Jessie's gedachten dwaalden af naar de laatste keer dat ze er was geweest om hem te zien. Het was haar laatste bezoek voordat ze naar de National Academy vertrok, hoewel ze hem dat niet had verteld. Jessie had sinds de afgelopen herfst regelmatig Crutchfield bezocht, nadat ze toestemming had gekregen om hem te interviewen als onderdeel van haar masterpracticum. Volgens het personeel daar had hij er bijna nooit mee ingestemd met artsen of onderzoekers te spreken. Maar om redenen die haar pas later duidelijk werden, mocht zij het wel.
In de weken die volgden kwamen ze tot een soort van afspraak. Hij zou over de bijzonderheden van zijn misdaden vertellen, inclusief methoden en motieven, als zij wat over haar eigen leven met hem deelde. Aanvankelijk leek het een eerlijke ruil. Haar doel was tenslotte om een criminal profiler te worden, gespecialiseerd in seriemoordenaars. Iemand die bereid was om over zijn daden te vertellen kon voor haar van onschatbare waarde zijn.
En er bleek nog een extraatje aan te kleven. Crutchfield had een soort Sherlock Holmesachtig vermogen om informatie af te leiden, zelfs al zat hij vast in een cel in een psychiatrische inrichting. Hij kon details over Jessie's leven op dat moment afleiden door haar simpelweg te bestuderen.
Hij had die vaardigheid, in combinatie met de informatie over de zaak die ze met hem gedeeld had, gebruikt om haar aanwijzingen te geven over verscheidene misdaden, waaronder de moord op een rijke filantroop in Hancock Park. Hij had haar ook een wenk gegeven dat haar eigen man misschien niet zo betrouwbaar was als hij leek.
Helaas voor Jessie had zijn analytisch vermogen ook tegen haar gewerkt. De reden waarom ze Crutchfield in eerste instantie had willen ontmoeten was omdat het haar was opgevallen dat hij zijn moorden baseerde op die van haar vader, de legendarische, nooit gepakte seriemoordenaar Xander Thurman. Maar Thurman had zijn misdaden meer dan twintig jaar eerder gepleegd, in landelijk Missouri. Het leek een vreemde, volstrekt willekeurige keuze voor een moordenaar uit Zuid-Californië.
Maar Bolton bleek groot fan te zijn. En toen Jessie hem eenmaal begon te ondervragen over zijn interesse in die oude moorden, had hij niet lang nodig om een en ander bij elkaar op te tellen en vast te stellen dat de jonge vrouw een persoonlijke connectie had met Thurman. Uiteindelijk gaf hij toe dat hij wist dat ze zijn dochter was. En hij onthulde nog een weetje: hij had haar vader twee jaar eerder ontmoet.
Vrolijk had hij haar laten weten dat haar vader vermomd als arts de inrichting had bezocht, en erin geslaagd was om een uitgebreid gesprek met de gevangene te voeren. Blijkbaar was hij op zoek naar zijn dochter, wier naam was veranderd en die in het Getuigenbeschermingsprogramma was opgenomen nadat hij haar moeder had vermoord. Hij vermoedde dat ze op een dag Crutchfield zou bezoeken omdat hun misdaden zo op elkaar leken. Thurman wilde dat Crutchfield het hem liet weten als ze ooit kwam opdagen en hem op de hoogte bracht van haar nieuwe naam en woonplaats.
Vanaf dat moment had hun relatie een ongelijkheid gekregen waar ze zich ongelooflijk ongemakkelijk bij voelde. Crutchfield gaf haar nog steeds informatie over zijn eigen misdaden en aanwijzingen voor die van anderen. Maar ze wisten allebei dat hij alle troeven in handen had.
Hij wist wat haar nieuwe naam was. Hij wist hoe ze eruitzag. Hij wist in welke stad ze woonde. Op een gegeven moment ontdekte ze dat hij zelfs wist dat ze bij haar vriendin Lacy woonde, en wat het adres was. En blijkbaar had hij, ondanks zijn opsluiting in een zogenaamde geheime inrichting, de mogelijkheid om haar vader al die gegevens door te spelen.
Jessie was er vrij zeker van dat dat op zijn minst een van de redenen was dat Lacy, een aspirant-modeontwerper, een opdracht had aangenomen waarvoor ze zes maanden in Milaan moest verblijven. Het was een geweldige buitenkans, maar het was ook op flinke afstand van het Jessie's gevaarlijke leven.
