Heerser, Rivaal, Banneling - Морган Райс 4 стр.


“De moeder van dit kind is mijn slavin,” zei Irrien. “Het kind is niet van haar om weg te geven.”

Hij hoorde de andere man lachen.

“Dat is heel belangrijk voor je, nietwaar?” zei Daskalos. “Je moet winnen, want je moet de sterkste zijn. Misschien is dat de les die ik je kan leren, Irrien: er is altijd iemand die sterker is.”

Irrien had genoeg van deze dwaas, tovenaar of niet. Hij had zat mannen en vrouwen ontmoet die hadden geclaimd magie te kunnen beheersen. Sommigen van hen hadden zelfs dingen gedaan die Irrien niet had kunnen verklaren. Maar het had hen niet sterker gemaakt dan hij. Wanneer je geconfronteerd werd met magie, was het het beste om als eerste aan te vallen, en hard.

Hij dook naar voren en boorde zijn mes door de borst van de jonge man. Daskalos keek naar beneden, en stapte toen doodkalm opzij, alsof Irrien slechts zijn gewaden had geschampt.

“Vrouwe Stephania probeerde ook zoiets toen ik voorstelde om haar kind te nemen,” zei Daskalos met een hint van vermaak in zijn stem. “Ik zal je vertellen wat ik tegen haar zei: er staat een prijs op als je mij aanvalt. Misschien zal ik de jongen hem zelfs wel laten innen.”

Irrien viel weer aan, en mikte deze keer op de keel van de man in een poging hem de mond te snoeren. Hij struikelde langs het altaar. De tovenaar stond er niet meer. Irrien knipperde met zijn ogen en keek om zich heen. Hij was nergens te bekennen.

“Nee!” bulderde Irrien. “Ik maak je af. Ik jaag je op!”

“Eerste Steen?” zei één van de priesters. “Is alles in orde?”

Irrien sloeg hen met zijn andere hand, en de man ging tegen de grond. Hij hoorde de anderen naar adem snakken. Blijkbaar waren ze weer bevrijd van de spreuk die de tovenaar had gebruikt om hen te controleren.

“Heer Irrien,” zei de hoogste priester. “Ik moet bezwaar maken. Het slaan van een priester is het inviteren van de toorn van de goden.”

“De toorn van de goden?” herhaalde Irrien. Hij rechtte zijn rug, maar de oude dwaas was blijkbaar zo verstrikt in zijn zelfgenoegzaamheid dat hij het niet merkte.

“Het is niet wijs daarmee te spotten, Eerste Steen,” zei de man. “En waar is het offer?”

“Weg,” zei Irrien. Vanuit zijn ooghoek zag hij een aantal mensen nerveus heen en weer schuiven. Zij leken de gevaarlijke aard van zijn woede in elk geval te erkennen.

De priester leek te geobsedeerd om het op te merken. “De goden moeten bedankt worden voor deze overwinning, anders bestaat het gevaar dat dit de laatste geweest zal zijn. U mag dan de machtigste man zijn, maar de goden—”

Irrien trok de man dicht naar zich toe toen hij hem neerstak. De tovenaar had hem zwak laten lijken. Hij kon de priester niet toestaan hetzelfde te doen. Irrien liet de oude man op het altaar zakken, bijna op dezelfde plek als waar Stephania had gelegen.

“Ik heb deze overwinning omdat ik hem zelf heb gerealiseerd,” zei Irrien. “Is er hier iemand die denkt dat hij sterker is dan ik? Denken jullie dat jullie goden jullie de kracht geven om me af te nemen wat van mij is? Denken jullie dat?”

Hij keek hen zwijgend en uitdagend aan. Hij ontmoette hun blikken en zag wie er wegkeek, hoe snel, en hoe bang ze eruitzagen wanneer ze het deden. Hij koos één van de andere priesters uit, jonger dan de dode was geweest.

“Jij, wat is je naam?”

“Antillion, Eerste Steen.” Irrien kon de angst in zijn stem horen. Mooi. Een man moest goed beseffen wie hem zijn leven kon afnemen.

“Jij bent nu de hoogste priester in Delos. Je legt verantwoording af aan mij. Heb je dat begrepen?”

De jonge man boog. “Ja, Eerste Steen. Wat kan ik voor u doen?”

Irrien keek om zich heen terwijl hij zichzelf kalmeerde. Zijn temperament kon anderen intimideren, maar een temperament dat hij niet onder controle had was een zwakte. Het leidde tot tweestrijd, en kon degenen die het als stupiditeit zagen aanmoedigen.

“Ruim dat op zoals je met het eerste offer hebt gedaan,” antwoordde Irrien terwijl hij naar de dode priester wees. “Later zoek je me op in de koninklijke vertrekken.”

