Ryan was verrukt toen hij haar zag. Ze ontspande meteen toen ze zijn oprechte glimlach zag.
Hij stond op, nam haar bij de arm en liet haar niet los voor ze veilig op een verandastoel zat. Haar hart maakte een sprongetje toen ze zag dat er al een extra wijnglas op het tafeltje stond.
‘Houd je van Chardonnay?’
Cassie knikte.
‘En of.’
‘Om eerlijk te zijn ben ik geen wijnkenner; ik vind een glas boers rood het lekkerst. Maar een kist met deze uitmuntende wijn werd me onlangs aangeboden door een dankbare klant, na een vruchtbaar dagje zeevissen. En eerlijk is eerlijk, hij is een feest voor de zintuigen. Proost.’
Ryan boog zich een beetje voorover en tikte lichtjes met zijn glas tegen het hare.
‘Vertel me eens wat meer over je onderneming’, zei Cassie.
‘Ik ben twaalf jaar geleden begonnen met Zuidwaarts Zeilen b.v., na de geboorte van Dylan. Met zijn komst ging ik opeens nadenken over een doel in het leven, en over wat ik mijn kinderen bieden kon. Na school had ik drie jaar bij de Koninklijke Marine gezeten. Ik schopte het tot dekofficier. De zee zit me in ’t bloed. Ik heb zelfs nooit over werk op de vaste wal gepeinsd.’
Cassie knikte.
‘Toen Dylan ter wereld kwam,’ hernam Ryan, ‘kwam het toerisme hier net van de grond. Dus ik diende mijn ontslag in – ik was destijds filiaalleider voor een scheepswerf in Cornwall – en kocht mijn eerste boot. Spoedig volgde een tweede. En vandaag heb ik een vloot van zestien, in allerlei soorten en maten. Motor- en zeilschepen. En mijn oogappel is een nieuw charterjacht, dat vooral populair is bij zakelijke klanten.’
‘Wat geweldig, zeg’, zei Cassie vol bewondering.
‘Het is een groot succes geworden. Ik heb er zoveel aan te danken. Een goed inkomen, een heerlijk leven en het huis van mijn dromen. Letterlijk, hè! Ik heb het ontworpen naar een droom die ik altijd had. Ook al heeft de architect goddank mijn wildste ideeën naast zich neergelegd. Anders zou het waarschijnlijk al in zee gedonderd zijn.’
Cassie lachte.
‘Maar het is pootaan, schat ik, jouw bedrijf.’
‘Oh, absoluut’, antwoordde Ryan terwijl hij over zee staarde. ‘Als bedrijfseigenaar breng je voortdurend offers. Je maakt lange dagen. Ik heb zelden een vrij weekend. Omdat jij zou komen, heb ik vandaag een voorman gevraagd mijn zaken waar te nemen. Ik denk dat…’
Hij richtte opeens een ernstige blik op haar.
‘Ik denk dat daarom mijn huwelijk op de klippen gelopen is.’
Ze voelde haar hart in de keel, vol verwachting. Dat hij haar in vertrouwen nam, zeg. Nu al. Ze knikte bemoedigend, in de hoop dat hij zou doorgaan. Wat hij na een stilte inderdaad deed.
‘Toen de kinderen klein waren, was het gemakkelijker voor Trish, mijn vrouw, om te aanvaarden dat mijn werk voor mij op de eerste plaats kwam. Maar toen ze haar niet meer vierentwintig uur per dag nodig hadden, wilde ze kennelijk… Wel, dat ik hun plaats zou gaan innemen, denk ik. Ze begon onredelijke eisen te stellen als het ging om emotionele steun, tijd, aandacht. Ik werd er gek van, en het leidde tot conflicten. Ze was een onafhankelijke vrouw geweest. Dat vond ik aanvankelijk ook het aantrekkelijke, maar… mensen kunnen veranderen. En ik denk dat dat met haar gebeurd is.’
‘Dat klinkt heel triest’, zei Cassie.
Haar glas was bijna leeg en Ryan vulde het bij, voor hij zichzelf bijschonk.
‘Het was verschrikkelijk. Ik kan niet eens goed uitleggen hoe chaotisch het was. Als je van iemand houdt, geef je niet zo snel op en als de liefde opeens weg is, doe je er alles aan om haar terug te vinden. Je hoopt, je bidt, je smeekt, dat je terug mag krijgen wat je zo hoogachtte. Ik heb het geprobeerd, Cassie. Echt. Met alles wat ik in me had. En toen ik eindelijk inzag dat het niets uithaalde, voelde dat als een persoonlijke nederlaag.’
