ‘De kamers in die gang zijn afgesloten. De keuken is hierheen, rechts, en daarachter liggen de dienstvertrekken. Links is een kleine zitkamer, en een kamer waar we als gezin eten.’

Op de terugweg passeerden ze een butler in een grijs uniform, met een bezem, stoffer en blik. Hij ging opzij om ze langs te laten, maar Margot keurde hem geen blik waardig.

De westelijke vleugel was het spiegelbeeld van de oostelijke. Enorme, donkere kamers met schitterende meubels en kunstwerken. Stil en leeg. Cassie huiverde. Ze verlangde naar gezellig, helder licht of het bekende geluid van een televisie, als zoiets überhaupt bestond in dit huis. Ze volgde Margot de prachtige trap op naar de tweede verdieping.

‘De gastenkamers.’ Drie smetteloze slaapkamers met hemelbedden werden gescheiden door twee ruime zitkamers. De slaapkamers waren even netjes en formeel als hotelkamers, en de lakens zagen er gladgestreken uit. ‘En de kamers van het gezin.’

Cassie vrolijkte op, blij dat ze eindelijk het deel van het huis zou zien waar gewoond werd.

‘De babykamer.’

Tot haar verwarring was dit weer een lege kamer, waar alleen een grote wieg stond met hoge spijlen.

‘En hier zijn de kamers van de kinderen. Onze suite ligt aan het eind van de gang, om de hoek.’ Drie gesloten deuren op een rij. Margot begon zachter te praten en Cassie vermoedde dat ze niet bij de kinderen naar binnen zou gaan – niet eens om welterusten te zeggen.

‘Dit is Antoinettes slaapkamer, deze is van Marc, en die van Ella ligt het dichtst bij de onze. Jouw kamer is tegenover die van Antoinette.’ De deur stond open, en twee dienstmeisjes waren druk bezig het bed op te maken. De kamer was gigantisch en ijskoud. Er stonden twee fauteuils, een tafel en een grote houten kledingkast. Zware, rode gordijnen hingen langs het raam. Haar koffer was aan het voeteneind van het bed gezet.

‘Je kunt de kinderen horen als ze huilen of roepen. Ga dan alsjeblieft naar ze toe. Morgenochtend moeten ze aangekleed en klaar voor vertrek zijn om acht uur. Ze gaan naar buiten, dus kies warme kleren.’

‘Dat zal ik doen, maar...’ Cassie raapte haar moed bij elkaar. ‘Zou ik misschien wat te eten kunnen krijgen? Ik heb niets gegeten sinds het eten in het vliegtuig gisteravond.’

Margot staarde haar verbijsterd aan en schudde haar hoofd. ‘De kinderen hebben vroeg gegeten omdat wij uit gaan. De keuken is dicht. Morgen wordt het ontbijt om zeven uur geserveerd. Je kan tot dan wachten?’

‘Ik… jawel.’ Ze was misselijk van de honger. Het snoep in haar tas, wat ze voor de kinderen bedoeld had, was plotseling een onweerstaanbare verleiding. ‘En ik moet het bureau e-mailen om te zeggen dat ik ben aangekomen. Zou ik misschien het Wi-Fi-wachtwoord kunnen krijgen? Mijn telefoon heeft hier geen bereik.’

Margot staarde haar met een lege blik aan. ‘We hebben geen Wi-Fi, en er is hier geen signaal. Er is een telefoon in Pierres studeerkamer. Om te e-mailen, moet je de stad in.’ Zonder op antwoord te wachten, draaide ze zich om en liep naar haar slaapkamer.

De bediendes waren weg, en hadden Cassies bed achtergelaten in een staat van koele perfectie.

Ze sloot de deur. Ze had zich niet kunnen voorstellen dat ze heimwee zou hebben, maar ze verlangde ontzettend naar een vriendelijke stem, het geluid van een televisie en de warboel van een volle ijskast. Borden in de gootsteen, speelgoed op de vloer, YouTube-video’s op telefoons. De vrolijke chaos van een normaal gezinsleven – het leven waar ze deel van uit had willen maken.