Hij liep naar de knielende slaven en koos twee van Stephania’s voormalige dienstmeisjes uit. Ze hadden veel van de schoonheid van hun voormalige meesteres, met een gepaste angst in hun ogen. Hij liet hen staan.

“Later,” zei Irrien. Impulsief duwde hij één van de meisjes richting de priester. “Ik wil niet dat men denkt dat ik de goden niet respecteer. Maar ik laat me niets vertellen. Neem deze en offer haar. Ik neem aan dat dat hen zal plezieren?”

De priester boog diep. “Wat u pleziert, Eerste Steen, zal de goden ook plezieren.”

Dat was een goed antwoord. Het was bijna goed genoeg om Irriens woede te sussen. Zijn hand sloot zich om de onderarm van de andere vrouw. Ze leek in shock door het besef dat ze zojuist aan de dood was ontsnapt.

De ander schreeuwde het uit toen ze haar naar het altaar sleurden.

Daar gaf Irrien niets om. Hij gaf ook niets om de slavin die hij met zich meesleurde terwijl hij de ruimte verliet. De zwakkeren deden er niet toe. Wat er wel toe deed was het feit dat een tovenaar zich met zijn zaken bemoeide. Irrien wist niet wat dat betekende, en het ergerde hem dat hij niet kon zien wat de intenties van deze Daskalos waren.

Pas toen hij bij de koninklijke vertrekken kwam, had hij zichzelf ervan overtuigd dat het niet belangrijk was. Wie kon er nu vat krijgen op zij die met magie speelden? Wat belangrijk was, was het feit dat Irrien plannen had met het Rijk, en dat die plannen tot dusver zeer voorspoedig verliepen.

En het zou nog beter worden, hoewel hij wel een vervelende nasmaak in zijn mond had. Wat wilde die tovenaar met de jongen? Wat bedoelde hij met dat hij hem in een wapen wilde veranderen? Op de één of andere manier deed alleen al de gedachte aan hem Irrien huiveren, en dat haatte hij. Irrien had altijd geclaimd voor niemand bang te zijn, maar die Daskalos…

Hij was heel bang voor hem.

HOOFDSTUK VIER

Thanos wist dat hij naar de horizon zou moeten kijken. Maar op dat moment kon hij alleen maar naar Ceres kijken, overspoeld door gevoelens van trots, liefde en verbazing. Ze stond op het voorsteven van hun kleine boot en liet haar hand door het water glijden terwijl ze de haven uitvoeren, het open water op. Om hen heen glinsterde de lucht, en de onzichtbare nevel die om hen heen hing leek het licht te verdraaien.

Op een dag, wist Thanos, zou hij met haar trouwen.

“Ik denk dat dit wel genoeg is,” zei Thanos zachtjes tegen haar. Hij kon aan haar gezicht zien hoeveel inspanning het haar kostte. De kracht vergde veel van haar.

“Nog… een beetje… verder.”

Thanos legde een hand op haar schouder. Ergens achter zich hoorde hij Jeva naar adem snakken, alsof de Bottenvrouw verwachtte dat hij door de kracht naar achteren geslingerd zou worden. Thanos wist echter dat Ceres dat hem nooit aan zou doen.

“We zijn veilig,” zei hij. “Er is niemand achter ons.”

Hij zag Ceres zich omdraaien en verrast opkijken toen ze zag dat ze nu in het diepe water voeren. Had het zoveel concentratie gevergd om de nevel vast te houden? Hoe dan ook, er was nu niemand meer achter hen. De oceaan was leeg.

Ceres haalde haar hand uit het water en wankelde even. Thanos ving haar op en hield haar staande. Na alles dat ze doorstaan had, was hij verbijsterd dat ze zoveel kracht had getoond. hij wilde er voor haar zijn. Niet af en toe, maar altijd.

“Ik ben in orde,” zei Ceres.

“Je bent veel meer dan dat,” verzekerde Thanos haar. “Je bent geweldig.”

Geweldiger dan hij ooit had kunnen bevatten. Het was niet alleen dat Ceres mooi en slim en sterk was. Het was niet alleen dat ze machtig was, of dat ze het welzijn van anderen consistent voor dat van zichzelf plaatste. Het was dat alles, maar het was nog meer.

Zij was de vrouw van wie hij hield, en na alles dat er in de stad was gebeurd, was zij de enige vrouw van wie hij hield. Thanos dacht na over wat dat betekende. Ze konden samen zijn nu. Ze zouden samen zijn.

Ze keek naar hem op en kuste hem. Het was een voorzichtig moment, vol tederheid. Thanos betrapte zichzelf erop dat hij wenste dat die kus zijn hele leven kon vullen, en dat hij zich nergens anders meer druk over hoefde te maken.

