Doodsgezicht - Блейк Пирс 5 стр.


In eerste instantie gingen de voetsporen met een iets versnelde tred verder. Wist de vrouw nu dat ze gevolgd werd?

Hier – vlak bij een paar balletjes snoep die over de grond verspreid lagen, misschien door een verkeerd gelopen levering of een onhandig kind – waren ze gestopt. De vrouw had zich omgedraaid om naar de man te kijken, en was daarna met een ruk gekeerd en was afgesneld op een deur aan de achterkant van het gebouw.

In het slot hing nog een sleutel, die af en toe heen en weer bewoog in de bries. De aarde was wat ingesleten op deze plek, waar het slachtoffer zich had omgedraaid om de sleutel in het slot te plaatsen en zich toen weg te haasten.

Haar voetsporen lieten hier een veel verder uitgestrekte looppas zien, een hogere snelheid. Ze had bijna gerend in een poging te ontkomen, terug naar haar winkeltje. Was ze bang geweest? Had ze het koud gehad in het donker? Had ze gewoon terug naar haar toonbank gewild?

De man was achter haar aan gegaan. Niet meteen; er was hier een inkeping, een klein stukje opgehoopte aarde aan de rand van een hielspoor waar hij zich langzaam had omgedraaid om haar te bekijken. Toen was hij achter haar aangegaan, met wat leek op een gemakkelijke, lichte tred, was rechtstreeks op haar afgestapt en had haar afgesneden om haar bij de hoek te bereiken.

Ah, hier was het weer troebel op de grond. Zoe ging op haar hurken zitten om het van dichtbij te kunnen zien. Hier was de grond flink omgewoeld, met duidelijk zichtbare slijtplekken waar het slachtoffer zich overeind had proberen te trappen tegen de grond. Het had misschien een paar seconden geduurd, of minder. Nog beter zichtbaar was de zware afdruk van een mannenschoen op deze plek waar hij een deel van haar gewicht met het wurgkoord had opgevangen.

Het lichaam was misschien al weggebracht, maar het bloed sprak voor zich.

Het was snel gegaan; ze had niet lang geworsteld.

Zoe ging de voetafdrukken van de man beter bekijken. Ze zagen er interessant uit. Ze kon vaag een patroontje ontwaren in de afdrukken van het slachtoffer – genoeg om een idee te geven van het merk en dat het gemakkelijke schoenen waren – maar zijn voetsporen waren weinig meer dan een vaag silhouet, voornamelijk bestaand uit een hielafdruk.

Zoe liep weer terug. Er waren maar twee plekken waarop ze zijn voetsporen kon ontwaren: bij de deur, waar hij had staan wachten, en hier, tijdens het plegen van de moord. In beide gevallen was alles dat hem zou kunnen identificeren – inclusief de lengte en breedte van de schoen – uitgewist.

Hij had, met andere woorden, zijn rommel achter zich opgeruimd.

“Op het lichaam na is geen enkel ander fysiek bewijs gevonden?” vroeg Zoe aan de bewaker, die nog niet van zijn plaats bij de deur was geweken.

Zijn duimen waren aan de lussen van zijn riem gehaakt. Met vernauwde ogen keek hij heen en weer over de weg. “Nee, mevrouw,” zei hij.

“Geen haarzakjes? Bandensporen?”

“Niets dat we op een dader kunnen vastpinnen. Het lijkt erop dat alle bandensporen op de parkeerplaats zijn uitgewist, niet alleen die van hem.”

Zoe kauwde bedachtzaam op haar lip. Hij had misschien wel zijn slachtoffers willekeurig uitgekozen, maar een ongeleide krankzinnige was hij geenszins. Net wat Shelley had gezegd – hij was beheerst. Sterker nog, hij was geduldig en nauwkeurig. Zelfs moordenaars die hun daden van te voren planden waren gewoonlijk niet zo goed.

De rinkeltoon van Zoe’s telefoon klonk als een luide gil temidden van de stille weg, en de bewaker maakte een sprong van schrik. “Special Agent Prime,” antwoordde ze automatisch, zonder zelfs maar naar het scherm te kijken.

“Z, ik heb een aanknopingspunt. Agressieve ex-man,” zei Shelley. Geen prietpraat. Haar stem was gehaast, opgewonden. De kick van een eerste aanknopingspunt. “De echtscheiding was kennelijk net doorgekomen. Wil je me ophalen zodat we het kunnen uitzoeken?”