In plaats daarvan voelde ze dat ze nu al onderdeel was van een bitter en ingewikkeld conflict. Ze kon niet hopen om meteen vrienden te worden met deze kinderen – niet met de gezinsdynamiek die ze tot nu toe had gezien. Dit huis was een slagveld, en hoewel de kleine Ella misschien een medestander zou zijn, vreesde ze dat ze aan Antoinette al een vijand had.

De flikkerende lamp aan het plafond viel plotseling uit. Cassie zocht in haar rugzak naar haar telefoon en pakte haar koffer uit, zo goed en kwaad als het ging in het licht van de zaklamp. Daarna legde ze hem aan de oplader bij het enige stopcontact dat ze kon vinden, aan de overkant van de kamer, en schuifelde door het duister naar haar bed.

Koud, ongerust en hongerig gleed ze tussen de kille lakens, die ze optrok tot haar kin. Ze had verwacht dat ze zich hoopvol en optimistisch zou voelen na het ontmoeten van het gezin, maar in plaats daarvan twijfelde ze of ze wel met ze om zou kunnen gaan, en was ze bang voor wat de volgende dag zou brengen.

HOOFDSTUK VIER

Het beeld stond in Cassies deuropening, omgeven door duisternis.

De levenloze ogen gingen open, en de lippen kwamen van elkaar terwijl het op haar af kwam. De barstjes rondom de lippen werden groter, en toen begon het hele gezicht te desintegreren. Stukjes marmer regenden naar beneden en kletterden op de vloer.

‘Nee,’ fluisterde Cassie, maar ze kon zich niet bewegen. Ze zat vast in het bed, haar ledematen waren bevroren, ook al smeekte haar paniekerige brein haar om te vluchten.

Het beeld kwam met uitgestrekte armen op haar af, terwijl de brokstukken naar beneden bleven vallen. Het begon te gillen, een hoog, dun geluid, en ze zag wat er onder de marmeren huls zat.

Het gezicht van haar zus. Koud, grijs, dood.

‘Nee, nee, nee!’ riep Cassie, en ze werd wakker van haar eigen gegil.

De kamer was aardedonker. Ze was opgekruld tot een rillende bal. Ze ging paniekerig overeind zitten en greep naar een lichtknopje dat er niet zat.

Haar ergste angst... die ze overdag zo beslist probeerde te onderdrukken, maar in haar nachtmerries naar boven kwam. De angst dat Jacqui dood was. Waarom zou haar zus anders ineens de communicatie verbroken hebben? Waarom had ze anders al jaren geen brieven, geen telefoontjes of wat dan ook gehad?

Trillend van kou en angst besefte Cassie dat de vallende stenen in haar droom het geluid was van regen, dat in de wind tegen de ruiten sloeg. Boven de regen uit hoorde ze nog iets anders. Een van de kinderen gilde.

‘Je kunt de kinderen horen als ze huilen of roepen. Ga dan alsjeblieft naar ze toe.’

Cassie was in de war en gedesoriënteerd. Ze wou dat ze een nachtlampje aan kon doen en een paar minuten tot zichzelf kon komen. De droom was zo levensecht geweest dat het voelde alsof ze er nog steeds in opgesloten zat. Maar het gegil moest begonnen zijn terwijl ze sliep – het zou de nachtmerrie zelfs veroorzaakt kunnen hebben. Iemand had haar nodig, en ze moest zich haasten.

Ze duwde de dekens van zich af en zag dat het raam niet goed dicht zat. De regen was naar binnen gewaaid, en de onderkant van de gordijnen was drijfnat. Ze stapte het bed uit, de duisternis in, en liep naar waar ze hoopte dat haar telefoon lag.

Een plas water op de grond had de tegels in ijs veranderd. Ze gleed uit, viel achterover en landde met een pijnlijke dreun op haar rug. Haar hoofd knalde tegen de rand van het bed en even zag ze niets anders dan sterretjes.