“Je hebt mij gekozen,” zei Ceres. Ze raakte zijn gezicht aan toen ze hem losliet.

“Ik zal altijd voor jou kiezen,” zei Thanos. “En ik zal er altijd voor je zijn.”

Ceres glimlachte, maar Thanos zag ook een onzekere blik in haar ogen. Dat kon hij haar niet kwalijk nemen, maar tegelijkertijd wenste hij dat die er niet was. Hij wenste dat hij die onzekerheid weg kon nemen, en dat alles goed was tussen hen. Hij stond op het punt om haar om meer te vragen, maar hij wist het wanneer hij niet moest aandringen.

“Ik kies ook voor jou,” verzekerde Ceres hem, maar ze liet hem los. “Ik moet met mijn broertje en vader praten.”

Ze liep naar waar Berin met Sartes en Leyana stond. Een gelukkig uitziend gezin. Een deel van Thanos wenste dat hij simpelweg bij hen kon gaan staan, zodat hij er ook bij kon horen. Hij wilde deel uitmaken van Ceres leven, en hij vermoedde dat zij dat ook wilde, maar Thanos wist dat het ook tijd zou kosten voor alles weer goed was tussen hen.

Dat was de reden dat hij niet achter haar aan ging. Dus Thanos bleef staan waar hij stond, en dacht na over de andere inzittenden. Het waren er heel wat voor zo’n kleine boot. De drie krijgsheren die Ceres had gered roeiden het meest, hoewel ze nu ze de haven uitwaren spoedig het zeil zouden kunnen hijsen. Akila lag op zijn zij, terwijl één van de voormalige dienstplichtigen die Sartes had bevrijd druk op de wond uitoefende.

Jeva liep naar hem toe.

“Je bent een idioot als je haar laat gaan,” zei Jeva.

“Een idioot?” antwoordde Thanos. “Is dat hoe je iemand bedankt die je net heeft gered?”

Hij zag de Bottenvrouw haar schouders ophalen. “Je bent ook een idioot dat je dat hebt gedaan. Je eigen leven op het spel zetten voor een ander is dom.”

Thanos hield zijn hoofd schuin. Hij wist niet of hij haar ooit zou kunnen begrijpen. Maar, dacht hij terwijl hij een blik op Ceres wierp, dat was niet alleen op Jeva van toepassing.

“Je leven op het spel zetten is wat je doet voor je vrienden,” zei Thanos.

Jeva schudde haar hoofd. “Ik zou mijn eigen leven niet in gevaar brengen voor jou. Als het jouw tijd is om je bij de geesten van je voorouders te voegen, dan is het je tijd. Het is zelfs een eer.”

Thanos wist niet wat hij daarvan moest maken. Was ze serieus? Zo ja, dan leek het een beetje ondankbaar, gezien het risico dat hij en Ceres hadden genomen om haar te redden.

“Als ik had geweten dat het zo’n eer was om het boegbeeld van één van de schepen van de Eerste Steen te zijn, had ik je daar wel laten hangen,” zei Thanos.

Jeva keek hem licht fronsend aan. Nu was het haar beurt om te achterhalen of hij serieus was of niet.

“Je maakt een grapje,” zei ze, “maar je had me achter moeten laten. Zoals ik al zei, alleen een dwaas riskeert zijn leven voor anderen.”

Die filosofie was te wreed voor Thanos.

“Nou,” zei hij. “Ik ben in ieder geval blij dat je nog leeft.”

Jeva leek even na te denken. “Ik ook. Wat vreemd is. De doden zullen niet blij met me zijn. Misschien heb ik nog meer te doen. Ik zal met je meegaan tot ik weet wat dat is.”

Ze zei het alsof het iets was dat vast stond, iets waar Thanos niets over te zeggen had. Hij vroeg zich af hoe het moest zijn om te leven met de zekerheid dat de doden de leiding hadden.

“Is het niet vreemd?” vroeg hij haar.

“Wat is vreemd?” antwoordde Jeva.

“Je leven leiden in de veronderstelling dat de doden alle beslissingen nemen.”

Ze schudde haar hoofd. “Niet allemaal. Maar ze weten meer dan wij. Ze zijn met meer dan wij. Als zij spreken, moeten we luisteren. Kijk naar jezelf.”

Thanos fronste. Hij was niet één van de Bottenmensen die zich liet commanderen door degenen die met de doden spraken.

“Ik?”

“Zou je in deze situatie hebben gezeten zonder de beslissingen die je ouders en de ouders van je ouders hebben gemaakt?” vroeg Jeva. “Je bent een prins. Al je macht rust op de doden.”