Cassie voelde zich naar hem toe neigen.
‘Wat beangstigend dat zoiets kan gebeuren.’
‘Je koos het juiste woord. Heel erg beangstigend. Het gaf me het gevoel dat ik tekortschoot. Ik voelde me zo machteloos. Ik denk niet lichtvaardig over het huwelijk, weet je. Voor mij is het voor eeuwig. Toen Trish ervandoor was, moest ik mezelf als het ware herijken. Wie was ik?’
Cassie sloot een moment haar ogen. Ze kon de zielenpijn horen in zijn stem. Het was nog vers allemaal, een open wond. Het getuigde van heldenmoed, vond ze, om het te verstoppen achter een luchtige façade en veel grappenmakerij. Ze stond op het punt om Ryan te vertellen hoezeer ze hem bewonderde om de koersvastheid die hij toonde bij zoveel tegenwind. Maar op het nippertje weerhield ze zich daarvan, in het besef dat zoiets geen pas gaf. Ze kende hem amper. Wat of wie gaf haar het recht met zo’n beoordeling over haar werkgever op de proppen te komen na slechts een paar uurtjes in zijn gezelschap? Waar zat haar verstand? Had ze dat nog? Cassie vond dat de wijn haar naar het hoofd gestegen was. Ze moest op haar woorden letten. Alleen omdat hij knap, intelligent en aardig was, hoefde ze zich nog niet als een verliefde bakvis te gedragen. Ze zou zichzelf alleen maar voor schut zetten. Of erger.
‘Ik denk dat ik je zo langzamerhand je rust moet gunnen’, zei Ryan en zette zijn glas neer. ‘Je zult wel geradbraakt zijn na de lange rit vandaag en de ontmoeting met mijn herrieschoppers. Bedankt voor je gezelschap. Het betekent veel voor me dat ik met je over die dingen kan praten.’
‘Het is een genoeglijke wijze om de dag uit te luiden,’ gaf ze toe, ‘en je komt zo tot rust.’
Ze was totaal niet tot rust gekomen. Ze was opgewonden, door de intimiteit van hun gesprek. Toen ze naar binnen gingen, bleef ze maar nadenken over wat hij met haar gedeeld had. Terug op haar kamer scande ze snel de sms’jes, dankbaar dat dit huis online was. In haar vorige betrekking had ze niet eens telefoonsignaal gehad, totaal afgesneden van de buitenwereld. Nadien had ze pas beseft hoe eng dat eigenlijk was, voor als de nood aan de man kwam. Cassie zag dat er niet veel bijzonders bij zat, wat dingetjes van vrienden in de VS.
Toen zag ze een bericht dat eerder op de avond binnengekomen was, van een onbekend mobiel nummer hier in Engeland. Alleen dat al deed bij haar een paar alarmbellen rinkelen. En, toen ze het bericht opende, was het alsof een klamme hand zich rond haar maag sloot.
‘Wees voorzichtig’, luidde de boodschap.
HOOFDSTUK VIJF
Ze had verwacht heerlijk te slapen in haar knusse kamer, met als enige rumoer de branding buiten. Dat zou ook vast en zeker gebeurd zijn, wist ze, als ze niet dat verontrustende berichtje gekregen had, verzonden vanaf een onbekend nummer toen ze samen met Ryan op de veranda zat. Bij de eerste schrik had ze gedacht dat het iets te maken kon hebben met de moordzaak tegen haar ex-werkgever; dat ze haar van iets beschuldigden of zo, en dat ze gezocht werd. Cassie had gekeken of ze het laatste nieuws kon vinden. Maar tot haar spijt had Ryan de wifi al uitgezet. Ze had gewoeld en gedraaid. Ze had gemaald over wat het betekende en wie het gestuurd had. Ze had geprobeerd zichzelf wijs te maken dat het niet voor haar bedoeld was.
*
Na een rusteloze nacht slaagde ze er eindelijk in om in een onrustige slaap weg te dommelen, tot haar weksignaal klonk. Ze tastte naar haar mobieltje en zag dat de wifi het weer deed. Nog voor ze opstond, las ze het nieuws over de rechtszaak. Er was uitstel gevraagd. De zaak zou pas over twee weken hervat worden. Ze las, dat het uitstel verleend was omdat de verdediging meer tijd nodig had om in contact te komen met aanvullende getuigen. Ze voelde zich ziek worden van angst. Ze keek naar de rare boodschap van gisterenavond en vroeg zich af of ze zou antwoorden, om te vragen wat het te betekenen had. In de loop van de nacht moest de afzender haar nummer evenwel geblokkeerd hebben, want ze slaagde er niet in een sms terug te sturen. Uiteindelijk probeerde ze het nummer te bellen. Ze werd meteen afgebroken; haar oproepen waren eveneens geblokkeerd.