‘Verdomme,’ fluisterde ze, rolde zich om voorzichtig, ging op handen en knieën zitten en wachtte tot de pijn in haar hoofd en de duizeligheid zouden gaan liggen. Ze kroop over de tegels op zoek naar haar telefoon, hopende dat die niet in het water lag. Tot haar opluchting was die kant van de kamer droog. Ze deed de zaklamp aan en ging voorzichtig staan. Haar hoofd bonkte en haar t-shirt was doorweekt. Ze rukte het uit en trok snel de eerste kleren aan die ze kon vinden: een sportbroekje en een grijs topje. Op blote voeten rende ze de kamer uit. Met haar zaklamp scheen ze op de muren, maar ze zag geen lichtknopjes. Voorzichtig volgde ze de lichtstraal in de richting van het geluid, naar de suite van de Dubois. De dichtstbijzijnde kamer was die van Ella. Cassie klopte zachtjes op de deur en ging naar binnen.

Gelukkig, eindelijk licht. In de gloed van de plafondlamp zag ze het bed bij het raam, waar Ella haar dekbed van zich af had geschopt. Schreeuwend en gillend vocht ze tegen de demonen in haar droom.

‘Ella, word wakker!’ Cassie sloot de deur achter zich, ging op de rand van het bed zitten en pakte het meisje zachtjes bij haar schouders, die opgetrokken waren en trilden. Haar donkere haar was één grote klittenbos, haar pyjama was omhoog gerold. Ze had haar blauwe dekbed naar het voeteneinde geschopt. Ze moest het koud hebben.

‘Word wakker, alles is goed. Het is maar een nachtmerrie.’

‘Ze komen me halen!’ Ella snikte en probeerde zich los te rukken. ‘Ze komen eraan, ze staan bij de deur!’

Cassie hield haar stevig vast en hielp haar overeind. Ze duwde een kussen achter haar rug en trok haar pyjama recht. Ella trilde van angst. De manier waarop ze “ze” had gezegd, maakte dat Cassie zich afvroeg of dit een terugkerende nachtmerrie was. Wat gebeurde er in Ella’s leven dat ze zulke doodsangsten uitstond in haar dromen? Het kleine meisje was totaal getraumatiseerd, en Cassie had geen idee hoe ze haar moest troosten. Ze had een vage herinnering aan hoe Jacqui, haar zus, een bezem naar een kast had gezwaaid om een imaginair monster te verjagen. Maar die angst was gevestigd in de realiteit. De nachtmerries waren begonnen nadat Cassie zich in de kast had verstopt tijdens een dronken woedeaanval van haar vader.

Ze vroeg zich af of Ella’s angst ook was gevestigd in iets wat echt was gebeurd. Ze zou er later achter moeten proberen te komen. Nu moest ze haar overtuigen dat de monsters weg waren.

‘Niemand komt je halen. Alles is oké. Kijk maar. Ik ben hier en het licht is aan.’

Ella sperde haar ogen wijd open. Vol tranen staarden ze Cassie een ogenblik aan. Toen draaide ze haar hoofd en keek naar iets achter zich.

Nog steeds geschrokken van haar eigen nachtmerrie en Ella’s volharding dat ze “ze” gezien had, keek Cassie snel achterom. Haar hart bonsde toen de deur open knalde.

Margot stond in de deuropening, met haar handen op haar heupen. Ze droeg een gewaad van turquoise zijde en haar blonde haar was losjes gevlochten. Haar perfecte gezicht werd alleen ontsierd door een restje uitgelopen mascara.

De woede golfde van haar af en Cassie voelde haar ingewanden ineenkrimpen.

‘Wat duurde er zo lang?’ snauwde Margot. ‘Ella’s gehuil maakte ons wakker, ze ging uren door! We hebben een lange avond gehad, we betalen jou niet zodat we uit onze slaap gehaald kunnen worden!’

Cassie staarde haar aan, verward door het feit dat Ella’s toestand wel het laatste leek te zijn waar Margot aan dacht. ‘Het spijt me,’ zei ze. Ella klemde zich tegen haar aan en maakte het onmogelijk voor haar om op te staan en haar werkgeefster onder ogen te komen. ‘Ik kwam zodra ik het hoorde, maar het licht in de slaapkamer is kapot, het was helemaal donker, en het duurde even voordat ik…’

Назад Дальше