Terwijl Jessie van de snelweg afsloeg, slechts enkele minuten voordat ze bij de NRD aankwam, herinnerde ze zich hoe Crutchfield de onuitgesproken dreiging die altijd boven hun ontmoetingen had gehangen, uiteindelijk toch tot uiting had gebracht.
Misschien kwam het omdat hij aanvoelde dat ze een paar maanden weg zou zijn. Misschien was het gewoon uit wrok. Maar de laatste keer dat ze door het glas in zijn slinkse ogen had gekeken, had hij een verbijsterend nieuwtje voor haar.
"Ik ga een babbeltje met je vader maken," had hij haar met zijn hoffelijk zuidelijk accent verteld. "Ik zal het niet bederven door te zeggen wanneer. Maar dat een prachtig moment zal zijn, dat weet ik wel zeker."
Ze was er nauwelijks in geslaagd het woord "Hoe?" uit te brengen.
"O, maak je je daar maar geen zorgen over, Miss Jessie," had hij sussend gezegd. "Ik wilde je alleen laten weten dat wanneer we elkaar te spreken krijgen, ik hem de groeten voor je zal doen."
Terwijl ze het terrein van het ziekenhuis opreed, stelde ze zichzelf dezelfde vraag die sindsdien aan haar vrat, de vraag die ze alleen uit haar hoofd kon zetten als al haar aandacht op ander werk was gericht: had hij het echt gedaan? Hadden die twee, op het moment dat zij zat te leren hoe ze mensen als hem en haar vader moest opsporen, elkaar werkelijk een tweede keer ontmoet, ondanks alle veiligheidsmaatregelen die waren bedoeld om precies dat soort dingen te voorkomen?
Ze had het gevoel dat het niet lang zou duren voor het mysterie opgehelderd werd.
HOOFDSTUK VIJF
Het betreden van de NRD-inrichting ging nog precies zoals ze het zich herinnerde. Nadat ze toestemming had gekregen om de afgesloten ziekenhuiscampus door een bewakingspoort te betreden, reed ze achter het hoofdgebouw naar een tweede, kleiner, onopvallend gebouwtje achterin.
Het was een saaie, betonnen en stalen constructie van één verdieping midden op een onverharde parkeerplaats. Alleen het dak was zichtbaar, achter een groot metalen hek met groen gaas en prikkeldraad dat het terrein omheinde.
Ze moest door een tweede bewakingspoort om toegang te krijgen tot de NRD. Na het parkeren liep ze naar de hoofdingang en deed alsof ze al de beveiligingscamera's, die haar bij elke stap volgden, niet zag. Toen ze bij de buitendeur kwam, wachtte ze tot de zoemer ging om haar binnen te laten. In tegenstelling tot de eerste keer dat ze hier gekomen was, werd ze nu herkend door het personeel en meteen toegelaten.
Maar dat was alleen voor de buitendeur. Nadat ze een kleine binnenplaats was gepasseerd, bereikte ze de hoofdingang van de inrichting, die dikke, kogelvrije glazen deuren had. Ze haalde haar toegangspasje door de gleuf, waarna het lampje op het paneel groen ging branden. Toen liet de beveiligingsbeambte achter het bureau, die de kleurverandering ook kon zien, haar binnen, en voltooide zo de toegangsprocedure.
Jessie stond in een kleine vestibule en wachtte tot de buitendeur dichtging. De ervaring had haar geleerd dat de binnendeur pas kon worden geopend als de buitenste helemaal weer dicht zat. Zodra het hoorbaar vergrendeld was, ontgrendelde de bewaker de binnendeur.
Jessie stapte naar binnen, waar een tweede gewapende officier op haar stond te wachten. Hij nam haar weinige persoonlijke bezittingen in beslag. Ze had in de loop der tijd geleerd dat het gemakkelijker was bijna alles in de auto achter te laten. Er was toch geen gevaar dat daarin ingebroken werd.
De bewaker fouilleerde haar en gebaarde haar dat ze als bij de luchthavenbeveiliging door de millimetergolfscanner moest, die een gedetailleerde afdruk gaf van haar hele lichaam. Toen dat achter de rug was, kreeg ze haar spullen zonder een woord terug. Het was de enige indicatie dat ze nu verder mocht.