Cassie zuchtte ontmoedigd. Alle communicatie verbreken deed eerder aan pesterij denken, dan aan een oprechte waarschuwing. Ze hield het er maar op dat het om een verkeerd nummer ging, dat de afzender van de boodschap dat ook ontdekt had en dat ze daarom geblokkeerd was.
Niet echt gerustgesteld stond ze op om de kinderen te gaan wekken. Dylan was al op. Cassie nam aan dat hij was fietsen. Erop vertrouwend dat het geen inbreuk op zijn privacy was, ging ze zijn kamer binnen, maakte zijn bed op en raapte de verspreid liggende kleren bijeen. Zijn kast stond barstensvol met de meest uiteenlopende boeken, verscheidene over fietsen. Twee goudvissen zwommen in een aquarium bovenop de boekenkast en op de tafel bij het raam stond een konijnenhok. Een grijs konijn verorberde een slablaadje en ze bleef er een poosje geamuseerd naar staan kijken. Vervolgens klopte ze op Madisons deur.
‘Geef me tien minuten’, klonk een slaperige meisjesstem.
Cassie ging naar de keuken om het ontbijt voor te bereiden. Ze vond een paar bankbiljetten op tafel met een handgeschreven briefje.
‘Ik ben aan het werk. Neem de kinderen mee uit en vermaak je wat! Vanavond terug.’
Cassie laadde de broodrooster en zette water op. Terwijl ze bezig was met koffiezetten, kwam Madison binnenlopen in een roze ochtendjas en ze geeuwde luid.
‘Goeiemorgen’, begroette Cassie haar.
‘Mogge. Ik ben blij dat jij er bent. De anderen in dit huis zijn van die ochtendmensen.’
‘Wil je koffie? Thee? Sinaasappelsap?’
‘Thee, alsjeblieft.’
‘Toast?’
Madison schudde haar hoofd.
‘Ik heb nog geen honger, dank je.’
‘Wat zou je vandaag willen doen? Jullie vader heeft aanbevolen dat we uitgaan’, zei Cassie.
Ze schonk Madison thee in, met op dier verzoek een wolkje melk en geen suiker.
‘Laten we het dorp in gaan’, zei Madison. ‘Daar is van alles te doen in het weekend.’
‘Strak plan. Enig idee wanneer Dylan terugkomt?’
‘Hij is meestal een uurtje weg.’
Madison hield haar beker met beide handen vast en blies in de dampende vloeistof. Cassie was ervan onder de indruk hoe onafhankelijk de kinderen waren. Ze waren duidelijk niet gewend aan overdreven bezorgdheid. Ze ging er maar van uit dat het dorp kleinschalig en veilig genoeg was om het als onderdeel van hun thuishaven te beschouwen. Dylan arriveerde even later en tegen negenen stonden ze beiden met gekamde haartjes klaar voor hun uitstapje. Cassie dacht met de auto te gaan, maar Dylan ried dat af.
‘Het is lastig om een plek te vinden in het weekend. We lopen meestal. Het is maar twee kilometer. En we kunnen met de bus terug. Die gaat om het andere uur, dus wel effe timen.’
De wandeling naar het dorp had niet schilderachtiger kunnen zijn. Cassie was verrukt door het uitzicht over zee en de beeldige huisjes langs de route. In de verte hoorde ze kerkklokken luiden. En de frisse zeelucht opsnuiven was een waar genot. Madison huppelde een stukje voor hen uit en wees de huizen aan van mensen die ze kende. Iedereen dus. Enkele lui die hen in de auto passeerden, zwaaiden. Eén dame bracht haar wagen tot stilstand en bood hun een lift aan.
‘Dankuwel, mevrouw O’Donoghue, maar we lopen liever!’ riep Madison. ‘Op de terugweg misschien!’
‘Ik zal naar jullie uitkijken!’ beloofde de dame met een glimlach en reed door.
Maddie legde uit dat zij en haar man landinwaarts woonden, op een ecologisch boerenbedrijf.
‘En ze hebben een winkel in het dorp waar ze hun producten verkopen’, vertelde ze. ‘Soms hebben ze ook zelfgemaakte karamel.’
‘Daar gaan we dan zeker een kijkje nemen’, beloofde Cassie.
‘Haar kinderen hebben geluk gehad,’ zei Madison, ‘ze zitten op een kostschool in Cornwall. Ik wou dat ik daar ook zat.’