“Niet veel te zien hier,” antwoordde Zoe. Het had weinig zin dat ze allebei de plaats delict zouden verkennen als er andere sporen te volgen waren. Los daarvan vermoedde ze dat Shelley heel graag weg zou willen blijven van de plaats waar een vrouw was omgebracht. In veel aspecten was ze echt nog een groentje. “Ik ben over twintig minuten bij je.”

***

“En waar was je gisteravond?” drong Shelley aan. Ze leunde voorover zodat de man het gevoel kreeg dat dit hun kleine geheimpje was.

“Ik was in een bar,” gromde hij. “Lucky’s, in het oosten van de stad.”

Zoe luisterde wel, maar meer ook niet. Vanaf het eerste ogenblik dat ze hierbinnen waren gelopen had ze geweten dat dit niet hun moordenaar was. De ex-man had misschien het overwicht willen hebben toen ze getrouwd waren, maar dat was nu net het probleem: zijn gewicht. Hij was minstens vijfenveertig kilo te zwaar om die afdrukken te hebben achtergelaten, en te kort bovendien. Hij was lang genoeg om zijn vrouw onderuit te halen – een vrij kleine vrouw die ongetwijfeld vaak met zijn vuisten in aanraking was geweest – maar niet het langste slachtoffer. Hij was een meter drieënzeventig, waarschijnlijk zelfs maar een meter tweeënzeventig. Hij had zich niet zo ver kunnen uitstrekken.

“Kan iemand bevestigen dat je daar was?” vroeg Shelley.

Zoe wilde haar eigenlijk laten ophouden met het gesprek zodat ze niet nog meer tijd zouden verdoen. Maar ze zweeg. Ze wilde niet iets proberen uit te leggen dat voor haar zo klaar als een klontje was.

“Ik lag onder de tafel,” zei hij, terwijl hij met zijn hand gefrustreerd in de lucht gebaarde. “Kijk maar naar de camerabeelden. Vraag maar aan de barman. Hij heeft me er ver na middernacht uitgegooid.”

“Heeft die barman nog een naam?” vroeg Zoe, terwijl ze een notitieblok pakte om een aantekening te maken. In ieder geval zouden ze het gemakkelijk kunnen verifiëren. Ze schreef op wat hij haar vertelde.

“Wanneer heb je je ex-vrouw voor het laatst gezien?” vroeg Shelley.

Hij haalde zijn schouders op. Zijn ogen bewogen zijwaarts terwijl hij nadacht. “Weet ik veel. Dat kutwijf stond me altijd in de weg. Paar maanden geleden, denk ik. Ze liep vreselijk te zeiken over de alimentatie. Ik had een paar overmakingen gemist.

De manier waarop hij sprak werkte duidelijk als een rode lap op Shelley. Er waren emoties die Zoe slechts met veel moeite kon herkennen, ongrijpbare dingen die niet echt namen hadden of voortkwamen uit bronnen waarmee ze zich niet kon identificeren. Maar woede was gemakkelijk. Woede had evengoed een rood knipperlicht kunnen zijn, en op dit moment ging het af boven Shelley’s hoofd.

“Beschouw je alle vrouwen als ongemakken, of alleen degenen die van je gescheiden zijn nadat je gewelddadig mishandeld hebt?”

De ogen van de man vielen praktisch uit zijn hoofd. “Zeg hoor eens, je kan niet-“

Shelley viel hem in de reden voor hij zijn zin af kon maken. “Je hebt in het verleden Linda mishandeld, toch? We hebben verscheidene arrestaties voor uiteenlopende klachten over huiselijk geweld op je strafblad gezien. Je had er kennelijk een gewoonte van gemaakt om haar verrot te slaan.”

“Ik…” De man schudde zijn hoofd, alsof hij zijn gedachten op een rijtje probeerde te zetten. “Ik zou haar nooit zoiets aandoen. Iets echt ergs bedoel ik. Ik zou haar nooit om het leven brengen.”

“Waarom niet? Toch wel lekker om die alimentatie niet meer te hoeven betalen?” drong Shelley aan.

Zoe verstijfde, en haar handen balden zich tot vuisten. Als dit zo doorging zou ze moeten ingrijpen. Shelley begon haar zelfbeheersing te verliezen, haar stem werd zowel hoger als luider.

“Ik betaalde die toch al niet,” merkte hij op. Zijn armen had hij defensief over elkaar gevouwen.

“Misschien werd het je wel rood voor de ogen de laatste keer. Je wilde haar pijn doen, en het ging verder dan normaal?”