"Gaat Agent Gentry mij ontmoeten?" vroeg ze de agent achter het bureau.
De vrouw keek op met een uitdrukking van totale desinteresse op haar gezicht. "Ze komt er zo aan. Wacht maar bij de Overgangsdeur."
Jessie deed wat haar was opgedragen. Overgang was de kamer waar alle bezoekers zich moesten omkleden voordat ze contact hadden met een patiënt. Eenmaal binnen moesten ze zich omkleden in grijze kleding in ziekenhuisstijl, alle sieraden verwijderen en alle make-up afwassen. Terecht was ze gewaarschuwd dat deze mannen geen extra prikkels konden gebruiken.
Even later stapte Agent Katherine 'Kat' Gentry door de deur om haar te begroeten. Ze was een lust voor het oog. Hoewel ze niet bepaald een goede start hadden gehad toen ze elkaar vorige zomer voor het eerst ontmoetten, waren de twee vrouwen nu vriendinnen, verbonden door een gedeelde kennis van de duisternis die sommige mensen in hun greep had. Jessie was haar zo gaan vertrouwen dat Kat bij het handjevol mensen hoorde die wisten dat ze de dochter was van de Beul van de Ozarks.
Terwijl Kat op haar af liep, viel het Jessie nogmaals op hoe kranig het hoofd van de beveiliging van de NRD was. Fysiek was ze indrukwekkend ondanks het feit dat ze maar een onopvallende een meter zeventig lang was, daar haar lichaam van 70 kilo bijna volledig uit spieren en stalen wilskracht bestond. Ze was een voormalige Army Ranger die twee keer naar Afghanistan was uitgezonden en ze droeg de overblijfselen van die tijd op haar gezicht, dat pokdalig was van de granaatscherven. Net onder haar linkeroog begon een lang litteken dat verticaal over haar wang liep. Haar grijze ogen waren waakzaam en namen alles dat ze zag grondig in zich op, om te bepalen of het een bedreiging was.
Ze beschouwde Jessie duidelijk niet als een dergelijke bedreiging. Ze begon te grijnzen en omhelsde haar stevig.
"Lang niet gezien, FBI-dame," zei ze enthousiast.
Jessie hapte naar adem tijdens de wurgomhelzing, en kon pas iets zeggen nadat ze werd losgelaten.
"Ik ben niet van de FBI," herinnerde ze Kat. “Het was maar een trainingsprogramma. Ik zit nog steeds bij de LAPD."
"Maakt niet uit," zei Kat blasé. "Je bent op Quantico geweest en je hebt samengewerkt met de autoriteiten op jouw vakgebied en je hebt spannende FBI-technieken geleerd. Als ik je een FBI-dame wil noemen, dan noem ik je een FBI-dame."
"Als dat je ervan weerhoudt mijn rug over je knie in tweeen te breken, mag je me noemen wat je maar wilt."
"Nu we het er toch over hebben, volgens mij zou ik dat nu niet meer kunnen," merkte Kat op. "Het lijkt alsof je sterker bent dan hiervoor. Ik vermoed dat ze niet alleen je hersens hebben getraind terwijl je daar was?"
"Zes dagen per week," zei Jessie tegen haar. “Lange rentochten, hindernisbanen, zelfverdediging en wapentraining. Ze hebben me een dusdanige schop onder de kont gegeven dat die nu in topvorm is."
"Moet ik me zorgen maken?" vroeg Kat met schijnheilige bezorgdheid, terwijl ze een stap achteruit deed en haar armen in een verdedigende houding optilde.
"Ik denk niet dat ik een bedreiging voor jou ben,"gaf Jessie toe. “Maar ik heb wel het idee dat ik mezelf kan beschermen tegen een verdachte, wat voorheen zeker niet het geval was. Terugkijkend was het pure mazzel dat ik sommige van mijn recentelijke aanvaringen heb overleefd."
"Dat is geweldig, Jessie," zei Kat. "Misschien moeten we een keer sparren, een paar rondes maar, gewoon om je scherp te houden."
"Als je met een paar rondes een paar schietrondes bedoeld, dan doe ik mee. Anders neem ik misschien een kleine pauze van het iedere dag hardlopen en mensen verrot slaan enzo."