Cassie keek verbaasd. Waarom wou Madison afscheid nemen van haar luxeleventje hier? Of was ze zo onzeker geworden door alles, dat ze behoefte had aan meer mensen om zich heen?
‘Ben je niet gelukkig op je huidige school?’
‘Oh, ja hoor, die is prima,’ luidde het antwoord, ‘behalve dan dat ik huiswerk moet maken.’
Cassie was blij dat er niet een verborgen probleem was, zoals pesterij of zo.
De winkels waren net zo snoezig als ze gehoopt had. Enkele verkochten hengelsportartikelen, warme kleding en andere sportieve spullen. Omdat ze koude handen had gekregen op de veranda gisterenavond, probeerde ze een paar modieuze handschoenen aan. Maar daar ze krap bij kas zat, hoopte ze ergens anders goedkopere te vinden. De geur van versgebakken brood deed hen oversteken naar een bakkerswinkel. Na ampel beraad kochten ze een zuurdesembrood en een pecantaart voor thuis.
De snoepwinkel was vandaag de domper op de feestvreugde. Toen Madison geestdriftig naar de winkel rende, bleef ze opeens teleurgesteld staan. De winkel was gesloten, met een handgeschreven mededeling achter het raam geplakt.
‘Waarde klanten! We zijn er niet vanwege een familiefeest. We zijn dinsdag weer open.’
Madison zuchtte bedroefd.
‘Hun dochter neemt de zaken meestal waar wanneer ze er niet zijn. Maar die is natuurlijk ook naar dat stomme feest.’
‘Ik denk ’t. Kop op! We komen volgende week gewoon terug.’
‘Dat duurt nog zo lang!’ droop Madison met gebogen hoofd af.
Cassie had niet alleen met haar te doen, maar ook met zichzelf. Ze wilde zo graag dat dit uitstapje een succes werd. Ze had zich Ryans blije gezicht al voorgesteld als ze hem vertelden wat een lol ze gehad hadden, en ook zijn dankbaarheid. Plus wellicht een complimentje?
‘We komen volgende week terug’, herhaalde ze, hoewel ze wist dat dit een schrale troost was voor een negenjarige die zich verheugd had op een wandelstok met pepermuntsmaak.
‘En we komen in een andere winkel misschien nog snoepgoed tegen’, voegde ze eraan toe.
‘Kom op, Maddie,’ zei Dylan ongedurig. Hij greep haar hand en trok haar mee. Verderop zag Cassie de winkel waarvan Madison gesproken had, waar de producten verkocht werden van de dame die hun een lift aangeboden had.
‘Hier nog even kijken,’ zei ze, ‘en dan gaan we nadenken over waar we zullen gaan eten.’
Met het oog op gezond eten en snoepgoed kocht Cassie een paar zakken groente, wat peren en een beetje gedroogd fruit.
‘Mogen we kastanjes?’ vroeg Madison. ‘Ze zijn zo lekker, geroosterd boven een vuurtje. Wij hebben dat vorige winter nog gedaan, met m’n moeder.’
Dat was de eerste keer dat een van hen die ter sprake bracht en Cassie keek gespannen naar Madison of de herinnering haar verdrietig maakte. Misschien was het een onbewust signaal geweest; dat ze over de scheiding wou praten bijvoorbeeld. Tot Cassies opluchting scheen het meisje evenwel volkomen op haar gemak.
‘Maar natuurlijk’ zei Cassie en vulde een zak met kastanjes. ‘Wat een goed idee, zeg!’
‘Kijk, daar zijn de karameltoffees!’
Madison leek haar moeder alweer glad vergeten. Maar door haar moeder te noemen had ze wel het ijs gebroken en de weg vrijgemaakt om het onderwerp later eens ter sprake te brengen. Cassie zou bedacht zijn op signalen in die richting. Ze wilde echt alle kansen waarnemen om de kinderen door deze moeilijke periode heen te helpen. Ze zette de volle zakken op de toonbank, tussen de kassa en het snoepgoed in.
‘Wat willen jullie hebben, Dylan en Madison?’
‘Een suikerappel, graag. En toffees. En een zuurstok’, zei Madison.
‘Een suikerappel, twee zuurstokken, toffees en Turks fruit’, zei Dylan.
‘Ik denk dat twee dingen meer dan genoeg is. Anders heb je straks geen trek meer in eten’, besliste Cassie in het besef dat een teveel aan zoetigheid in dit gezin uit den boze was.
Ze pakte twee suikerappels en twee zakjes met toffees van de toonbank.
‘Denken jullie dat hier iets bij is wat je vader zou lusten?’ En ze voelde zich warm worden van binnen toen ze over hem begon.