“Hou op!” schreeuwde hij terwijl hij zijn kalmte verloor. Onverwacht deed hij zijn handen over zijn gezicht, en toen hij deze weer weghaalde was er nattigheid van zijn ogen tot zijn wangen. “Ik ben opgehouden alimentatie te betalen zodat ze me zou komen opzoeken. Ik miste haar, oké? Stom wijf had me in haar greep. Ik ga me iedere avond bezatten omdat ik helemaal alleen ben. Is dat wat je wilde horen? Tevreden?”

Ze waren klaar – dat was wel duidelijk. Desondanks bedankte Shelley de man stijfjes en overhandigde hem een kaartje met het verzoek te bellen als er iets in hem opkwam. Wat Zoe zou hebben gedaan als ze gedacht had dat het iets zou uitrichten. De meeste mensen belden Zoe niet terug.

In dit geval betwijfelde ze het ook ten zeerste dat Shelley gebeld zou worden.

Shelley ademde zwaar uit terwijl ze wegliepen. “Dood spoor. Sorry, onbedoelde woordspeling. Ik geloof hem. Wat moeten we nu doen, denk je?”

“Ik wil het lichaam zien,” antwoordde Zoe. “Als er al aanknopingspunten te vinden zijn, dan zijn die bij het slachtoffer.”

HOOFDSTUK VIJF

Het kantoor van de patholoog anatoom was een laag gebouw naast het politiestation, evenals zo’n beetje al het andere in dit kleine plaatsje. Er was maar een weg die er dwars doorheen liep, met aan weerszijden winkels, een kleine lagere school en alles dat een stadje nodig had om te overleven.

Zoe voelde zich er vreselijk ongemakkelijk bij. Teveel als thuis.

De patholoog wachtte hen beneden op. Het slachtoffer was al op de tafel voor hen uitgelegd als ware het een gruwelijke demonstratie. De man was wat ouder, slechts een paar jaar van zijn pensioen verwijderd. Hij was een beetje een kletsmajoor en begon aan een lange, omslachtige uitleg van zijn autopsie, maar Zoe sloot zich af voor zijn gepraat.

Wat hij haar vertelde kon ze zo voor zich zien. De snijwond in haar nek vertelde haar de exacte omtrek van het koord waar ze naar moesten zoeken. De vrouw woog iets meer dan 77 kilo ondanks haar klein postuur, hoewel een behoorlijk deel daarvan inmiddels uit haar gestroomd was, samen met meer dan drie liter bloed.

De hoek van de snee en de kracht waarmee die was aangebracht gaven twee dingen aan. Ten eerste was de dader tussen de een meter achtenzeventig en een meter tachtig. Ten tweede steunde hij niet op spierkracht om zijn moorden te plegen. Het gewicht van het slachtoffer had niet lang aan het koord gehangen. Toen ze ineenzakte, had hij haar gewoon laten vallen. In combinatie met de keuze voor een koord als wapen betekende dit dat hij waarschijnlijk niet heel sterk was.

Niet heel sterk gecombineerd met een redelijke lengte betekende waarschijnlijk dat hij gespierd noch dik was. Anders had zijn eigen lichaamsgewicht als tegengewicht kunnen dienen. Dat betekende waarschijnlijk dat hij een slanke bouw had, een gemiddelde man van gemiddelde lengte.

Er was maar een ding waarvan ze zeker wist dat dat niet gemiddeld was, en dat was het plegen van de moord.

Wat het overige betrof hadden ze weinig aanknopingspunten. Zijn haarkleur, zijn naam, uit welke stad hij kwam, waarom hij dit deed – geen van dat alles stond geschreven in het lege, verlaten omhulsel van het ding voor hen dat ooit een vrouw was geweest.

“Wat we hieruit dus kunnen aflezen,” zei de patholoog langzaam, met een koppige, langdradige stem. “Is dat de dader waarschijnlijk van gemiddelde lengte voor een man is, misschien tussen de een meter zesenzeventig en iets meer dan een meter tachtig.”

Zoe wist zich er nog maar net van te weerhouden haar hoofd te schudden. Dat was een veel te brede schatting.

“Is de familie van het slachtoffer nog in contact geweest?” vroeg Shelley.

“Niets sinds de identificatie door haar ex-man.” De patholoog haalde zijn schouders op.

Shelley greep naar een klein hangertje bij haar keel, en trok het heen en weer op een dun gouden kettinkje. “Wat zielig,” zuchtte ze. “Arme Linda. Ze verdiende beter.”