Ze had een punt, maar Thanos wist niet of dat hetzelfde was.

“Ik bepaal wat ik doe voor de levenden, niet voor de doden,” zei hij.

Jeva lachte alsof het een bijzonder goede grap was, en kneep haar ogen toen samen. “Oh, je bedoelt het serieus. Wij hebben ook mensen die dat zeggen. Het zijn voornamelijk gestoorden. Maar ja, deze wereld is gestoord, dus wie ben ik om hen te veroordelen? Waar gaan we nu heen?”

Thanos had daar geen antwoord op.

“Ik weet het niet,” gaf hij toe. “Mijn vader vertelde me waar ik meer te weten kon komen over mijn echte moeder, en daarna zei de voormalige koningin dat ze ergens anders was.”

“Nou,” zei Jeva. “We moeten gaan. Nieuws van de doden mag niet genegeerd worden. We zouden ook terug kunnen gaan naar het land van mijn volk. Ze zullen ons verwelkomen na wat er met de vloot is gebeurd.”

Ze leek niet ontmoedigt door het vooruitzicht dat ze haar mensen over alle doden moest vertellen. Ze leek ook van tijd tot tijd even naar Ceres te kijken, met een blik van bewondering in haar ogen.

“Ze is alles dat je zei dat ze is. Wat er ook tussen jullie in staat, los het op.”

Ze deed het zo simpel klinken, alsof het zo eenvoudig was als het alleen maar uitspreken. Thanos betwijfelde dat iets ooit zo simpel kon zijn.

“Ik probeer het.”

“Doe beter je best,” zei ze.

Dat wilde Thanos ook. Hij wilde naar Ceres toe gaan en haar zijn liefde verklaren. Bovenal wilde hij haar vragen om de zijne te worden. Het leek alsof ze daar al eeuwen op wachtten.

Jeva wuifde hem weg. “Ga, ga naar haar toe.”

Thanos wist niet of hij het leuk vond om zo weggestuurd te worden, maar hij moest toegeven dat Jeva gelijk had als het aankwam op Ceres. Hij liep naar haar en de anderen toe, en zag dat ze een ernstige blik in haar ogen had.

Haar vader draaide zich naar hem om en pakte Thanos’ hand even vast.

“Het is goed om je weer te zien, jongen,” zei hij. “Als jij er niet was geweest hadden we het waarschijnlijk heel moeilijk gekregen.”

“Jullie zouden wel een uitweg gevonden hebben,” zei Thanos.

“Nu moeten we onze weg vinden,” antwoordde Berin. “Het lijkt erop dat iedereen hier ergens anders heen wil.”

Thanos zag Ceres knikken.

“De krijgsheren vinden dat we naar de vrije woestijn moeten gaan om huurlingen te worden,” zei ze. “Sartes heeft het erover dat hij terug wil naar het platteland van het Rijk. Ik denk erover om terug te gaan naar het Eiland van de Mist.”

“Jeva had het erover dat ze wel terug wil naar haar volk,” zei Thanos.

“En jij?” vroeg Ceres.

Hij dacht erover om haar te vertellen over het land van de wolkenbergen, over zijn moeder, en zijn kans om haar te vinden. Hij dacht dat hij overal wel kon wonen, zolang het maar met Ceres was. Maar toen keek hij naar Akila.

“Ik ga waar jij gaat,” zei hij, “maar ik denk niet dat Akila een lange reis zal overleven.”

“Dat denk ik ook niet,” zei Ceres.

Thanos kende haar goed genoeg om te weten dat ze al had besloten waar ze heen ging. Thanos was verrast dat ze niet al de leiding had genomen. Hij kon echter wel raden waarom. De laatste keer dat ze de leiding had gehad, had ze Delos verloren. Eerst aan Stephania, en toen aan Felldust.

“Het is goed,” zei Thanos, die haar arm aanraakte. “Ik vertrouw je. Ik ga waar jij gaat.”

Hij had het vermoeden dat hij niet de enige zou zijn. Ceres’ familie zou met haar mee gaan, en de krijgsheren hadden hun trouw aan haar gezworen, ondanks wat ze zeiden over elders het avontuur opzoeken. Wat betreft Jeva… wel, Thanos kende de vrouw niet goed genoeg om te weten wat zij zou doen, maar ze konden haar altijd ergens afzetten als ze dat wilde.

“We kunnen de smokkelboot die je naar Delos heeft gebracht niet inhalen,” zei Ceres. “Zelfs als we wisten waar ze was, kan deze kleine boot niet snel genoeg varen. En als we proberen om te ver te gaan… ik denk dat Akila dat niet zal halen.”

Назад Дальше