"Ik neem het allemaal terug," zei Kat. "Je bent nog steeds hetzelfde mietje dat je altijd was."
"Daar is dan de Kat Gentry van wie ik hou. Ik wist wel dat er een reden was dat jij de eerste persoon was die ik wilde zien toen ik weer in de stad was."
"Ik voel me gevleid," zei Kat. "Maar ik denk dat we allebei weten dat ik niet de persoon ben voor wie je hier echt bent. Zullen we de zaak niet verder traineren en naar binnen gaan?"
Jessie knikte en volgde Kat naar Overgang, waar de steriliteit en stilte een einde maakten aan de speelse sfeer van het bezoek.
*
Een kwartier later leidde Kat Jessie naar de deur die verbonden was met de beveiligde NRD-vleugel , die enkele van de gevaarlijkste mensen ter wereld huisde. Ze waren al naar haar kantoor gegaan om de afgelopen maanden door te nemen. Die waren verrassend rustig verlopen.
Kat vertelde haar dat zodra Crutchfield had gedreigd een ontmoeting met haar vader te regelen, de toch al zware beveiliging nog verder was verhoogd. De inrichting had extra beveiligingscamera's aangebracht, en zelfs nog meer identiteitsverificatie voor bezoekers ingevoerd.
Het leek er niet op dat Xander Thurman had geprobeerd Crutchfield te bezoeken. Zijn enige gasten waren de dokter die elke maand zijn gezondheid kwam controleren, de psychiater met wie hij bijna nooit sprak, een LAPD-rechercheur die tevergeefs hoopte dat Crutchfield informatie zou delen over een cold case waaraan hij werkte, en zijn door de rechtbank aangewezen advocaat, die alleen kwam opdagen om zich ervan te vergewissen dat Crutchfield niet werd gemarteld. Hij sprak nauwelijks met ze.
Volgens Kat had hij tegen het personeel niets over Jessie gezegd, zelfs niet tegen Ernie Cortez, de ontspannen agent die toezicht hield op zijn wekelijkse douches. Het was alsof ze niet bestond. Ze vroeg zich af of hij boos op haar was.
"Ik weet dat je de procedure nog kent," zei Kat, terwijl ze bij de veiligheidsdeur stonden. "Maar het is alweer een paar maanden geleden, dus laten we de veiligheidsprocedures voor de zekerheid toch nog een keer nalopen. Benader de gevangene niet. Raak de glazen barrière niet aan. Ik weet dat hier niets van terecht komt, maar officieel mag je geen persoonlijke informatie delen. Snappie?"
"Ja hoor," zei Jessie, die blij was dat haar geheugen werd opgefrist. Zo kwam ze in de juiste gemoedstoestand.
Kat deed haar pasje door de gleuf en knikte naar de camera boven de deur. Iemand daarbinnen drukte op de zoemer om hen binnen te laten. Meteen kwam er een enorme vlaag van activiteit op Jessie af. In plaats van de gebruikelijke vier bewakers waren er zes. Bovendien liepen er drie mannen in werkuniform rond met allerlei technische uitrusting.
"Wat is er aan de hand?" vroeg ze.
"O, dat vergat ik te vertellen – over een paar dagen krijgen we een nieuwe bewoners. Alle tien cellen komen vol te zitten. Dus we controleren de bewakingsapparatuur in de lege cellen om er zeker van te zijn dat alles naar behoren werkt. We hebben ook het beveiligingspersoneel voor elke dienst uitgebreid van vier agenten naar zes overdag, mijzelf niet meegerekend, en 's nachts van drie naar vier."
"Dat klinkt… riskant," zei Jessie diplomatiek.
"Ik heb me ertegen verzet," gaf Kat toe. "Maar de county had een behoefte en wij hadden cellen beschikbaar. Deze strijd was vanaf het begin al verloren."
Jessie knikte terwijl ze om zich heen keek. In basis leek alles hetzelfde. De afdeling was ontworpen als een wiel, met een commandocentrum in het midden en spaken die in alle richtingen uitstaken, leidend naar cellen. Er waren momenteel zes agenten in de krap geworden ruimte van het commandocentrum, dat eruitzag als een extreem drukke verpleegpost van een ziekenhuis.