“Hoe kwamen ze over toen je ze ondervroeg?” vroeg Zoe. Een spoor was een spoor, hoewel ze er inmiddels behoorlijk van overtuigd was dat de keuze voor Linda als slachtoffer niets meer dan een willekeurige handeling van een vreemdeling was.

Shelley haalde hulpeloos haar schouders op. “Verrast door het nieuws. Niet overstuur. Ik geloof niet dat ze heel dicht bij elkaar stonden.”

Zoe vocht tegen de gedachte wie zich voor haar zou interesseren of haar lichaam zou komen bezichtigen als zij kwam te overlijden, en verving de gedachte door frustratie. Dat had ze in overvloed. Dit was weer een dood spoor – letterlijk. Linda had geen geheimen over om aan hen over te brengen.

Het was allemaal leuk en aardig om hier rond te hangen en medeleven te tonen voor de doden, maar het bracht hen niet dichter bij de antwoorden die ze zochten.

Zoe sloot even de ogen en draaide zich om, naar het andere einde van de kamer en de deur waardoor ze naar binnen waren gekomen. Ze moesten door, maar Shelley was nog steeds in gesprek met de patholoog, met een zachte, respectvolle intonatie, over wie de vrouw was geweest toen ze nog leefde.

Dat alles was totaal onbelangrijk. Kon Shelley dat niet zien? De doodsoorzaak was erg eenvoudig: ze had in een afgelegen tankstation gezeten, moederziel alleen, toen er een moordenaar op bezoek kwam. Er was niets anders van enig belang in haar hele leven.

Shelley leek Zoe’s wens om te vertrekken aan te voelen, begon zich langzaam haar kant op te begeven en creëerde op diplomatieke wijze afstand tot de patholoog. “Wat gaan we nu doen?” vroeg ze.

Zoe wilde dat ze daarop meer kon antwoorden, maar dat ging niet. Er was maar een ding te doen op dit moment, en het was niet de directe actie die ze eigenlijk wilde. “We gaan een profiel van de moordenaar maken,” zei ze. “Er moet een bericht uitgaan naar alle omringende staten om de ordehandhaving daar te waarschuwen om naar hem uit te kijken. Dan moeten we de dossiers van de eerdere moorden gaan bekijken.”

Shelley knikte, en liep ontspannen naast Zoe op de deur af. Ver hoefden ze niet te reizen.

Ze gingen de trap op en de deur van het kantoor uit. Zoe keek rond en zag de lijn van de horizon weer, die goed zichtbaar was voorbij de kleine collectie huizen en voorzieningen waaruit het stadje bestond. Ze zuchtte, kruiste haar armen tegen haar borst en dwong haar hoofd in de richting van het politiestation waar ze naartoe moesten. Hoe minder ze naar dit plaatsje hoefde te kijken, hoe beter.

“Jij bent geen fan van dit stadje, he?” vroeg Shelley naast haar.

Zoe was even verrast, maar Shelley had natuurlijk al bewezen dat ze zowel opmerkzaam als afgestemd op andermans emoties was. Eerlijk gezegd was het waarschijnlijk goed aan Zoe af te lezen. Iedere keer als ze op zo’n plek terechtkwam geraakte ze in een vreselijke stemming die ze maar niet van zich af kon schudden. “Ik hou gewoon niet zo van kleine plaatsjes,” zei ze.

“Je bent een echt stadsmeisje dan?” vroeg Shelley.

Zoe hield een zucht in. Dit was wat er gebeurde wanneer je partners had: ze wilden je altijd leren kennen. Alle kleine stukjes van de puzzel die je verleden was omhoog halen, en ze tegen elkaar aan rammen tot ze pasten op een manier die hun zinde. “Ze doen me denken aan waar ik ben opgegroeid.”

“Ahhhh.” Shelley knikte, alsof ze zag en begreep. Ze zag niets. Dat wist Zoe zeker.

Er was een pauze in hun gesprek terwijl ze door de deuren van het politiestation gingen, terug naar de kleine vergaderkamer die ze van de plaatselijke politie mochten gebruiken als hun uitvalsbasis. Toen ze zag dat ze alleen waren, plaatste Zoe een nieuw stapeltje papier op de tafel, en begon het rapport van de patholoog uit te spreiden, evenals foto’s en een paar andere verslagen van agenten die als eersten op de plaatsen delict waren gearriveerd.

Назад Дальше